ECLI:NL:GHARL:2023:8229

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
22/474
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en waardevermindering wegens schade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) is opgelegd. De rechtbank had de naheffingsaanslag verminderd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten. Belanghebbende betwist de hoogte van de naheffingsaanslag, met name de waardevermindering wegens schade aan de auto. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 26 september 2023 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de waardevermindering hoger is dan door de Inspecteur is vastgesteld. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een extra leeftijdskorting. Het Hof vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.176 en veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de naheffingsaanslag wordt aangepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/474
uitspraakdatum: 26 september 2023
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2022, nummer AWB 20/5870, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.476, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.620 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 te vergoeden.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De Inspecteur en belanghebbende hebben op 22 augustus 2023 een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. S.M. Bothof als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [naam1] en [naam2] .
1.7.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 29 januari 2020 in Duitsland een Mercedes-Benz GLA-klasse - 180 (hierna: auto 1) gekocht voor € 13.715,19.
2.2.
Belanghebbende heeft met dagtekening 4 februari 2020 – door de Inspecteur op 10 februari 2020 ontvangen – voor auto 1 aangifte voor de bpm gedaan. De datum van eerste toelating van auto 1 is 25 juni 2018. De aangifte is gebaseerd op een taxatierapport (hierna: het taxatierapport). Bij de berekening van de aangegeven bpm is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 38.272, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 15.900 en in beschadigde staat van € 6.600, waarbij rekening is gehouden met een waardevermindering wegens schade groot € 9.300 (100% van de geraamde herstelkosten van € 9.754, inclusief BTW -/- € 450, conform gebruikssporentabel). In het taxatierapport staat op bladzijde 3 vermeld dat er sprake is van “ex verhuur of lease” en dat er geen onderzoek is ingesteld naar de oorzaak van de geconstateerde schade. In de in het taxatierapport gebruikte koerslijst XRAY is ervan uitgegaan dat er sprake is van een ex-rental en in de calculatie van reparatiekosten zijn geen posten met de aanduiding ex-rental opgenomen. De aldus berekende bpm van € 1.193 (€ 6.600/€ 38.272 x € 6.920) is op aangifte voldaan.
2.3.
Met dagtekening 21 februari 2020 heeft Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) haar bevindingen in een rapport ‘Onderzoek Waardebepaling’ opgenomen (hierna: het DRZ-rapport). In het DRZ-rapport is de historische nieuwprijs berekend op € 41.938 en is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op grond van de koerslijst XRAY getaxeerd op € 18.079. De reparatiekosten zijn door DRZ vastgesteld op € 3.814, waarvan € 3.019 als waardevermindering wegens schade in aanmerking is genomen. Tot het rapport behoren twee koerslijsten XRAY, één waarbij wordt uitgegaan van een ex-rental (handelsinkoopwaarde
€ 18.079) en één waarbij niet wordt uitgegaan van een ex-rental (handelsinkoopwaarde
€ 19.235). DRZ heeft de handelsinkoopwaarde derhalve berekend op (€ 18.079 -/- € 3.019 =) € 15.060.
2.4.
Met dagtekening 8 juli 2020 is de naheffingsaanslag, die betrekking heeft op twee auto’s, van € 2.505 opgelegd, waarbij de Inspecteur met betrekking tot auto 1 is aangesloten bij de bevindingen van DRZ en wel als volgt:
(€ 15.060 / € 41.938) x € 6.920 = 2.484
Af: op aangifte voldaan 1.193
Af: extra leeftijdskorting
39
Na te heffen 1.252
Voor de andere auto, een Renault Kadjar met kenteken G-106-FX (hierna: auto 2), bedraagt de naheffing € 1.253.
2.6.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
2.7.
De Rechtbank heeft overwogen dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat auto 1 meer schade heeft dan door de Inspecteur in aanmerking is genomen en wel de schade aan het dak. De Rechtbank heeft de waardevermindering wegens schade berekend op (79% x
€ 4.410 =) € 3.484 en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat op (€ 18.079 -/- € 3.484 =) € 14.595. De naheffingsaanslag voor zover deze betrekking heeft op auto 1 is door de Rechtbank berekend op € 1.215.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en - na vermindering door de Rechtbank - tot een juist bedrag is opgelegd. De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend en belanghebbende ontkennend.

4.Beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Ter zitting van het Hof is komen vast te staan dat voor auto 2 pas op 12 juli 2023 uitspraak op bezwaar is gedaan, waartegen belanghebbende in beroep is gekomen bij de Rechtbank. Om redenen van proceseconomie en met instemming van partijen gaat het Hof ervan uit dat, hoewel sprake is van één naheffingsaanslag, de uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2020, het beroep daartegen en het hoger beroep alleen zien op auto 1 en niet op auto 2.
Schade
4.2.
Belanghebbende op wie - tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur - de bewijslast rust, is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat moet worden uitgegaan van een hogere waardevermindering als gevolg van schade dan reeds in aanmerking is genomen. In het licht van het DRZ-rapport en het daarin opgenomen fotomateriaal volstaat een enkele verwijzing naar het taxatierapport niet. Het Hof merkt in dit kader nog op dat DRZ auto 1 heeft gezien, de calculatie van reparatiekosten in het taxatierapport heeft beoordeeld en een eigen calculatie van reparatiekosten heeft opgesteld.
Interne compensatie
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Rechtbank bij de berekening van de vermindering van de naheffingsaanslag ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de extra leeftijdskorting van € 39. De naheffingsaanslag met betrekking tot auto 1 had door de Rechtbank moeten worden verminderd tot € 1.176, berekend als volgt:
(€ 14.595 / € 41.938) x € 6.920 = 2.408
Af: op aangifte voldaan 1.193
Af: extra leeftijdskorting
39
Na te heffen 1.176
4.4.
De Inspecteur heeft zich in dit kader beroepen op interne compensatie. Daaraan heeft de Inspecteur het volgende ten grondslag gelegd:
i) De Rechtbank heeft ten onrechte een bedrag van € 596,70 als schade aan het dak aannemelijk geacht. Aangezien in het DRZ-rapport is aangegeven dat de dakplaat kan worden gepolijst en hiervoor een bedrag in de calculatie van reparatiekosten is opgenomen, is naar de mening van de Inspecteur belanghebbende niet in haar bewijslast geslaagd.
ii) Er is geen sprake van een ex-rental, zodat op grond van de koerslijst XRAY moet worden uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 19.235.
iii) Omdat de voorbumper ontbreekt, is sprake van een essentieel gebrek als bedoeld in artikel 8, lid 3, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, waardoor niet kan worden afgeschreven.
4.5.
Met betrekking tot i) overweegt het Hof het volgende. Zoals hiervoor in 4.2 is overwogen, is belanghebbende niet in haar bewijslast geslaagd dat er sprake is van een hogere waardevermindering als gevolg van schade dan reeds in aanmerking is genomen. Dat geldt naar het oordeel van het Hof ook voor het bedrag van € 596,70 dat in het taxatierapport als schade aan het dak is opgenomen.
4.6.
Het Hof overweegt met betrekking tot ii) het volgende, waarbij het Hof benadrukt dat de bewijslast op belanghebbende rust. Er is naar het oordeel van het Hof geen sprake van een ex-rental, zodat op grond van de koerslijst XRAY moet worden uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 19.235. Hierbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat uit het taxatierapport blijkt dat geen onderzoek is ingesteld naar de oorzaak van de geconstateerde schade en dat in de calculatie van reparatiekosten geen posten met de aanduiding ex-rental zijn opgenomen. Bovendien zijn in het DRZ-rapport twee koerslijsten opgenomen, één uitgaande van ex-rental en één niet uitgaande van ex-rental. Het Hof acht aannemelijk dat DRZ het taxatierapport heeft gevolgd en geen zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar het al dan niet zijn van ex-rental van auto 1.
4.7.
Op grond van het voorgaande berekent het Hof de naheffingsaanslag in beginsel als volgt:
((€ 19.235 -/- 3.019) / € 41.938) x € 6.920 = 2.675
Af: op aangifte voldaan 1.193
Af: extra leeftijdskorting
39
Na te heffen 1.443
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de door de Rechtbank berekende naheffingsaanslag wat betreft auto 1 van € 1.215 niet te hoog is. Het beroep op interne compensatie vanwege het door de Inspecteur gestelde essentiële gebrek behoeft dan geen behandeling meer.
Proceskostenvergoeding beroepsfase; discriminerend tarief per punt
4.9.
De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten. Bij de vaststelling van de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase heeft de Rechtbank rekening gehouden met een waarde per punt van € 541.
4.10.
Belanghebbende heeft, onder verwijzing naar het arrest van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, terecht gesteld dat de Rechtbank een te lage waarde per punt in aanmerking heeft genomen. De Rechtbank had voor de beroepsfase moeten uitgaan van een tarief per punt van € 759 (tarief 2022).
Slotsom
Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

5.1.
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 548 te vergoeden.
5.2.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3.
Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 592 voor de bezwaarfase (1 punt voor bezwaarschrift, 1 punt voor hoorzitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 296) en € 1.674 voor de beroepsfase (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 837). Aangezien het hoger beroep enkel gegrond is voor zover het gaat om de door de Rechtbank vastgestelde proceskostenvergoeding worden deze kosten door het Hof met toepassing van artikel 2, lid 2, van het Besluit, vastgesteld op een bedrag van € 850. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding derhalve € 3.116.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraak op bezwaar,
– vermindert de naheffingsaanslag wat betreft auto 1 tot een bedrag van € 1.215,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 3.116, en
– draagt de Inspecteur op de door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 354 en € 548 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.
De griffier, De voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen. In verband daarmee is de
uitspraak ondertekend door mr. Van Suilen.
(E.D. Postema) (A.J.H. van Suilen)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 28 september 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.