ECLI:NL:GHARL:2023:8064

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
200.323.648
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van schilderij en gerechtvaardigd vertrouwen in koopovereenkomst

In deze zaak heeft de geïntimeerde, die als mede-executeur optrad voor een nalatenschap, een formulier ingevuld op de website van Simonis & Buunk Kunsthandel B.V. (S&B) voor een schilderij met een verwachte vraagprijs van € 50.000. S&B heeft het veronderstelde bod aanvaard, maar de geïntimeerde heeft het schilderij niet geleverd. Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat S&B er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de geïntimeerde het schilderij daadwerkelijk wilde verkopen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de vorderingen van S&B zijn afgewezen. De geïntimeerde heeft aangevoerd dat hij enkel een aanvraag tot taxatie wilde doen en niet de intentie had om te verkopen. Het hof concludeert dat er geen wilsovereenstemming bestond over de koopovereenkomst, en dat S&B niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een aanbod tot verkoop. De proceskosten worden toegewezen aan de geïntimeerde, en S&B wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.323.648
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 400641)
arrest van 26 september 2023
in de zaak van
Simonis & Buunk Kunsthandel B.V.
die is gevestigd in Ede
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: S&B
advocaat: mr. D. Roesink
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. S.L.D. van den Brink

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 20 juni 2023 heeft op 2 augustus 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Kern van de zaak en de beslissing

2.1
[geïntimeerde] heeft een formulier ingevuld op de website van S&B over een schilderij van Jan Sluijters met een ‘verwachte’ vraagprijs van € 50.000. Dat schilderij zat in een kunstcollectie in een nalatenschap waarvan [geïntimeerde] mede-executeur was. S&B heeft op enig moment begrepen dat [geïntimeerde] het schilderij wilde verkopen en heeft het veronderstelde bod aanvaard. [geïntimeerde] heeft het schilderij niet geleverd.
2.2
S&B vordert in deze procedure de afgifte van het schilderij of schadevergoeding voor het waardeverschil tussen de kooprijs en de economische waarde. In het kader daarvan heeft zij een taxatierapport laten maken waarin het schilderij op € 135.000 is gewaardeerd.
2.3
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen omdat S&B er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] het schilderij wilde verkopen. Het hof is het daarmee eens en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. [geïntimeerde] hoeft het schilderij dus niet af te geven aan S&B en haar ook geen schadevergoeding te betalen.
2.4
Hierna legt het hof zijn oordeel uit.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding

3.1
S&B drijft een grote kunsthandel die gespecialiseerd is in (Nederlandse) kunst uit de 19e en 20ste eeuw. Via haar website kunnen mensen onder meer een aanvraag voor een taxatie doen of een schilderij aanbieden ter verkoop. [geïntimeerde] heeft op 8 december 2021 via de website het schilderij
“het roze hemd”van Jan Sluijters aangeboden. Hij heeft via de knop ‘kunstwerk aanbieden’ op het volgende scherm ‘aanbod’ aangevinkt. Op dat scherm stond ook de alternatieve mogelijkheid om ‘taxatie’ of ‘restauratie’ aan te vinken. Op het volgende scherm heeft [geïntimeerde] bij
“uw verwachte vraagprijs”een bedrag van € 50.000 ingevuld.
3.2
Hierna heeft een e-mailwisseling en een aantal telefoongesprekken plaatsgevonden. In het telefoongesprek van 14 januari 2022 tussen [geïntimeerde] en [naam1] , directeur van S&B, (hierna: [naam1] ) waarvan [naam1] een geluidsopname heeft gemaakt, heeft [naam1] [geïntimeerde] meegedeeld dat hij het aanbod accepteert en het schilderij koopt voor
€ 50.000.
Wilsvertrouwensleer
3.3
Voor de vraag of S&B het schilderij heeft gekocht is relevant of tussen partijen wilsovereenstemming bestaat over het aangaan van een koopovereenkomst. In dit geval heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij een aanvraag tot taxatie wilde doen maar per ongeluk het verkeerde vinkje heeft aangeklikt. Als niet kan worden uitgegaan van de wil tot verkopen van [geïntimeerde] , kan alsnog een koopovereenkomst tot stand zijn gekomen als S&B er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [geïntimeerde] het schilderij aan haar wilde verkopen. Op beide aspecten gaat het hof hieronder in.
Wilde [geïntimeerde] het schilderij verkopen?
3.4
[geïntimeerde] trad via zijn vennootschap [naam2] B.V. als executeur op voor een nalatenschap die een kunstcollectie omvatte. In die kunstcollectie zat het schilderij. [geïntimeerde] was op grond van de verklaring van executele niet zelfstandig bevoegd om zaken uit de nalatenschap te verkopen, daarvoor was instemming van de mede-executeur noodzakelijk. In zijn e-mails aan de mede-executeur en de betrokken kunstconservator in de periode dat [geïntimeerde] het formulier van S&B heeft ingevuld gaat het alleen over taxatie van het schilderij en niet over verkoop. [geïntimeerde] heeft volgens hem ook duidelijk aan [naam3] (medewerkster van S&B) en [naam1] verteld dat het ging om taxatie (en niet verkoop) in de telefoongesprekken die in januari 2022 hebben plaatsgevonden.
3.5
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] niet de wil gehad om het schilderij te verkopen. Uit de e-mails aan de mede-executeur en de kunstconservator blijkt dat [geïntimeerde] het schilderij wilde laten taxeren. Op 7 januari 2022 schrijft hij bijvoorbeeld aan de mede-executeur: “
Ik heb vorige maand contact opgenomen met Simonis en Buunk Kunsthandel te Ede om te kijken of er interesse is het "Het Roze Hemd" te taxeren. De heer [naam1] heeft de foto's van het schilderij en het condition report van [de betrokken kunstcurator] bekeken en wil het schilderij graag in het echt zien.”
3.6
Uit het transcript van het telefoongesprek van 14 januari 2022 volgt verder dat [naam1] ervan op de hoogte was dat [geïntimeerde] hem had verteld dat het alleen om een taxatie gingen. De dag ervoor hadden [naam1] en [geïntimeerde] telefonisch contact gehad. Aan dat telefoongesprek refereren partijen regelmatig in het telefoongesprek van 14 januari 2022. Uit het transcript van dat laatste gesprek citeert het hof:
“ [geïntimeerde] : Maar gisteren, gisteren, gisteren spraken we toch over wat eh wat de bedoeling is?[naam1] : Nee.[geïntimeerde] : En het, het, het eh...[naam1] : Ja.[geïntimeerde] : ...eh, eh...[naam1] : Moest ik dan komen taxeren alleen? (…)”
Hieruit leidt het hof af dat [geïntimeerde] de dag ervoor [naam1] had verteld dat het alleen ging om een taxatie.
Heeft S&B er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [geïntimeerde] het schilderij wilde verkopen?
3.7
Zoals hiervoor staat, leidt het hof uit het transcript af dat [geïntimeerde] op 13 januari 2022 aan [naam1] heeft gezegd dat het om aanbod voor een taxatie van het schilderij ging. Daarom kan S&B er op 14 januari 2022 niet op hebben vertrouwd dat [geïntimeerde] het schilderij wilde verkopen. Omdat S&B er niet op heeft vertrouwd, is er geen koopovereenkomst tot stand gekomen. De rechtbank heeft de vordering dus terecht afgewezen.
Ten overvloede. Onherroepelijk aanbod?
3.8
Ten overvloede gaat het hof nog verder op de stellingen van S&B in. Als al moet worden aangenomen dat S&B ervan is uitgegaan dat [geïntimeerde] het schilderij (toch) aan haar wilde verkopen - wat volgens het hof niet zo is -, is het de vraag of [geïntimeerde] met het invullen van het formulier een onherroepelijk aanbod voor de verkoop van het schilderij heeft gedaan voor een verkoopprijs van € 50.000. De vorderingen van S&B zijn er namelijk op gebaseerd dat [naam1] door het enkele accepteren van de vraagprijs van € 50.000 op 14 januari 2022 het schilderij heeft gekocht. Het hof vindt niet dat er een onherroepelijk aanbod is gedaan of dat S&B daarvan gerechtvaardigd heeft uit mogen gaan.
3.9
Volgens het hof kan hoogstens worden aangenomen dat partijen in onderhandeling zouden zijn getreden over een mogelijke verkoop aan S&B. Dat volgt uit verschillende feiten en omstandigheden. [geïntimeerde] kwam via de knop ‘kunstwerk aanbieden’ op het service aanvraagformulier met daarin drie keuzes. Onder het aanbieden van een kunstwerk valt volgens de website van S&B een aanbod tot taxatie, een aanbod tot restauratie of een aanbod (zonder specificatie). De vervolgpagina die [geïntimeerde] heeft ingevuld na de keuze voor ‘aanbod’ maakt bij vraagprijs melding van
“uw verwachte vraagprijs”, waar [geïntimeerde] een bedrag van € 50.000 heeft ingevuld. Die woorden kunnen worden begrepen als dat daar een inschatting van een gewenste verkoopprijs wordt gevraagd. De onduidelijkheid over de status van het aanbod en de onderhandelingsruimte wordt niet weggenomen door de bevestigingse-mails die naar aanleiding van het invullen van het formulier zijn verstuurd. Op 8 december
“Wij doen ons best om uw aanvraag zo snel mogelijk te verwerken”en op 10 december 2021
“Wij zullen uw aanbod in behandeling nemen.”Vervolgens heeft [geïntimeerde] in januari 2022 per e-mail en telefoon regelmatig contact met [naam3] over de bezichtiging van het schilderij door [naam1] . In de e-mails wordt niet gerept van verkoop (en ook niet over taxatie). De ingevulde verwachte verkoopprijs speelt daarin ook geen rol. Uit deze gang van zaken leidt het hof af dat bij of na de bezichtiging eventueel onderhandeld zou worden over verkoop, en dat S&B er op dat moment niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een onherroepelijk aanbod was gedaan.
3.1
Pas in het gesprek van 14e januari 2022 brengt S&B voor het eerst naar voren dat zij de verwachte vraagprijs beschouwt als een voor onmiddellijke aanvaarding vatbaar verkoopaanbod. Volgens het transscript ging dat als volgt. Nadat [naam1] [geïntimeerde] een bezichtiging op maandag 17 januari 2022 heeft voorgesteld, vraagt [naam1] [geïntimeerde] een aantal keren of het schilderij aan anderen is aangeboden. Ook dan gaat het niet expliciet over verkoop, alleen over aanbieden. Op het moment dat [naam1] ervan overtuigd is dat het schilderij, dat niet eerder op de markt is geweest en onbekend was/is in de kunstwereld, aan niemand anders is “aangeboden”, wil hij het kopen voor het bedrag dat [geïntimeerde] heeft ingevuld bij
“uw verwachte verkoopprijs”en vind hij een bezichtiging niet meer nodig:
“ [naam1] : ...laat ik maar zeggen, ik eh laat ik, laat ik maar zeggen, ik koop het voor de vraagprijs. Ik koop het voor de vraagprijs.(…)[geïntimeerde] : [naam1] eh, eh even. Ja, ik moet, ik moet even je, ik moet even onderbreken, je enthousiasme een beetje temperen. Ik heb maar een bedrag genomen natuurlijk. Geen idee en dat is, dat is het probleem. Er zijn twee...[naam1] : Nee, maar het is niet laag.[geïntimeerde] : ...erfgenamen.(…)[naam1] : Dus ik onderhandel verder niet. Hè, ik koop het voor de vraagprijs. En ja, ik aanvaard het.[geïntimeerde] : [lacht][naam1] : Ja, dat had je dan niet gedacht, hé. Ik had het van mezelf ook niet aan gedacht, maar als hij inderdaad aan niemand is aangeboden en het eh en het klopt..”(…)
[geïntimeerde] : Nou, nee. Nee, ja, ik kan daar niet zelf over beslissen. We, we doen dat met zijn tweeën.
[naam1] : Ja, ja. Maar je...
[geïntimeerde] : Dus.
[naam1] : ...je, je, je biedt het me aan, dus. En ik onderhandel niet, hè. Dus ik eh...
[geïntimeerde] : Ja, maar dat ...?
[naam1] : ...ik denk, ik dacht dat ik een...
[geïntimeerde] : ...nee, maar eh...
[naam1] : ...blije boodschap had. [lacht]
[geïntimeerde] : Ja, maar dan trek ik het aanbod in. Als we, als we op die eh, eh, eh, eh, eh zeg maar, op die weg eh, eh, eh terechtkomen, nee, dan, dan, dan, dan, dan heb ik een kennelijke schrijf- of tikfout gemaakt bij het invullen van het eh van het digitale formulier. Weet je, want eh ik vind het, ik vind het prima als je het schilderij komt bekijken. En misschien zeg je van, nou, ik vind het helemaal niks. Kan. En misschien zeg je, ik vind het wel wat...”
3.11
Op basis van al de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is er geen sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen bij S&B dat [geïntimeerde] een onherroepelijk aanbod tot verkoop tegen een verkoopprijs van € 50.000 heeft gedaan. Uit de gang van zaken kan niet anders worden afgeleid dan dat, voor zover er al sprake was van een aanbod tot verkoop, dat geen onherroepelijk, voor aanvaarding vatbaar aanbod was en dat partijen in de onderhandelingsfase zaten.
3.12
Bij deze stand van zaken hoeft het hof niet verder in te gaan op de verweren van [geïntimeerde] dat hij niet bevoegd was zelfstandig te verkopen en [naam1] dat wist, of dat het veronderstelde aanbod tot verkoop tijdens het telefoongesprek van 13 januari 2022 al was herroepen door de mededeling dat het om een aanbod tot taxatie ging.
3.13
S&B klaagt er in het kader van grief I nog over dat de rechtbank geen getuigenverklaring heeft laten afleggen door [naam3] . Volgens S&B had de rechtbank dit moeten doen omdat [geïntimeerde] in een e-mail van 20 januari 2022 aan de advocaat van S&B had geschreven dat hij aan [naam3] had gezegd dat hij van S&B een taxatie verwachtte. Dit bewijsaanbod passeert het hof, omdat de te bewijzen aangeboden feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
3.14
S&B was in eerste aanleg in de proceskosten veroordeeld. Ook daartegen komt zij op in hoger beroep, waarbij zij ervan uitgaat alsnog in het gelijk te worden gesteld. Nu dat niet het geval is, blijft ook de proceskostenveroordeling in stand.
De conclusie
3.15
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat S&B in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.16
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 30 november 2022;
veroordeelt S&B tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 783,- aan griffierecht
€ 4.314,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief IV)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, Th.C.M. Willemse en E.R. de Jong, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 september 2013.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.