Uitspraak
1.[appellante1] ,
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
(“dat had nooit mogen gebeuren”) en dat zij dit had gedaan om de
“lieve vrede”met de buren te bewaren. Echter, gesteld noch gebleken is dat er toen sprake was van een conflict; [geïntimeerden] kwamen er wonen en wilden fruitbomen planten op het achtergedeelte dat zij recentelijk hadden gekocht en [appellanten] stemden daar zonder meer mee in. Het conflict is pas na maart 2021 ontstaan toen [geïntimeerden] het plan opvatten om het achterdeel te gaan gebruiken voor de paarden van de partner van hun zoon. Duidelijk is ook dat het echtpaar [appellanten] de toezegging van hun dochter nooit hebben herroepen maar dat zij zich hieraan gebonden achtten. Dat verandert pas in dit hoger beroep nu zij in reconventie ontruiming vorderen van dit perceelsgedeelte.
“de familie [appellant2 en appellante3] de weilanden mocht gebruiken op basis van een persoonlijke afspraak.”Ook hecht het hof er waarde aan dat [appellanten] in al die jaren nooit naar de notaris zijn gegaan om ervoor te zorgen dat zij als eigenaar van het achterdeel in het kadaster zouden worden geregistreerd, vooral nadat de verjaringstermijn was verstreken. [appellanten] zeggen hierover op de zitting dat zij niet begrepen “
hoe dat allemaal werkte”maar dat vindt het hof onaannemelijk. Ook hieruit volgt dat [appellanten] zich niet als bezitter gedroegen.