ECLI:NL:GHARL:2023:826

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
21-004780-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal en diefstal in vereniging met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van de zitting op 13 januari 2023. De advocaat-generaal had veroordeling gevorderd voor drie tenlastegelegde feiten, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van een barbecue, waardoor de verdachte voor dat feit werd vrijgesproken. Voor de andere twee feiten, diefstal van sigaretten en parfum en diefstal van een geldbedrag, achtte het hof de verdachte wel schuldig. Het hof heeft de strafoplegging aangepast en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en deelnemen aan een forensische behandeling. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en zijn motivatie om zijn leven te beteren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004780-19
Uitspraak d.d.: 27 januari 2023
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 augustus 2019 met parketnummer 16-070857-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 januari 2023 en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten en tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 200 uren gevorderd, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 6 augustus 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld voor de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , omstreeks 05:26 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sigaretten en parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [drogisterij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] een geldbedrag (230,- euro) en/of een kentekenbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] een barbecue, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit, de diefstal van de barbecue.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde feit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat er getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen over de ambtshalve herkenning van de verdachte op de camerabeelden. Bovendien is de persoon op de beelden volgens de verdediging niet goed zichtbaar door het dragen van een capuchon. De verdachte ontkent dit feit stellig en verklaart zichzelf niet in de persoon op de camerabeelden te herkennen.
Oordeel van het hof
De verdenking dat de verdachte degene is geweest die het onder 3 tenlastegelegde heeft gepleegd, is enkel gebaseerd op de ambtshalve herkenning door verschillende verbalisanten van verdachte op de camerabeelden van de diefstal. De verdachte ontkent de persoon op de beelden te zijn.
Het hof overweegt dat de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op de beelden van belang is voor de bewijswaarde die aan de herkenningen kan worden toegekend. De persoon op de beelden draagt een capuchon die het zicht op de bovenste helft van zijn gezicht ontneemt. Dit belemmert het waarnemen en vergelijken van specifieke onderscheidende persoonskenmerken.
Nu het hof op grond van het uiterlijk van de ter zitting verschenen verdachte en het gezicht van de persoon zichtbaar op de stills opgenomen in het dossier, niet in staat was vast te stellen of dit dezelfde persoon zou kunnen zijn, terwijl ander bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal ontbreekt, acht het hof ten aanzien van de diefstal van de barbecue onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het hof spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 3 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 20 mei 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , omstreeks 05:26 uur, in de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, sigaretten en parfum, die toebehoorden aan [drogisterij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een geldbedrag (230,- euro) en een kentekenbewijs, dat geheel toebehoorde aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal (in vereniging), beide keren door middel van braak. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft verdachte voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt. Bovendien dragen feiten als de onderhavige bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 12 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het nu goed met hem gaat, dat hij al anderhalf jaar geen verdovende middelen meer gebruikt en dat hij met veel plezier werkt bij een [soort bedrijf] . Verder heeft de verdachte verklaard dat hij een gezin heeft, dat hij werkt aan het aflossen van zijn schulden en dat hij zeer gemotiveerd is om clean te blijven en zijn traject succesvol af te ronden.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting ten aanzien van de strafoplegging benadrukt dat moet worden voorkomen dat de verdachte, gelet op zijn huidige persoonlijke omstandigheden en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, opnieuw naar de gevangenis moet.
Bij de strafoplegging heeft het hof gelet op hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting naar voren is gebracht, bevestigd door recente berichtgeving vanuit de reclassering van 12 januari 2023, over de weg die de verdachte is ingeslagen en de positieve veranderingen in zijn leven. In het bijzonder heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zichtbaar intrinsiek gemotiveerd is voor hulpverlening en zich ook daadwerkelijk laat begeleiden en dat hij bewust bezig is om een ander leven te leiden. Verdachte werkt actief aan zijn problematiek en neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Bovendien is verdachte nu aan het werk, waardoor hij een zinvolle dagbesteding heeft.
Ten aanzien van de door de advocaat-generaal gevorderde oplegging van een taakstraf overweegt het hof als volgt. Gelet op de huidige situatie van de verdachte en het traject dat hij nog te gaan heeft, acht het hof het opleggen van een taakstraf niet wenselijk. Naar het oordeel van het hof is de maatschappij het meest gebaat bij de mogelijkheid voor de verdachte om zijn aandacht maximaal te houden bij het intensieve en zware traject dat hij volgt en dat naar het zich nu laat aanzien nog geruime tijd en aandacht nodig heeft. Het opleggen en de uitvoering van een taakstraf zou deze weg voor de verdachte kunnen bemoeilijken. Het is in ieders belang dat de verdachte zich kan richten op het traject dat is ingezet en het hof is van oordeel dat de verdachte deze kans dan ook dient te krijgen.
Desondanks acht het hof het wel van belang dat de verdachte, mede gelet op de aard en ernst van de feiten en zijn justitiële documentatie, langdurig een stok achter de deur heeft om zijn nu ingeslagen weg voort te zetten en om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen danwel zich te onttrekken aan de bijzondere voorwaarden.
Het hof acht daarom, alles afwegende, oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met nader te vermelden bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden gelden:
- dat de verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij de verslavingsreclassering in de omgeving van de forensische kliniek waar de verdachte geplaatst zal worden, waarbij de duur en frequentie hiervan is te bepalen door de reclassering;
- dat de verdachte zich zal laten opnemen in een forensische kliniek [naam kliniek] ( [locatie] ) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing, voor de
maximale duur van 18 maandenof zoveel korter als in samenspraak met de reclassering en de behandelaar/zorgverlener nodig wordt geacht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang wenselijk acht, zal de verdachte meewerken aan de indicatiestelling en de plaatsing hiervoor;
- dat de verdachte zich aansluitend op de klinische behandeling onder behandeling zal stellen van de verslavingszorg/GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- dat de verdachte aansluitend op de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waarbij de verdachte zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de verdachte zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zal meewerken aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek, waarvan de frequentie is te bepalen door de reclassering.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M.M.H.P. Houben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Bijlsma, griffier,
en op 27 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.