ECLI:NL:GHARL:2023:8530

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
21-002242-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en mishandeling van een politieagent met vrijspraak van bedreiging in jeugdstrafrechtzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2004, was aangeklaagd voor belediging, bedreiging en mishandeling van een politieagent tijdens een incident op 27 januari 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de politieagent beledigd heeft door haar te beschuldigen van 'kankerhoer' en haar in het gezicht heeft geslagen. De bedreiging met de woorden 'Ik maak je dood' kon echter niet bewezen worden, omdat er geen steunbewijs voorhanden was. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van zestien uren en acht dagen jeugddetentie, waarbij rekening is gehouden met de impact van de feiten op de politieagent en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De vordering van de benadeelde partij, de politieagent, tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van €200,- voor immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002242-22
Uitspraak van 10 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 24 mei 2022 met parketnummer 16-037522-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw,
mr. S. Melliti, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 27 januari 2022 te [pleegplaats] , opzettelijk een (politie)ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;2.
zij op of omstreeks 27 januari 2022 te [pleegplaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
zij op of omstreeks 27 januari 2022 te [pleegplaats] , een (politie)ambtenaar, [slachtoffer] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof is van oordeel dat voor de bedreiging waarbij de verdachte “Ik maak je dood” of woorden van gelijk dreigende aard of strekking zou hebben gezegd, geen steunbewijs in het dossier aanwezig is. Anders dan de kinderrechter en de advocaat-generaal ziet het hof daarvoor geen steun in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] .

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en mishandeling van verbalisant [slachtoffer] . [slachtoffer] hoorde dat zij werd uitgescholden voor kankerhoer. Door de mondbeweging die de verdachte maakte, wist [slachtoffer] dat het de verdachte was die haar uitschold. Daarnaast zag en voelde [slachtoffer] dat zij door de verdachte in haar gezicht werd geslagen. Verbalisant [naam verbalisant] hoorde dat [slachtoffer] werd uitgescholden voor kankerhoer en zag dat de verdachte een zwaaiende beweging met haar arm maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken. Een proces-verbaal van een verbalisant heeft een hoge bewijswaarde en op de inhoud daarvan moet vertrouwd kunnen worden. Met het proces-verbaal van [slachtoffer] dient echter behoedzaam te worden omgegaan omdat zij ook de aangeefster is in deze zaak. Tijdens haar verhoor bij de raadsheer-commissaris heeft aangeefster verklaard dat het zou kunnen dat ze een en ander niet goed in het proces-verbaal heeft gezet en heeft de raadsheer-commissaris haar geconfronteerd met de camerabeelden waarop het moment is te zien dat de verdachte als het ware tussen haar zusje en aangeefster kwam staan. Op de camerabeelden en filmpjes is niet te horen dat de verdachte [slachtoffer] uitscheldt voor kankerhoer. Ook is niet te zien dat de verdachte [slachtoffer] slaat. Objectieve beelden spreken meer dan duizend woorden. Het is juist de verdachte die door aangeefster is geduwd.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en mishandeling van verbalisant [slachtoffer] . Het door de raadsvrouw gevoerde vrijspraakverweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Uit het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer] volgt dat [slachtoffer] bezig was met de aanhouding van het zusje van de verdachte
(hierna: [zusje verdachte] )toen zij zag dat de verdachte haar de weg versperde. [slachtoffer] hoorde dat zij door de verdachte werd uitgescholden voor kankerhoer. [slachtoffer] heeft daarop de verdachte aan de kant gezet en voelde dat zij direct met kracht op haar rechteroog werd geslagen. [slachtoffer] brak hierop direct haar aanvankelijke actie – de aanhouding van [zusje verdachte] – af en ging in plaats daarvan over tot aanhouding van de verdachte. Omdat [slachtoffer] aanvankelijk bezig was met de aanhouding van [zusje verdachte] , had [slachtoffer] [zusje verdachte] in het zicht en moet ze naar het oordeel van het hof hebben gezien dat het niet [zusje verdachte] was die haar in het gezicht sloeg. Van een kennelijke persoonsverwisseling kan dan ook geen sprake zijn geweest.
[slachtoffer] heeft op 22 juni 2023 bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij tijdens het opmaken van het proces-verbaal goed in beeld had wie wat had gezegd. [slachtoffer] koppelt daarbij een woord aan gebaren en mondbewegingen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij een tik in haar gezicht kreeg van de verdachte en ‘auw’ zei. De verdachte was de enige die op dat moment voor haar stond.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] blijkt dat hij zag dat de verdachte tijdens de aanhouding van [zusje verdachte] ertussen sprong. De verdachte maakte daarbij met haar linkerarm een zwaaiende beweging in de richting van het gezicht van [slachtoffer] . [slachtoffer] riep op dat moment ‘auw’. [naam verbalisant] hoorde de verdachte tegen [slachtoffer] zeggen dat zij een kankerwijf was, of woorden van gelijke strekking.
De verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar beledigd en geslagen heeft, vindt steun in de verklaring van [naam verbalisant] . Hetgeen op de camerabeelden en filmpjes is te zien en de verklaringen afgelegd bij de raadsheer-commissaris maken dat niet anders.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij opof omstreeks27 januari 2022 te [pleegplaats] , opzettelijk een (politie)ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening vanzijn/haar bediening, inzijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, doorhem/haar het woord toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
zij opof omstreeks27 januari 2022 te [pleegplaats] , een (politie)ambtenaar, [slachtoffer] , gedurendeen/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer]één of meerdere malenin/tegenhet gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die haar niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

In eerste aanleg is de verdachte – kort gezegd en zakelijk weergegeven – voor alle drie de ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van vierentwintig uren, subsidiair twaalf dagen hechtenis met een proeftijd van één jaar en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafecht.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[zusje verdachte] , het zusje van de verdachte, heeft de politie gebeld vanwege een incident op school, waarvan zij het slachtoffer was. De politieagenten, onder wie verbalisant [slachtoffer] , kwamen naar aanleiding van die oproep ter plaatse. De situatie aldaar liep uit de hand, waarbij de verdachte [slachtoffer] heeft uitgescholden voor kankerhoer en haar in het gezicht heeft geslagen. De verdachte heeft er met haar handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag en heeft bovendien ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit terwijl verbalisanten juist de maatschappelijke veiligheid beogen te waarborgen en daar in dit geval mee bezig waren. Deze feiten hebben grote impact gehad op [slachtoffer] , zoals is gebleken uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor haar handelen. Het hof rekent de verdachte deze feiten aan.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het hof overweegt dat de rechtbank een passende en geboden straf heeft opgelegd voor hetgeen door de rechtbank is bewezenverklaard Het hof spreekt de verdachte echter vrij van de tenlastegelegde bedreiging. Het hof zal daarmee bij de strafoplegging rekening houden.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van zestien uren, subsidiair acht dagen jeugddetentie passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vordering tot schadevergoeding toe te wijzen zoals de rechtbank heeft gedaan.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege vaste rechtspraak. Er dient terughoudend te worden omgegaan met het toewijzen van immateriële schade bij belediging.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,- (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200,- (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 januari 2022.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 10 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 oktober 2023.
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. S.H. Diepeveen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.