ECLI:NL:GHARL:2023:840

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.292.257/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onbetaalde facturen en toepassing garantieregeling in civiele zaak tussen Lokken Groenvoorziening B.V. en Bakker Midwolda LMB B.V.

In deze zaak heeft Lokken Groenvoorziening B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een vordering van Bakker Midwolda LMB B.V. tot betaling van onbetaalde facturen werd toegewezen voor een deel. Lokken had drie tractoren afgenomen van Bakker en had in de periode van 2015 tot 2017 werkzaamheden laten uitvoeren aan deze tractoren. Bakker vorderde betaling van een bedrag van € 23.869,56, maar de kantonrechter kende slechts € 9.752,18 toe. Lokken stelde dat de kosten voor de reparaties onder de Garantie & Service Plus regeling vielen, waardoor Bakker deze kosten niet in rekening kon brengen. Het hof oordeelde dat Lokken niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep, omdat zij geen grieven had aangevoerd tegen het vonnis van de kantonrechter. Het incidenteel hoger beroep van Bakker werd afgewezen, omdat de vordering tot betaling van de facturen onvoldoende was onderbouwd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Lokken tot betaling van de proceskosten in het principaal hoger beroep, terwijl Bakker werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in het incidenteel hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.292.257/02
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8424296)
arrest van 31 januari 2023
in de zaak van
Lokken Groenvoorziening B.V.,
die is gevestigd in Gasselternijveenschemond,
die hoger beroep heeft ingesteld,
geïntimeerde is in het incidenteel hoger beroep
en die bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
Lokken,
vertegenwoordigd door mr. D.J. Kap, die kantoor houdt in Haren (Gr.)
tegen
Bakker Midwolda LMB B.V.,
die is gevestigd in Midwolda,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
die ook hoger beroep (incidenteel hoger beroep) heeft ingesteld,
en die bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
Bakker,
vertegenwoordigd door mr. H.G.B. van der Wal, die kantoor houdt in Winschoten.

1.Het verloop van de procedure bij het hof

1.1
Lokken heeft op 22 maart 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van
22 december 2020 en het herstelvonnis van 2 maart 2021 dat de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
De eerdere advocaat van Lokken heeft zich uit de zaak teruggetrokken, nadat Lokken na meerdere aanhoudingen geen memorie van grieven had genomen. Daarna heeft het hof beslist dat het recht van Lokken om een memorie van grieven te nemen (op grond van artikel 133 lid 4 Rv in verbinding met de artikelen 6.2-6.4 van het bij het hof geldende Landelijk Procesreglement) is komen te vervallen. Hierna is het hoger beroep van Lokken geroyeerd.
1.3
Bakker heeft de zaak op 12 april 2022 heropend met een memorie van eis in incidenteel appel. Daarop is door Lokken, vanaf dan vertegenwoordigd door mr. Kap, gereageerd met de memorie van antwoord in incidenteel appel van 5 juli 2022.
1.4
Het hof heeft de zaak niet geselecteerd voor een mondelinge behandeling. Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd op het door Bakker aan het hof gestuurde dossier.

2.De feiten en waar deze zaak over gaat

2.1
Lokken heeft bij Bakker drie tractoren afgenomen: een New Holland T5.95, een New Holland T6010 en een New Holland T6.140. Partijen hebben voor elke tractor een financial leasecontract gesloten.
2.2
In opdracht van Lokken heeft Bakker in de periode 22 december 2015 tot en met
22 augustus 2017 werkzaamheden uitgevoerd aan de tractoren.
2.3
Bakker heeft daarvoor meerdere facturen gestuurd. Een deel daarvan is onbetaald gebleven. Op 6 maart 2019 en 19 maart 2019 heeft de incassogemachtigde van Bakker Lokken in gebreke gesteld en een redelijke termijn tot voldoening gegeven, en buitengerechtelijke incassokosten en rente gevorderd. Ook daarna is betaling van het restant uitgebleven.
2.4
Nadat zij werd gedagvaard, heeft Lokken op 11 juni 2020 € 1.130,44 betaald, wat is afgeboekt op zes facturen die in hoger beroep niet meer relevant zijn.
2.5
Bakker heeft bij de kantonrechter vervolgens betaling van € 23.869,56 gevorderd. Daaraan lagen vijf facturen ten grondslag, zoals in de tabel vermeld. De kantonrechter heeft in het (gecorrigeerde) eindvonnis € 9.752,18 toegewezen. Dat bedrag is opgebouwd uit € 8.877,10 voor factuurnummer 16201775, € 875,08 aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 15 september 2016 tot aan de dag van volledige betaling. Voor het overige is de vordering afgewezen.
Factuurdatum
Factuurnummer
Tractor
Bedrag
Beslissing kantonrechter
15 - 8 - 2016
16201775
T6.140
€ 8.877,10
toegewezen
24 - 10 - 2016
16202798
T5.95
€ 2.631,67
afgewezen
24 - 10 - 2016
16202823
T5.95
€ 2.710,76
afgewezen
3 - 8 - 2017
17201724
T6010
€ 11.154,45
afgewezen
22 - 9 - 2017
17202433
T6010
€ 3.609,72
afgewezen
2.6
In het principaal appel van Lokken zijn geen bezwaren geformuleerd. Het doel van het incidenteel hoger beroep van Bakker is dat de vordering volledig wordt toegewezen en dat het hof daartoe de vordering tot betaling van de facturen met nummers 16202798, 16202823, 17201724 en 17202433, de wettelijke rente en de proceskostenveroordeling opnieuw beoordeelt.

3.Het oordeel van het hof

Beslissing
3.1
Het hof beslist dat Lokken in haar hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat zij geen grieven tegen het met haar dagvaarding in hoger beroep bestreden vonnis heeft aangevoerd. Het incidenteel hoger beroep van Bakker slaagt niet: de vordering tot betaling van de vier genoemde facturen wordt afgewezen. Het hof legt hierna uit hoe het tot deze beslissing is gekomen.
Inhoud en betekenis Garantie & Service Plus regeling
3.2
Het hof stelt vast dat Bakker zich er ter onderbouwing van haar vorderingen op beroept, dat van de inhoud van de overeenkomsten ten aanzien van de tractors met de nummers T.5.95 en T6010 ook een Garantie & Service Plus regeling deel uitmaakt.
Partijen verschillen van inzicht over de vraag hoe die Garantie & Service Plus regeling uitwerkt op de reparaties die Bakker voor Lokken uitvoerde. Lokken heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die Bakker maakte voor de reparatiewerkzaamheden allemaal onder de Garantie & Service Plus regeling vallen, zodat Bakker die niet in rekening had kunnen brengen. Volgens Bakker vallen de reparatiekosten niet onder deze regeling.
Het hof oordeelt daarover als volgt.
3.3
Volgens Lokken moest Bakker de op de facturen genoemde werkzaamheden verrichten om gebreken te verhelpen en de verschillende machines aan de koopovereenkomsten te laten beantwoorden, wat meebrengt dat zij onder de Garantie & Service Plus regeling vallen.
Bij factuur 16202798 gaat het volgens Lokken om werkzaamheden die noodzakelijk waren, omdat de T5.95 niet te regelen bleek en omhoog bleef pompen of zakte en/of bleef schokken. De werkzaamheden op factuur 16202823 hebben volgens Lokken te maken met een gebrek in de pomp van de T5.95 die moest worden gedemonteerd en hersteld. De kosten op factuur 17201724 zijn volgens Lokken voor het verhelpen van een gebrek aan de motor van de T6010 die onregelmatig liep en een zware tik kende. De werkzaamheden die met factuur 17202433 worden gevorderd, hebben betrekking op de tractor T6010 waarvan de automaat niet werkt en springt tussen de versnellingen.
Omdat al deze werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest voor het verhelpen van gebreken in de machines en vallen onder de Garantie & Service Plus regeling, moeten de kosten ervan volgens Lokken voor rekening van Bakker blijven.
3.4
De kantonrechter heeft als uitgangspunt genomen dat de bewijslast van de stelling dat Lokken de facturen moet betalen bij Bakker ligt en geoordeeld dat het op de weg van Bakker had gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen en nader te onderbouwen dat de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht niet volledig onder de Garantie & Service Plus regeling zou vallen. Hiertegen heeft Bakker niet gegriefd, zodat het hof hiervan in hoger beroep ook uitgaat.
Ook in hoger beroep heeft Bakker haar stellingen daarover en daarmee de grondslag van haar vordering tot betaling van de facturen onvoldoende onderbouwd. Het was aan Bakker als eisende partij om gezien de gemotiveerde betwisting door Lokken nader met feiten en omstandigheden te onderbouwen dat de werkzaamheden die zij heeft verricht in opdracht van Lokken en de onderdelen die zij daarbij in rekening heeft gebracht, niet vallen onder de Garantie & Service Plus regeling. Bakker heeft, naast het overleggen van de facturen, alleen aangevoerd dat Lokken de Garantie & Service Plus regeling uitgelegd heeft gekregen, maar dat is niet voldoende. Bakker had gezien het daarop toespitste verweer van Lokken moeten uitwerken wanneer de machines zijn aangeschaft, hoeveel maanden na de aanschaf de reparaties werden uitgevoerd en welke draaiuren deze hadden gemaakt. Aan de hand van dergelijke concrete feiten en omstandigheden had zij inzichtelijk moeten maken hoe de overeenkomst, en als onderdeel daarvan de Garantie & Service Plus regeling, resulteerden in betalingsverplichtingen van Lokken. Aan die processuele verplichting heeft zij niet voldaan. Bakker heeft ook niet uitgewerkt wat de aard van de gefactureerde werkzaamheden was, welke daarvan basis van de Garantie & Service Plus regeling voor rekening van Bakker kwamen en welke, in tegenstelling tot wat Lokken beweert, wél in rekening konden worden gebracht bij Lokken. De vordering van Bakker wordt daarom wegens onvoldoende onderbouwing afgewezen.
3.5
Aan bewijslevering door Bakker wordt door het hof niet toegekomen, omdat Bakker onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die haar vordering kunnen dragen.
3.6
Grief 1faalt.
Wettelijke handelsrente
3.7
Bakker heeft met grief 2 bezwaar gemaakt tegen de gedeeltelijke afwijzing van de wettelijke handelsrente, omdat volgens haar een hoger bedrag in de hoofdsom moet worden toegewezen.
3.8
Grief 2faalt, omdat de hoogte van de toegewezen vordering met het hoger beroep niet verandert.
Proceskosten in eerste aanleg
3.9
Bakker heeft met grief 3 bezwaar gemaakt tegen de compensatie van de proceskosten bij de kantonrechter. Omdat de eerste grief van Bakker faalt en het hof de vordering tot betaling van deze vier facturen net als de kantonrechter afwijst, faalt ook
grief 3.

4.De slotsom

4.1
Als de in het ongelijk te stellen partij in principaal hoger beroep zal het hof Lokken veroordelen in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van Bakker vastgesteld op € 2.106,- aan griffierecht en € 557,- aan salaris advocaat (½ procespunt x appeltarief II à € 1.114,-).
4.2
De grieven van Bakker in het incidentele hoger beroep falen, zodat de bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd.
4.3
Als de in het ongelijk te stellen partij in incidenteel hoger beroep zal het hof Bakker in de kosten van het incidenteel hoger beroep veroordelen, die aan de zijde van Lokken worden vastgesteld op € 557,- aan salaris advocaat (1 procespunt x appeltarief II à € 1.114,- x ½).

5.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van 22 december 2020 en het herstelvonnis van 2 maart 2021 die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen tussen partijen heeft uitgesproken;
2. verklaart Lokken niet-ontvankelijk in haar principaal hoger beroep;
3. veroordeelt Lokken tot betaling van de proceskosten van Bakker in het principaal hoger beroep begroot op € 2.106,- aan griffierecht en € 557,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief;
4. veroordeelt Bakker tot betaling van de proceskosten van Lokken in het incidenteel hoger beroep begroot op € 557,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief;
5. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Koolhoven, M.W. Zandbergen en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2023.