In deze zaak, uitgesproken op 28 september 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2015 in Tunesië zijn gehuwd. De man heeft de Nederlandse en Tunesische nationaliteit, terwijl de vrouw alleen de Tunesische nationaliteit heeft. Het huwelijk is in 2023 ontbonden, en partijen hebben samen een minderjarige dochter. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en een zorgregeling voor de minderjarige werd vastgesteld. De vrouw heeft vier grieven ingediend, waaronder bezwaren tegen de zorgregeling, alimentatie en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.
Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, aangezien beide partijen op het moment van de indiening van het echtscheidingsverzoek hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen en om een zorgregeling vast te stellen. Het hof heeft de zorgregeling aangepast, waarbij de minderjarige om het weekend bij de man verblijft en op een doordeweekse dag bij de vrouw. Tevens is de man verplicht om € 190,- per maand aan kinderalimentatie te betalen, met ingang van 31 oktober 2022.
Wat betreft de partneralimentatie heeft het hof het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat zij niet voldoende onderbouwd heeft waarom zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De vrouw heeft ook een verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen gemeenschap van goederen is ontstaan, aangezien het Tunesisch recht van toepassing is, dat geen gemeenschap van goederen kent. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de zorgregeling en de kinderalimentatie, maar de overige grieven van de vrouw zijn afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.