Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 1 mei 2023 een ondertoezichtstelling had uitgesproken. De moeder stelt dat de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is en dat de hulpverlening die [de minderjarige2] nodig heeft ook in vrijwillig kader kan worden georganiseerd.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de zorgen van de raad voor de kinderbescherming over de ontwikkeling van [de minderjarige2], die lijdt aan het Bosch-Boonstra-Schaaf opticus atrofie syndroom. De raad heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de hulp die [de minderjarige2] nodig heeft en de strijd tussen de families van de ouders. De moeder heeft echter betoogd dat zij voldoende heeft samengewerkt met de hulpverlening en dat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige2] niet ernstig genoeg zijn om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft het hof geconcludeerd dat de zorgen van de raad onvoldoende zijn om te spreken van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige2]. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing is genomen in het openbaar, met de aanwezigheid van de griffier.