Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
werkgever,
werknemer,
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
Waar gaat deze procedure over?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door zowel de werkgever als de werknemer na een ontslag op staande voet. De werknemer, die als bedrijfsleider werkzaam was, werd op 29 september 2022 op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden voor het ontslag was en kende de werknemer een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding toe. De werkgever ging in hoger beroep tegen deze beslissing, terwijl de werknemer incidenteel hoger beroep instelde om de hoogte van de billijke vergoeding te verhogen. Het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, en dat de werknemer recht had op de toegekende vergoedingen. Het hof oordeelde dat de ontslagredenen onvoldoende onderbouwd waren en dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld. De billijke vergoeding werd vastgesteld op € 30.000,-. De verzoeken van de werknemer om de werkelijke advocaatkosten vergoed te krijgen werden afgewezen. Het hof verklaarde de beschikking van de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde de werkgever in de kosten van het hoger beroep.