ECLI:NL:GHARL:2023:8610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
200.312.687
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gezamenlijk gezag in een complexe scheidingssituatie met betrekking tot de ontwikkeling van kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van de ouders over hun kinderen. De moeder had verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen, maar het hof heeft besloten het gezamenlijk gezag in stand te houden. De ouders vertonen een diskwalificerende houding ten opzichte van elkaar, wat een bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft in zijn overwegingen het advies van de raad voor de kinderbescherming meegenomen, die adviseerde om het gezamenlijk gezag te handhaven en een begeleide omgangsregeling vast te stellen. De raad constateerde dat de kinderen opgroeien in een complexe scheidingscontext, waarin de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. De moeder was van mening dat het gezamenlijk gezag moest worden beëindigd, omdat de vader gezagsbeslissingen structureel tegenhield. De vader daarentegen was van mening dat de beschikking van de rechtbank moest worden bekrachtigd. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders een gelijkwaardige rechtspositie moeten behouden en dat de negatieve wisselwerking tussen hen niet zal verbeteren bij beëindiging van het gezag van de vader. De beslissing over het gezag is genomen op basis van de stukken en eerdere mondelinge behandelingen, zonder dat er een nieuwe zitting nodig was. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.687/01
(zaaknummers rechtbank Gelderland 360794 en 389420)
beschikking van 10 oktober 2023
inzake
[verzoekster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.V.S van Baarle te Zeewolde.
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie Venlo,
gevestigd te Heerlen,
verder te noemen: de GI.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 20 december 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een rapport van de raad voor de kinderbescherming van 25 juli 2023;
  • een journaalbericht van 14 augustus 2023 met een brief van diezelfde datum van mr. Gerrits, en
  • een journaalbericht van 14 augustus 2023 met een brief van diezelfde datum van mr. Van Baarle.

2.De verdere beoordeling

kader
2.1
Deze procedure gaat alleen nog over het verzoek van de moeder om te bepalen dat het eenhoofdig gezag over de kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , bij haar komt te rusten. De overige verzoeken van de vader over de dwangsom op de informatieregeling en het benoemen van een bijzonder curator dan wel deskundige zijn tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 16 november 2022 door de vader ingetrokken. Op 20 december 2022 heeft het hof een tussenbeschikking gegeven. In die beschikking heeft het hof de raad verzocht - tegelijk met het door de rechtbank bevolen onderzoek naar de zorgregeling - ook onderzoek te doen naar welke gezagsbeslissing het meest in het belang van de kinderen is. Het hof blijft bij wat hij heeft overwogen en beslist in de beschikking van 20 december 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
advies raad
2.2
De raad adviseert het hof het gezamenlijk gezag van de ouders in stand te laten. Daarnaast adviseert de raad de rechtbank om een begeleide omgangsregeling vast te stellen tussen de kinderen en de vader conform het BOR-traject (niveau 3) en de eindbeslissing over de zorgregeling voor de duur van negen maanden aan te houden in afwachting van de resultaten uit de BOR. Parallel aan het BOR-traject vindt de raad dat expertise van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) gewenst en noodzakelijk is, omdat alle expertise van instanties die reeds verbonden zijn aan de kinderen de diepgewortelde systemische problematiek niet kunnen doorgronden en de ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen de afgelopen jaren eerder in ernst lijkt te zijn toegenomen.
De raad constateert dat de kinderen opgroeien in een zeer complexe scheidingscontext, waarin de beleving van de gezinsleden ver uit elkaar ligt. De individuele copingstijl (Hof: de wijze waarop zij omgaan met stress) van de ene ouder botst met die van de andere ouder en dit vergroot de ontstane kloof, het wantrouwen in elkaar en de diskwalificerende houding van de ouders naar elkaar. Hoe meer druk vader zet op zijn gemis aan informatie door een dwingende en juridiserende wijze, des te meer gaat moeder vermijden door de informatiedeling op een krampachtige en uiterst minimale wijze in te vullen. Verder concludeert de raad dat de kinderen klem zitten tussen hun ouders, maar dat dit een gevolg is van de systemische dynamiek en niet van de gezagssituatie. Daarom legt de raad naast zich neer dat [de minderjarige1] zegt dat hij zich beklemd voelt door vaders gezag. Beide ouders hebben tijd nodig om te komen tot toestemming en/of medewerking, waardoor beslissingen en processen tot nu toe met vertraging zijn verlopen. De tussenkomst van de gezinsvoogdijinstelling biedt voldoende mogelijkheden om sturing te geven aan de ouders. De raad heeft er weinig vertrouwen in dat de moeder de vader zonder gezag voldoende zal informeren over de ontwikkeling van de kinderen.
standpunt moeder
2.3
De advocaat van de moeder heeft het hof bericht dat de moeder niet akkoord is met het advies van de raad over het gezag. Er zijn volgens haar meer dan voldoende gronden om over te gaan tot beëindiging van het gezag van de vader. De vader heeft gezagsbeslissingen structureel tegengehouden en gefrustreerd. De moeder voorziet dat bij het in stand laten van het gezamenlijk gezag in de nabije toekomst opnieuw conflictsituaties en situaties waarin de kinderen klem en verloren raken zullen ontstaan.
De moeder is ook niet akkoord met het advies over de omgang; zij vindt dat eerst een NIFP-onderzoek moet worden uitgevoerd.
De raad heeft volgens de moeder ten onrechte de indruk dat de huidige problematiek bij de kinderen te wijten is aan de gezinsdynamiek. [de minderjarige1] krijgt niet de rust en de ruimte om zijn trauma’s te verwerken. Zij verzoekt het hof om de procedure zowel ten aanzien van het gezag als ten aanzien van het starten van een BOR-traject aan te houden in afwachting van het eerst uit te voeren NIFP-onderzoek. De raad kan aansluitend op het onderzoek adviseren of de adviezen over het BOR-traject en het gezag nog steeds passend zijn.
standpunt vader
2.4
De advocaat van de vader heeft het hof bericht dat de vader zich los van enkele kleine, vooral feitelijke onjuistheden kan vinden in het advies van de raad. Hij verzoekt het hof het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Hij heeft geen behoefte aan een zitting bij het hof, omdat dit volgens hem strijdverhogend kan zijn.
het oordeel van het hof
2.5
Het hof overweegt allereerst dat het hof geen beslissing zal geven over een eventueel BOR-traject en NIFP-onderzoek. De beslissing hierover laat het hof over aan de kinderrechter in de rechtbank die eerder het onderzoek naar de zorgregeling heeft bevolen, nu ter beoordeling bij het hof uitsluitend de gezagskwestie voorligt.
2.6
Het hof acht zich voldoende voorgelicht op basis van de stukken, de mondelinge behandeling op 16 november 2022, het rapport van de raad en de reactie hierop van partijen om thans een beslissing over het gezag te kunnen geven. Daarom gelast het hof geen nieuwe mondelinge behandeling.
2.7
Het hof is van oordeel dat het gezamenlijk gezag van de ouders in stand moet blijven. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de raad concludeert dat niet zozeer het gezamenlijk gezag van de ouders maar de manier waarop de ouders op elkaar reageren en hun diskwalificerende houding ten opzichte van elkaar een bedreiging voor de ontwikkeling van de kinderen vormen. Er is sprake van een zeer verstoord gezinssysteem en het is volgens de raad noodzakelijk dat de professionals dit verder in beeld krijgen. De raad heeft vastgesteld dat de druk die de vader uitoefent om informatie te krijgen over de kinderen een averechts effect heeft op en extra spanningen veroorzaakt bij de moeder en de kinderen. Daardoor zijn zij juist minder genegen om de informatie te verstrekken, wat de frustratie van de vader dan weer verhoogt. Deze negatieve wisselwerking zal niet veranderen bij een beëindiging van zijn gezag, want de vader blijft behoefte houden aan informatie en heeft daar tot op zekere hoogte ook recht op. Beide ouders zijn de afgelopen jaren tekortgeschoten in de gezagsuitoefening en hebben vertraging bij de inzet van hulp en inschrijving bij een school laten ontstaan, aldus de raad.
Het hof leidt uit de toelichting van de gezinsvoogdijwerkers en het raadsrapport verder af dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling door twee gezinsvoogdijwerkers, een voor de moeder en een voor de vader, goed werkt. De komende tijd volgen mogelijk een BOR-traject en vermoedelijk een NIFP-onderzoek. In het kader van de uitvoering daarvan is het ook wenselijk dat de vader het gezag behoudt. De ouders hebben dan een gelijkwaardige (rechts)positie en de gezinsvoogdijwerkers kunnen dan nauw contact onderhouden met zowel de vader als de moeder, coördineren en afstemmen met de professionals en beide ouders zo nodig aanwijzingen geven.
2.8
Op grond van dat wat hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten moet worden afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissing over het gezag bekrachtigen.
2.9
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten zal dragen, omdat deze procedure over hun kinderen gaat.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 1 april 2022 ten aanzien van de beslissing over het gezag over de kinderen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, J.B. de Groot en J.G. Knot, bijgestaan door de griffier, en is op 10 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.