Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] B.V.,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2]en
[geïntimeerde3],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- een akte van [appellant] van 2 mei 2023
- het tussenarrest van 9 mei 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- een brief van [geïntimeerden] 28 augustus 2023 waarbij twee producties zijn overgelegd
- een akte van [appellant] , ingezonden op 31 augustus 2023 waarbij een productie is overgelegd
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 13 september 2023 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.Voorlopig getuigenverhoor en procedure bij de rechtbank
5.Het oordeel van het hof
Geen onjuiste inlichtingen van [geïntimeerden]
eventueel zouden komendan wel
konden komen. Dit is echter niet voldoende voor een geslaagd beroep op dwaling ter zake van te realiseren parkeerplaatsen. Hoewel het hof zich kan voorstellen dat [appellant] geen nauwkeurige herinnering meer heeft aan de exacte bewoordingen die [geïntimeerde2] zou hebben gebruikt, acht het hof niet aannemelijk dat [geïntimeerde2] een meer stellige toezegging zou hebben gedaan. Niet alleen waren de ingetekende parkeervakken niet van zijn hand, maar betroffen deze zoals gezegd een schets van de – ook tijdens de terhandstelling van de tekening reeds lang achterhaalde – situatie zoals die was (ingetekend) in 1994. Waar [appellant] werd gevraagd nauwkeuriger te omschrijven op welke mededeling hij zijn onjuist gebleken verwachting dan had gebaseerd, schreef hij deze bij herhaling toe aan [naam1] , [naam2] en [geïntimeerde2] gezamenlijk, maar wist de verwachting niet te concretiseren, laat staan te onderbouwen wat [geïntimeerde2] aandeel daarin zou zijn geweest. Ten slotte verklaarde [appellant] dat [geïntimeerde2] hem de tekening had gegeven om de gemeente
te overtuigenom de parkeerplaatsen ter plaatse te realiseren. Ook die omstandigheid verhoudt zich niet met de stelling dat [geïntimeerde2] een mededeling zou hebben gedaan op basis waarvan [appellant] ervan uit mocht gaan dat de parkeerplaatsen op het [adres1] daadwerkelijk zouden worden gerealiseerd.
Geen schending mededelingsplicht
Voorwaarde niet kenbaar