ECLI:NL:GHARL:2023:8722

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
200.320.066/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomsten met betrekking tot stilstand van windmolens en de rechten van molenaars

In deze zaak hebben drie molenaars hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin hun vorderingen werden afgewezen. De molenaars claimen het recht om de windmolens bij hun woningen 's nachts stil te laten staan, gebaseerd op afspraken die met een andere molenaar zijn gemaakt. De kern van het geschil draait om de uitleg van de contractuele afspraken tussen de molenaars en SwifterwinT, de ontwikkelaar van een windmolenpark in Flevoland. De molenaars zijn lid van een vereniging die hen de mogelijkheid biedt om economisch te profiteren van de windmolens, maar zij zijn van mening dat hun rechten niet gelijkwaardig zijn aan die van de andere molenaar die betere afspraken heeft gemaakt.

Het hof heeft op 17 oktober 2023 geoordeeld dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Het hof concludeert dat de molenaars geen recht hebben op de stilstand van de windmolens, omdat de afspraken met de andere molenaar niet automatisch van toepassing zijn op hen. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat de molenaars niet konden aanspraak maken op een regeling die specifiek was gemaakt voor de andere molenaar, omdat deze was gebaseerd op unieke omstandigheden die niet voor de molenaars golden. Het hof heeft de bezwaren van de molenaars als onvoldoende onderbouwd beschouwd en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.320.066/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 525825
arrest van 17 oktober 2023
in de zaak van

1.[appellant1] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2. [appellant2],
die woont in [woonplaats2] ,

3. [appellant3] ,

die woont in [woonplaats2] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna samen:
de molenaarsen ieder afzonderlijk
[appellant1],
[appellant2]en
[appellant3],
advocaat: mr. J. de Ruiter te Kampen,
tegen
SwifterwinT op Land B.V.,
die is gevestigd in Dronten,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
SwifterwinT,
advocaat: mr. H.A. Bijkerk te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 18 april 2023 heeft op 2 oktober 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze zaak beroepen de molenaars zich op het recht de molens bij hun woningen ’s nachts stil te laten staan, omdat die afspraak ook met een andere molenaar is gemaakt. Volgens hen kunnen zij contractueel aanspraak maken op deze ‘betere afspraak’ met die andere molenaar. Dat conflict heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
SwifterwinT heeft een vergunning gekregen voor de ontwikkeling van een windmolenpark in de provincie Flevoland. Dat windmolenpark strekt zich uit over de gemeenten Dronten en Lelystad. Omwonenden zijn in de gelegenheid gesteld om economisch mee te delen in de door de windmolens te genereren opbrengsten door middel van lidmaatschap van de vereniging SwifterwinT en investering in de aankoop van certificaten van aandelen in de stichting administratiekantoor SwifterwinT. Met het lidmaatschap van de vereniging verplichtten de leden zich tot volledige medewerking aan het windmolenproject. De molenaars zijn lid van de vereniging.
2.3
Windmolens moeten voldoen aan bepaalde geluidsnormen voor in de omgeving aanwezige gebouwen. Voor gebouwen die deel uitmaken van de planologische inrichting van het windmolenpark geldt dit niet. Als het bij zo'n gebouw om een woning gaat, wordt die aangemerkt als bedrijfswoning en zijn daarop de geluidsnormen niet meer van toepassing. Zulke woningen worden ook wel molenaarswoningen genoemd. Op basis van akoestisch onderzoek zijn binnen het windmolenpark zes woningen aangemerkt als molenaarswoningen. De eigenaren van vijf van deze woningen zijn de eisers in eerste aanleg in deze procedure. Drie van hen zijn in hoger beroep gekomen. De zesde woning is eigendom van de heer [naam1] .
2.4
Voor `gewone' woningen geldt een vaste vergoedingssystematiek voor de overlast die met de aanwezigheid van windmolens gepaard gaat. Voor de molenaarswoningen moesten tussen SwifterwinT en de molenaars `op maat gemaakte' regelingen worden getroffen. Die regelingen zijn vastgelegd in gelijkluidende molenaarsovereenkomsten van
9 en/of 10 februari 2021 tussen SwifterwinT en de molenaars.
2.5
Aan het sluiten van de molenaarsovereenkomsten zijn diverse besprekingen voorafgegaan. [naam1] , de zesde molenaar en geen partij in deze procedure, heeft er de voorkeur aan gegeven om individuele afspraken te maken. Hij heeft zich niet bij de gemeenschappelijke onderhandelingen van de molenaars met SwifterwinT aangesloten.
2.6
Tijdens het eerste overleg op 4 april 2018 is door SwifterwinT toegezegd dat afspraken voor de zes Molenaarswoningen op gelijke basis zullen worden gemaakt, bijvoorbeeld volgens dezelfde structuur of hetzelfde bedrag.
2.7
Tijdens het gesprek op 18 april 2018 van SwifterwinT met [appellant1] , [naam2] en [naam3] (de twee eigenaren, die niet in hoger beroep zijn gekomen) zijn de volgende (voorlopige) afspraken gemaakt:
a. Een vaste jaarlijkse vergoeding voor alle woningeigenaren van € 12.000 en indexatie zoals geldt voor de woningvergoeding.
b. De mogelijkheid tot 30 uur stilstand per woning per jaar, waarvoor geldt dat ieder uur dat niet gebruikt wordt € 100 extra vergoeding wordt uitgekeerd met een maximum van € 3.000 per jaar (niet geïndexeerd).
c. Indien er een betere afspraak wordt gemaakt met eigenaren van andere molenaarswoningen dient de afspraak met deze woningeigenaren ook verbeterd te worden.
2.8
De definitieve, hiervan afwijkende afspraken zijn in februari 2021 vastgelegd in de molenaarsovereenkomsten. Het recht op stilstand is dan niet meer aan de orde, en de vergoedingsregeling is verbeterd. Deze regeling komt neer op
- een jaarlijkse vergoeding van € 15.000 voor hinder en overlast van alle windturbines;
- een jaarlijkse vergoeding van € 2.000 voor de uitvoering van beheers- en onderhoudstaken;
- een eenmalige vergoeding van 20.000 voor woningverbetering.
2.9
Het individuele traject tussen [naam1] en SwifterwinT heeft op
21 september 2018 geleid tot een tussen deze partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. In die overeenkomst is onder andere het volgende opgenomen.
Windturbines
(…)
2. SwifterwinT en/of RivierduinwinT zullen aan Windturbine RD 11 een stilstandsvoorziening aanbrengen, die voorziet in het altijd stil zetten van Windturbine RD 11 tussen 23.00 uur `s avonds en 07.00 uur `s ochtends. Windturbine RD 11 zal derhalve te allen tijde stilstaan tussen 23.00 uur 's avonds en 07:00 `s ochtends.
(…)
Vergoedingen/belasting
8. SwifterwinT betaalt [naam1] een jaarlijkse vergoeding van EUR 15.000,- in verband met de aanduiding `Molenaarswoning' in artikel 12.1 van het Rijksinpassingsplan Windplan Blauw of een hiermee vergelijkbare planologische regeling, welke vergoeding Partijen beschouwen als de in artikel 2 lid 3 van Bijlage 3.C van de Overeenkomst SwifterwinT (Financiële Vergoedingssystematiek Woningeigenaren) genoemde op maat gemaakte vergoeding. De vergoedingsperiode en betalingstermijnen in Overeenkomst SwifterwinT zijn van toepassing. Deze vergoeding bestaat uit een vast deel van EUR 10.000,- en een variabel deel van EUR 5.000,-. Het variabele deel komt overeen met een 'knop' om Windturbines RD-10 en/of RD-11 maximaal 50 uur in totaal voor beide Windturbines stil te zetten a
EUR 100,- per uur. De vergoeding van EUR 15.000,- daalt dus indien [naam1] gebruik maakt van deze optie tot stilstand.
2.1
De molenaars hebben gevorderd dat de rechtbank ‘voor recht verklaart [1] ’ dat de afspraken over de stilstand van de windturbine bij [naam1] eveneens van toepassing zijn op de ander vijf molenaars, op grond van wat met die molenaars is overeengekomen. Ook is een veroordeling van SwifterwinT gevorderd tot stilstand van de nabijgelegen windturbine tussen 23:00 uur 's avonds en 07:00 uur ’s ochtends, met betaling van een vergoeding van
€ 50 per uur per molenaar vanaf het moment van ingebruikname in het geval de windturbine niet stilstaat of heeft stilgestaan.
2.11
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

Thematische behandeling
3.1
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis in stand blijft. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) van de molenaars zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Inleiding
3.2
Het draait in deze zaak om de uitleg van de tussen SwifterwinT en de molenaars gemaakte afspraken. De vraag is of hun positie verbeterd moet worden omdat een betere afspraak is gemaakt met de eigenaar van een andere molenaarswoning. Specifiek is de vraag of [naam1] met de nachtelijke stilstandsvoorziening een betere afspraak met SwifterwinT heeft gemaakt.
3.3
Zoals de rechtbank ook heeft overwogen, kan de vraag hoe in de overeenkomsten met de molenaars de verhouding van partijen is geregeld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het namelijk aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Uitleg van de gemaakte afspraken
3.4
De bezwaren van de molenaars bevatten geen argumenten die de rechtbank niet al heeft gewogen en te licht heeft bevonden. Het hof schaart zich achter de overwegingen die de rechtbank daaraan heeft gewijd en voegt daar voor alle duidelijkheid nog het volgende aan toe.
3.5
De met [naam1] gemaakte afspraken beperken zich niet tot de stilstand van de molen bij zijn woning gedurende de nachtelijke uren. Daarnaast zijn ook vergoedingen afgesproken die deels dienen ter compensatie van hinder en overlast. De molenaars hebben wat dat laatste betreft met SwifterwinT iets gunstiger afspraken gemaakt dan [naam1] . Voor het antwoord op de vraag of [naam1] een betere afspraak heeft gemaakt dan zij, is daarom niet bepalend of een enkel afzonderlijk onderdeel van de met hem gemaakte afspraken beter is dan de afspraken met de molenaars. Anders gezegd: het feit dat met
[naam1] een stilstandsvoorziening voor de nachtelijke uren is overeengekomen en met de anderen niet, maakt de met hem gemaakte afspraken nog niet beter. Voor zover de molenaars daar wel vanuit gaan, is dat onterecht.
3.6
Ook als de stilstandsvoorziening wordt beoordeeld in samenhang met de overeengekomen vergoedingen, kan niet van een betere afspraak worden gesproken: in de discussie met de molenaars is het steeds gegaan over de te ontvangen vergoedingen ter compensatie van hinder en overlast (ook ‘s nachts) en de wens om ‘voor het comfort’ te kunnen kiezen voor een stilstand van een beperkt aantal uren per woning per jaar. Uit de verslaglegging van de gevoerde besprekingen waar de molenaars zich op beroepen, blijkt dat met de aanduiding ‘comfort’ wordt bedoeld dat overdag geen overlast wordt ervaren van de slagschaduw die de molens veroorzaken. De molenaars zouden in deze variant ook een vergoeding krijgen voor de uren dat van die mogelijkheid geen gebruik zou worden gemaakt. Deze twee onderdelen van de discussie over de te maken afspraken bepalen in belangrijke mate het kader waarin de molenaars betekenis mochten toekennen aan de toezegging dat ‘een betere afspraak’ met een andere molenaar ook voor hen zou gelden. Het zou dan kunnen gaan om een betere financiële regeling en/of een (ruimere) mogelijkheid om overdag voor het genoemde comfort te kiezen.
3.7
De molenaars konden op grond van deze onderhandelingen niet zonder meer aanspraak maken op een regeling die betrekking heeft op nachtelijke rust, en die met een andere molenaar is overeengekomen op grond van een specifieke bestuursrechtelijke verplichting die uitsluitend voor deze molenaar gold. Daarvan was echter wel sprake: de molenaars hebben niet (gemotiveerd) bestreden dat de nachtstilstand van de windmolen bij
[naam1] (RD-11) een specifieke planologische achtergrond heeft die voor de andere windmolens niet opgaat: uit het door SwifterwinT overgelegde akoestisch onderzoek blijkt dat deze windmolen in de nacht moet worden stilgezet om te kunnen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Bepalend daarvoor was de locatie van een woning die niet als molenaarswoning was aangemerkt. Die verplichting zou ook gelden als daarover in de vaststellingsovereenkomst met [naam1] zou zijn gezwegen.
3.8
De molenaars hebben in dit verband aangevoerd dat de planologische situatie nog kan wijzigen, waarna nachtstilstand van RD-11 niet meer verplicht zou zijn. SwifterwinT heeft volgens hen bovendien de mogelijkheid ongebruikt gelaten om de woning te kopen die aanleiding gaf tot deze bestuursrechtelijke regel en deze af te breken of te verhuren aan personen die zouden instemmen met 24-uursproductie van de windturbine. Ook voeren zij aan dat het mogelijk zou zijn geweest om die woning alsnog als molenaarswoning te etiketteren. Het hof ziet echter niet in waarom al die mogelijkheden – waarvan hoe dan ook geen gebruik is gemaakt - relevant zouden zijn voor de afspraken die met de molenaars en [naam1] zijn gemaakt. De vorderingen zijn immers gebaseerd op wat is afgesproken en niet op wat afgesproken had kunnen worden. Bovendien: als SwifterwinT van een van de beweerdelijke mogelijkheden al wel met succes gebruik zou hebben gemaakt, dan zou niet langer de noodzaak bestaan de windmolen bij [naam1] ’s nachts stil te zetten. De vorderingen zijn er echter juist op gebaseerd dat SwifterwinT gehouden is de molen bij [naam1] ’s nachts wel stil te zetten. Het hof ziet daarom niet in welk belang van de molenaars ermee gediend zou kunnen zijn als SwifterwinT van deze mogelijkheden gebruik zou hebben gemaakt (verondersteld dat ze inderdaad bestonden – wat wordt bestreden).
3.9
Van de zijde van de molenaars is nog wel aangevoerd dat de nachtrust tussen partijen wel degelijk aan de orde is gekomen en dat zij hebben gesproken over vergoedingen bij minder nachtstilstand. Dat blijkt echter niet uit de gespreksverslagen waar de molenaars zich op beroepen, en het is onverenigbaar met de opmerking van hun advocaat ter zitting in eerste aanleg dat over de nachtstilstand als zodanig juist niet is gesproken. Ter toelichting op de zitting bij het hof is opgemerkt dat de molenaars wel met [naam1] over de nachtstilstand hebben gesproken. Hij was echter geen gesprekspartner bij het overleg tussen SwifterwinT en de molenaars. Aan dergelijke besprekingen komt daarom geen betekenis toe.
De bewering dat partijen voorafgaand aan de overeenkomsten over nachtstilstand hebben gesproken, is met dit alles onvoldoende onderbouwd. Voor zover bedoeld is een beroep te doen op gesprekken die daarover nadien zijn gevoerd (toen de molenaars op de hoogte waren geraakt van de met [naam1] gemaakte afspraken), gaat het hof daaraan ook voorbij, omdat de overeenkomsten met de molenaars op dat moment al waren gesloten en de vorderingen van de molenaars - het zij herhaald - op die overeenkomsten zijn gebaseerd. Voor bewijsvoering op dit punt ziet het hof om die reden geen ruimte.
3.1
Bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de molenaars de stilstandsvoorziening toch als een betere afspraak in de zin van de overeenkomsten mochten aanmerken, zijn niet aangevoerd. Zo’n omstandigheid is niet het gegeven dat de bestuursrechtelijke verplichting ook als een contractuele verplichting in de vaststellingsovereenkomst met [naam1] is opgenomen. Aan de op SwifterwinT rustende verplichting verandert dat immers niets.
De conclusie
3.11
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat de molenaars in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 13 juli 2022;
veroordeelt de molenaars tot betaling van de volgende proceskosten van SwifterwinT:
€ 783 aan procedurele kosten
€ 2.366 aan salaris van de advocaat van SwifterwinT (2 procespunten x appeltarief II)
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door M.W. Zandbergen, J. Smit, en A.L. Goederee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
17 oktober 2023.

Voetnoten

1.Deze formulering is in hb weggevallen.
2.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.