ECLI:NL:GHARL:2023:8388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
200.311.469/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder voor schade door tekortkomingen in de zorg van een goed bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een bewindvoerder, [verzoeker], voor schade die is geleden door de broers [naam3] en [naam4]. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat [verzoeker] tekort was geschoten in zijn zorg als goed bewindvoerder en hem veroordeeld tot schadevergoeding. [verzoeker] ging in hoger beroep tegen deze beslissing met dertien grieven, waarin hij onder andere aanvoerde dat hij geen schadevergoeding verschuldigd was en dat hij recht had op een extra vergoeding voor zijn werkzaamheden.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere beslissing van de kantonrechter en de administratie die door [verzoeker] is gevoerd. Het hof concludeert dat [verzoeker] in verschillende opzichten tekort is geschoten in zijn taken als bewindvoerder. Dit betreft onder andere het niet tijdig aanvragen van bijstandsuitkeringen, het niet adequaat bijhouden van de administratie en het niet tijdig verstrekken van eindafrekeningen aan de nieuwe bewindvoerder, [verweerster].

Het hof heeft de schade van [naam3] vastgesteld op € 1.821,59 en de schade van [naam4] op € 1.157,91. [verzoeker] is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, evenals de proceskosten in hoger beroep. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd, en het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten, wat leidt tot zijn aansprakelijkheid voor de geleden schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.311.469/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 9599624 en 9599623)
beschikking van 3 oktober 2023
inzake
[verzoeker] , h.o.d.n. [naam1] ,in zijn hoedanigheid van voormalig bewindvoerder van de broers [naam3 en 4] ,
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.J. Achterveld te Leeuwarden,
en
[verweerster] , h.o.d.n. [naam2] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de broers [naam3 en 4],
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. M. Goosen te Groningen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam3],
hierna te noemen: [naam3] ,
die woont in [woonplaats1] ,
en
[naam4],
hierna te noemen: [naam4] ,
die woont in [woonplaats2] .

1.De rechtszaak bij de kantonrechter

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 11 februari 2022 een beslissing genomen. In die beslissing staat hoe de rechtszaak bij de kantonrechter is gegaan.

2.De rechtszaak in hoger beroep

2.1.
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 10 mei 2022;
  • een journaalbericht namens [verzoeker] van 3 augustus 2022;
  • het verweerschrift met bijlage(n).
2.2.
De zitting bij het hof was op 20 juli 2023. Op de zitting waren aanwezig:
  • [verzoeker] en zijn advocaat;
  • [naam5] , namens [naam2] , bijgestaan door mr. Goosen.

3.3. De voorgeschiedenis

3.1.
Op 12 september 2019 heeft de kantonrechter de goederen van [naam3] en [naam4] onder bewind gesteld. Daarbij is [verzoeker] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
[naam3] en [naam4] hebben tot 1 september 2019 een gezamenlijke huishouding gevoerd in [woonplaats2] (gemeente Smallingerland). [naam3] heeft daarna in een instelling in [plaats1] verbleven en sinds 22 oktober 2019 verblijft [naam3] in [woonplaats1] .
3.3
Op 18 september 2020 heeft de kantonrechter [verzoeker] als bewindvoerder ontslagen en [verweerster] vanaf 1 oktober 2020 tot opvolgend bewindvoerder benoemd. Dit betekent dat [verzoeker] vanaf 13 september 2019 tot 1 oktober 2020 de bewindvoerder van [naam3] en [naam4] is geweest.

4.Waar het nu over gaat

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat [verzoeker] in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten. Daarnaast is de schade van [naam3] op € 3.838,86 bepaald en [verzoeker] veroordeeld tot betaling daarvan. Verder is de schade van [naam4] op € 2.197,91 bepaald en [verzoeker] veroordeeld tot betaling daarvan.
4.2.
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is daarom met dertien grieven in hoger beroep gekomen. [verzoeker] heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe beschikking te geven. Daarin moet volgens [verzoeker] bepaald worden dat hij geen schadevergoeding verschuldigd is vanwege het door hem gevoerde bewind over [naam3] en [naam4] . Daarnaast vraagt [verzoeker] het hof om te bepalen dat aan [verzoeker] een extra vergoeding toekomt van 18,75 uur voor [naam3] en 15,25 uur voor [naam4] tegen het geldende uurtarief.
4.3.
[verweerster] voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking in stand te laten en [verzoeker] te veroordelen in de kosten van beide instanties.

5.De redenen voor de beslissing van het hof

5.1.
In artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op grond van artikel 1:362 BW, volgens artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing bij bewind, kan de rechter (ambtshalve) de schade vaststellen die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
5.2.
Aan de orde is de vraag of [verzoeker] toerekenbaar in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten ten opzichte van [naam3] en [naam4] . Het gaat daarbij in hoger beroep nog om de volgende gestelde schadeposten voor [naam3] :
niet ontvangen bijzondere bijstand kosten bewind;
tekort algemene bijstand;
[naam6] ;
huur [naam7] ;
betalingen op de rekening van [naam4] ;
[naam8] zorgverzekering;
bijzondere bijstand eindafrekening;
bijwonen zitting/extra werk [verweerster] .
Daarnaast gaat het in hoger beroep nog om de volgende gestelde schadeposten voor [naam4] :
tekort bijzondere bijstand;
[naam6] betalingen [naam4] ;
storting aan [naam3] energie;
betalingen [naam9] ;
bijzondere bijstand eindafrekening;
bijwonen zitting/extra werk [verweerster] .
Tot slot zal het hof beoordelen in hoeverre [verzoeker] een extra vergoeding toekomt in de dossiers van [naam3] en [naam4] .
5.3.
Voordat het hof overgaat tot de behandeling van de verschillende schadeposten van beide broers, wil het hof nog benadrukken dat zij zich aansluit bij de overwegingen van de kantonrechter dat de administratie die [verzoeker] er voor de beide broers op nahield op bepaalde punten onnavolgbaar is. Dit komt met name doordat [verzoeker] voor allerlei zaken, zoals energiecontracten, bedragen over en weer tussen beide broers heeft overgemaakt, maar ook doordat hij achteraf in de administratie bedragen is gaan splitsen die de broers als bijzondere bijstand hebben ontvangen. Verder verwondert het hof zich er ook over dat de eindafrekeningen vijf maanden op zich hebben laten wachten, nadat [verzoeker] als bewindvoerder is ontslagen.
Schadeposten [naam3]
Schadepost 1 – Niet ontvangen bijzondere bijstand kosten bewind (€ 456,47)
5.4.
De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld om een bedrag van € 703,31 te betalen, omdat het hem te verwijten valt dat [naam3] over de periode van 12 september 2019 tot en met 31 december 2019 geen bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind heeft ontvangen, dan wel niet duidelijk is geworden dat deze bijstand is ontvangen. [verweerster] stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat een bedrag van € 456,47 toegewezen dient te worden voor niet ontvangen bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind in de voornoemde periode.
5.5.
Het hof stelt vast dat op 15 oktober 2019 de gemeente Smallingerland bijzondere bijstand heeft toegekend, met een bedrag van € 114,14 per maand vanaf 1 september 2019. Bij besluit van 11 november 2019 is de uitkering stopgezet met ingang van 22 oktober 2019. De gemeente Leeuwarden heeft, met terugwerkende kracht op 8 september 2020, vanaf
1 januari 2020 bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van het bewind voor een bedrag van € 116,26 per maand. Verder stelt het hof vast dat [naam3] sinds 22 oktober 2019 in een instelling in [woonplaats1] verblijft, daarvoor verbleef hij in een instelling in [plaats1] .
5.6.
[verzoeker] stelt dat hij niet is tekortgeschoten als bewindvoerder, omdat hij pas in december 2019 van de verhuizing van [naam3] op de hoogte werd gesteld. Daarvoor ging [verzoeker] ervanuit dat [naam3] tijdelijk in [woonplaats1] zou wonen en inwoner van de gemeente Smallingerland ( [woonplaats2] ) zou blijven, net als het geval was toen hij in [plaats1] verbleef. Het hof vindt dat [verzoeker] tekort is geschoten in zijn taken als goed bewindvoerder. [verzoeker] heeft geen nader onderzoek gedaan naar wat de nieuwe plaatsing in de instelling in [woonplaats1] voor de financiële situatie van [naam3] zou betekenen. Zo heeft [verzoeker] , nadat het [naam10] van Jeugdhulp Friesland hem op 17 oktober 2019 een e-mail had gestuurd met het adres van de instelling in [woonplaats1] , geen contact met het [naam10] opgenomen om nadere informatie op te vragen over het verblijf van [naam3] in [woonplaats1] . Dit klemt te meer, omdat [verzoeker] op de zitting heeft verklaard dat hij halverwege oktober geld heeft vrijgemaakt zodat [naam3] een bed en kastje kon kopen voor zijn nieuwe woonplek in [woonplaats1] . Het hof vindt dat het op de weg van [verzoeker] als bewindvoerder lag om zijn aanname, dat de situatie voor [naam3] tijdelijk en zonder financiële gevolgen zou blijven, te verifiëren.
5.7.
Het hof vindt ook dat er sprake is van schade en [verzoeker] hiervoor aansprakelijk is. Gelet op de overgelegde stukken is het voor het hof niet controleerbaar of de bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind door [naam3] vanaf september 2019 ook is ontvangen. Het hof beschikt namelijk niet over de bankafschriften van [naam3] , waarop de bijdrage voor de bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind zijn bijgeschreven. Op de zitting heeft [verzoeker] ook niet aan het hof kunnen uitleggen waaruit blijkt dat [naam3] de bijzondere bijstand wel degelijk heeft ontvangen. Het hof benadrukt dat het op de weg van [verzoeker] lag om een deugdelijke en goed controleerbare administratie te voeren. Nu [verzoeker] dit niet heeft gedaan, vindt het hof dat hij in zijn taken als goed bewindvoerder tekort is geschoten en deze schade voor zijn rekening dient te komen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen en besluiten tot het toekennen van een schadevergoeding die overeenkomt met vier maanden bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind. Dat is een bedrag van € 456,47.
Schadepost 2 – Tekort algemene bijstand (€ 77,90)
5.8.
Het hof vindt dat [verzoeker] op dit punt tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. [verzoeker] heeft niet betwist dat hij de bijstandsaanvraag van [naam3] bij de gemeente Leeuwarden zeven dagen te laat heeft ingediend. Het hof benadrukt dat [verzoeker] , als bewindvoerder, verantwoordelijk is voor het tijdig aanvragen van een bijstandsuitkering. Voor zover [verzoeker] stelt dat dit niet mogelijk was, omdat hij niet eerder op de hoogte was van de verhuizing van [naam3] , wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.5 en 5.6 is overwogen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Schadepost 3 – [naam6] (€ 639,-)
5.9.
De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld om een bedrag van € 639,- te betalen, omdat [verzoeker] een onduidelijke administratie heeft gevoerd ten aanzien van de betalingen van beide broers aan [naam6] . Op grond daarvan is, volgens de kantonrechter, [verzoeker] tekortgeschoten als goed bewindvoerder en aansprakelijk voor de geleden schade. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking niet bekrachtigen. Het hof vindt dat, weliswaar voor het eerst in hoger beroep, [verzoeker] de betalingen van [naam3] aan [naam6] en de terugbetalingen van [naam6] aan [naam3] inzichtelijk heeft gemaakt. Uit het overgelegde overzicht (productie C6 bij het hoger beroepschrift) volgt dat alle door [naam3] betaalde bedragen aan [naam6] ook weer zijn teruggeboekt, al dan niet met de omschrijving ‘tegoed uitbetaald’ en/of ‘terugboeking op verzoek klant’. Het hof vindt dat [verzoeker] daarmee zijn stelling dat [naam3] geen schade heeft geleden voldoende heeft onderbouwd.
Schadepost 4 – Huur [naam7] (€ 406,35)
5.10.
De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld om een bedrag van € 406,35 te betalen, omdat onduidelijk is gebleven wie van de broers aansprakelijk is voor de huur en geen nadere uitleg is gegeven over de huurachterstand. Op grond daarvan is, volgens de kantonrechter, [verzoeker] tekortgeschoten als goed bewindvoerder en aansprakelijk voor de geleden schade. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking niet bekrachtigen. Het hof stelt vast dat het gaat om de (achterstallige) huur in de periode juli, augustus, september en oktober 2019 met een totaalbedrag van € 813,04. [verzoeker] heeft deze achterstand op
22 oktober 2019 voldaan (productie C8 hoger beroepschrift). Het hof vindt het niet onredelijk dat de helft van de huur(achterstand) voor rekening komt van [naam3] . Hoewel [verzoeker] – ook in hoger beroep – geen huurcontract heeft overgelegd, vindt het hof het niet onredelijk dat [naam3] en [naam4] vanwege het gezamenlijk gebruik van de huurwoning de huur deelden. Zelfs al zou er op het huurcontract één hoofdhuurder staan, dan nog acht het hof het niet onredelijk dat bij gezamenlijk gebruik van de huurwoning door [verzoeker] de huur tussen beide broers is verdeeld. Gelet daarop vindt het hof niet dat [verzoeker] onzorgvuldig heeft gehandeld.
Schadepost 5 – Betalingen op rekening [naam4] (€ 322,47)
5.11.
Het hof vindt dat [verzoeker] op dit punt tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. [verzoeker] heeft op de zitting verklaard dat er een (finale) verrekening nodig was, omdat [naam3] meer geld had teruggekregen van [naam6] dan hij verschuldigd was. Wat er van deze uitleg ook zij, voor het hof is deze stelling op basis van de overgelegde stukken niet controleerbaar. Voor het hof is onduidelijk wat de grondslag is geweest dat dit specifieke bedrag verrekend moest worden met [naam4] . [verzoeker] kon dit op de zitting desgevraagd ook niet verklaren en heeft bovendien gezegd dat het bedrag eigenlijk € 356,- had moeten zijn. Omdat de grondslag voor de betaling van dit bedrag van [naam3] aan [naam4] ontbreekt en het bedrag dus ten onrechte is betaald, vindt het hof dat er sprake is van schade en deze schade voor rekening van [verzoeker] dient te komen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Schadepost 6 - [naam8] zorgverzekering (€ 725,08)
5.12.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker] onvoldoende heeft weerlegd dat hij tekort is geschoten in zijn taken als goed bewindvoerder en dat de betalingsachterstand bij [naam8] niet aan hem te verwijten valt, zodat deze schadepost is toegewezen. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking niet bekrachtigen, omdat er naar het oordeel van het hof geen sprake is van schade. Op de zitting is namens [verweerster] verklaard dat de betalingsachterstand is ingelopen en er op dit moment geen schuld meer bij [naam8] is. Het hof stelt vast dat [verweerster] van drie maanden de premies van € 113,36 per maand en het eigen risico van € 385,- vordert. Naar het oordeel van het hof betreft deze vordering geen schade, omdat deze premies waren verschuldigd en inmiddels zijn voldaan.
Schadepost 7 – Bijzondere bijstand eindafrekening (€ 246,84)
5.13.
Het hof vindt dat [verzoeker] op dit punt tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. [verzoeker] is naar het oordeel van het hof tekortgeschoten in zijn taken als goed bewindvoerder, omdat hij de eindafrekening en nota te laat aan [verweerster] heeft gestuurd. [verzoeker] was tot 1 oktober 2020 de bewindvoerder van [naam3] . De eindafrekening en nota hebben [verweerster] pas op 30 maart 2021 bereikt (productie A4 eerste aanleg). Voor zover [verzoeker] stelt dat hij op
1 oktober 2020 al een eindnota naar [verweerster] heeft gestuurd, is het hof niet gebleken dat [verweerster] deze nota heeft ontvangen (productie A8 eerste aanleg). Het hof betrekt daarbij dat deze nota gestuurd zou zijn naar het nieuwe adres van [naam3] bij de instelling in [woonplaats1] . [verzoeker] was ervan op de hoogte dat beide broers hun post niet aan hem als bewindvoerder doorstuurden en daar dus niet adequaat op konden handelen. Het hof vindt het in dat licht niet zorgvuldig dat [verzoeker] deze nota niet gelijk naar [verweerster] heeft gestuurd. Het hof vindt het daarnaast niet zorgvuldig dat het uiteindelijk zes maanden heeft geduurd, voordat de nota [verweerster] heeft bereikt. Naar het oordeel van het hof is daardoor schade geleden. [verweerster] heeft onweersproken aangevoerd dat [naam3] in april 2021 niet meer in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand voor de eindafrekening. Als [verweerster] deze nota in oktober 2020 had ontvangen, had [verweerster] op dat moment bijzondere bijstand kunnen aanvragen voor de eindafrekening. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Schadepost 8 - Bijwonen zitting/extra werk [verweerster] (€ 717,91)5.14. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter op dit punt bekrachtigen en licht dit hierna toe. Het hof vindt, net als de kantonrechter, dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een extra vergoeding rechtvaardigen. [verweerster] heeft meermaals bij [verzoeker] om opheldering gevraagd omdat op meerdere vlakken de administratie niet duidelijk was, ook niet nadat [verzoeker] daarover uitleg en stukken heeft verschaft. De administratie zoals door [verzoeker] bijgehouden is, zoals al uiteen is gezet in rechtsoverweging 5.3, op bepaalde vlakken ook voor het hof – nog steeds niet – navolgbaar. Het hof acht het dan ook niet onredelijk dat de kantonrechter een extra vergoeding heeft toegekend aan
[verweerster] voor de extra tijd die gemoeid was om uit te zoeken in hoeverre [verzoeker] tekort was geschoten in zijn taak als bewindvoerder van [naam3] .
Schadeposten [naam4]
Schadepost 1 - Tekort bijzondere bijstand (€ 59,19)
5.15.
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter om de schadepost van het tekort aan bijzondere bijstand toe te wijzen. [verzoeker] stelt dat hij in zijn boekhoudprogramma betalingen en uitgaven kan splitsen over verschillende grootboekrekeningen. De uitbetaling bevat vervolgens een bedrag voor de reguliere bijstand en voor de bijzondere bijstand van de bewindskosten. Volgens [verzoeker] is [naam4] onder aan de streep niet tekort gedaan. Het hof vindt dat [verzoeker] zijn stelling dat [naam4] onder aan de streept niet tekort is gedaan, niet – dan wel onvoldoende – heeft onderbouwd. Voor het hof is niet na te gaan wat [naam4] nu aan bijzondere bijstand heeft ontvangen. Toekenningsbeschikkingen en uitkeringsoverzichten ontbreken. Dat [verzoeker] stelt dat hem dit niet te verwijten valt, omdat hij deze stukken niet van [naam4] kreeg, volgt het hof niet. Het is aan [verzoeker] om een deugdelijke en inzichtelijke administratie bij te houden en indien nodig navraag te doen bij betrokken instanties. Nu [verzoeker] dit niet heeft gedaan, vindt het hof dat hij in zijn taken als goed bewindvoerder tekort is geschoten en deze schade voor zijn rekening dient te komen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Schadepost 2 – [naam6] betalingen [naam4] (€ 730,-)5.16. De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld om een bedrag van € 730,- te betalen, omdat [verzoeker] ernstig tekort is geschoten in zijn zorg als goed bewindvoerder en aansprakelijk is voor de door [naam4] geleden schade. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking niet bekrachtigen. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat [naam4] de alleengebruiker was van de huurwoning en daarom ook de [naam6] betalingen voor zijn rekening nam. Het hof kan niet controleren of [naam4] alle betalingen voor het [naam6] contract heeft voldaan, omdat deze stukken zich niet in het dossier bevinden. Hoewel [verzoeker] hier een onduidelijke administratie op na heeft gehouden, is het voor het hof ook niet duidelijk of [naam4] hierdoor schade heeft geleden. Dat schade is geleden is namelijk door [verweerster] onvoldoende onderbouwd.
Schadepost 3 - Storting aan [naam3] energie (€ 284,-)
5.17.
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter om de schadepost van de betalingen van [naam4] aan [naam3] toe te wijzen. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking bekrachtigen. De grondslag voor deze betaling van [naam4] aan [naam3] is voor het hof niet duidelijk geworden. Het hof verwijst verder daarvoor naar de gegeven motivering onder rechtsoverweging 5.11.
Schadepost 4 - Betalingen [naam9] (€ 310,-)
5.18.
De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld om een bedrag van € 310,- te betalen, omdat [verzoeker] ernstig tekort is geschoten in zijn zorg als goed bewindvoerder en aansprakelijk is voor de door [naam4] geleden schade. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking niet bekrachtigen. Het is het hof op de zitting gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [naam4] een energiecontract had bij [naam9] . [verzoeker] heeft op de zitting verklaard dat hij eerst een aantal betalingen heeft gestorneerd, omdat hij in de veronderstelling was dat er een contract bij [naam6] was. Nadat duidelijk werd dat [naam9] de energie leverde, is dit volgens [verzoeker] eerst door hem en later ook door
[verweerster] betaald. Het hof beschikt niet over de betalingen van [naam4] aan [naam9] en kan niet nagaan of de gegeven uitleg van [verzoeker] klopt. Wat hier ook van zij, het hof vindt dat [verzoeker] zijn stelling dat er geen sprake is van schade voldoende heeft onderbouwd, nu het onweersproken gaat om een contractuele verplichting die is aangegaan voor de afname van energie bij [naam9] .
Schadepost 5 – Bijzondere bijstand kosten eindafrekening (€ 246,84)
5.19.
Het hof vindt dat [verzoeker] op dit punt tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. [verzoeker] is naar het oordeel van het hof tekortgeschoten in zijn taken als goed bewindvoerder, omdat hij de eindafrekening en nota te laat aan [verweerster] heeft gestuurd. [verzoeker] was tot 1 oktober 2020 de bewindvoerder van [naam4] . De eindafrekening en nota hebben [verweerster] pas op 30 maart 2021 bereikt (productie B4 eerste aanleg). Voor zover [verzoeker] stelt dat hij op 25 september 2020 al een eindnota naar [verweerster] heeft gestuurd, is het hof niet gebleken dat [verweerster] deze nota heeft ontvangen (productie B4 eerste aanleg). Het hof betrekt daarbij dat deze nota gericht is aan [naam4] met als adres het eigen kantoor van [verzoeker] . Het hof vindt het in dat licht niet zorgvuldig dat [verzoeker] deze nota niet gelijk naar [verweerster] heeft gestuurd. Het hof vindt het daarnaast niet zorgvuldig dat het uiteindelijk zes maanden heeft geduurd, voordat de nota [verweerster] heeft bereikt. Onweersproken is gesteld dat de aanvraag bijzondere bijstand is afgewezen omdat het, toen [verweerster] de nota ontving, te laat was om bijzondere bijstand aan te vragen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook op dit punt bekrachtigen.
Schadepost 6 - Bijwonen zitting/extra werk [verweerster] (€ 717,91)
5.20.
Het hof zal de beslissing van de kantonrechter ook op dit punt bekrachtigen en licht dit hierna toe. Het hof vindt, net als de kantonrechter, dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een extra vergoeding rechtvaardigen. Het hof verwijst allereerst naar de gegeven motivering onder rechtsoverweging 5.14. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bij deze schadepost ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat sprake is van twee nauw samenhangende dossiers en daarvoor door [verweerster] tweemaal extra werk voor in rekening is gebracht. Het hof volgt dit standpunt niet. Hoewel het hier gaat om de administratie van twee broers, volgt uit het dossier dat het [verweerster] veel extra tijd heeft gekost om deze administraties, waarbij bedragen over en weer tussen de broers werden overgemaakt en contracten niet altijd op de juiste naam stonden, te ontvlechten.
Kwijtschelding vergoedingen (€ -150,03)
5.21.
De rechtbank heeft een bedrag van € 150,03 verrekend met de overige schadeposten van [naam4] , omdat [verzoeker] dit bedrag mocht innen en dit niet is gebeurd. Omdat hier niet tegen is gegriefd zal het hof dit bedrag aftrekken van de schadeposten die [verzoeker] dient te betalen.
Extra vergoeding [verzoeker] in beide dossiers
5.22.
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter om hem geen extra vergoeding toe te kennen in verband met de extra tijd (18,75 uren in de zaak [naam3] en 15,25 uren in de zaak [naam4] ) die hij aan de dossiers van [naam3] en [naam4] heeft moet besteden. Het hof vindt dat deze extra tijdsbesteding te maken heeft met het eigen tekortschieten van [verzoeker] in zijn taken als goed bewindvoerder. Wanneer [verzoeker] een deugdelijke administratie zou hebben bijgehouden, zou het hem weinig inspanning en tijd hebben gekost om [verweerster] van informatie te voorzien en opheldering te geven. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen en deze extra vergoeding aan [verzoeker] niet toekennen.
Proceskosten
5.23.
Het hof heeft hiervoor geconcludeerd dat [verzoeker] in beide dossiers op meerdere vlakken niet zorgvuldig heeft gehandeld. Het hof ziet daarom aanleiding om [verzoeker] , als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het hof begroot de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerster] op
€ 1.672,- aan salaris in hoger beroep (tarief 1, hoger beroep van kantonrechter op hof,
2 punten, € 836,- per punt: 1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling bij het hof). Mede gelet op het overwogene in 5.14 en 5.20 zal de gevraagde proceskostenveroordeling in eerste aanleg worden afgewezen.

6.De slotsom

Om doelmatigheidsredenen zal het hof de bestreden beschikking geheel vernietigen en de
schade van [naam3] bepalen op € 1.821,59 (€ 456,47 + € 77,90 + € 322,47 + € 246,84 + € 717,91) en de schade van [naam4] op € 1.157,91 (€ 59,19 + € 284,- + € 246,84 +
€ 717,91 - € 150,03) en [verzoeker] veroordelen deze kosten te betalen, alsmede de proceskosten in hoger beroep.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 11 februari 2022, en opnieuw beschikkende:
verklaart voor recht dat [verzoeker] in de zorg van een goed bewindvoerder is tekortgeschoten;
bepaalt de schade van [naam3] op € 1.821,59 en veroordeelt [verzoeker] tot betaling hiervan;
bepaalt de schade van [naam4] op € 1.157,91 en veroordeelt [verzoeker] tot betaling hiervan;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 1.672,-;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, I.A. Vermeulen en
V.A.G. van Dijk, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 3 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.