ECLI:NL:GHARL:2023:8017

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
200.325.918
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie, gezamenlijk gezag en geslachtsnaamswijziging in een complexe gezinsstructuur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2023, gaat het om een verzoek tot adoptie, gezamenlijk gezag en geslachtsnaamswijziging van drie minderjarige kinderen. De verzoeker, de stiefvader, heeft in hoger beroep de afwijzing van zijn adoptieverzoek door de rechtbank Overijssel bestreden. De moeder van de kinderen, die sinds 2016 met de stiefvader is getrouwd, heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen. De vader, die in 2021 is veroordeeld voor poging tot doodslag, verzet zich tegen de adoptie en het gezamenlijk gezag, en heeft ook grieven ingediend in incidenteel hoger beroep. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de wensen van de kinderen, de rol van de stiefvader en de vader, en de juridische vereisten voor adoptie en gezag zijn meegenomen. Het hof concludeert dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor adoptie, omdat de kinderen nog steeds iets van hun vader te verwachten hebben. Het verzoek tot adoptie wordt afgewezen, maar het gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader wordt toegewezen, evenals de geslachtsnaamswijziging van de kinderen naar die van de stiefvader. De beslissing is genomen met het oog op het belang van de kinderen en de stabiliteit van hun huidige gezinsstructuur.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.918
(zaaknummer rechtbank Overijssel 277485)
beschikking van 26 september 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de stiefvader,
advocaat: mr. T.R. Oude Veldhuis te Hengelo (O)
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. T.R. Oude Veldhuis te Hengelo (O).
en
[verweerder],
verblijvende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.M. Elfrink te Hengelo (O).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 26 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 april 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. T.R. Oude Veldhuis van 13 juli 2023 met productie;
- een journaalbericht van mr. T.R. Oude Veldhuis van 16 augustus 2023 met producties.
- een journaalbericht van mr. E.M. Elfrink van 17 augustus 2023;
- een journaalbericht van mr. T.R. Oude Veldhuis van 17 augustus 2023;
2.2
Op 28 augustus 2023 hebben [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met een raadsheer van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 29 augustus 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de stiefvader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad.
Aan een begeleider van de vader is bijzondere toegang verleend.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de vader en de moeder is [in] 2014 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2006 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2008 te [plaats1] , en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2009 te [plaats1] .
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wonen sinds 1 mei 2015 op hetzelfde adres als de moeder en de stiefvader.
3.3
De stiefvader en de moeder zijn [in] 2016 te [plaats2] met elkaar gehuwd.
3.4
De moeder heeft sinds de beschikking van de rechtbank Overijssel van
4 februari 2020, het eenhoofdig gezag over de kinderen.
3.5
De vader is door de rechtbank Overijssel op 15 februari 2021 veroordeeld ter zake poging tot doodslag. In hoger beroep is de vader op 14 april 2022 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts is aan de vader de maatregel van TBS onder voorwaarden opgelegd en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking, voor zover hier van belang,
- is het verzoek van de stiefvader tot adoptie van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] afgewezen;
- zijn de moeder en de stiefvader, uitvoerbaar bij voorraad, gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast;
- is de geslachtsnaam van de kinderen in [naam verzoeker] gewijzigd, en een latere vermelding daarvan gelast in de aktes van geboorte.
4.2
De stiefvader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de afwijzing van zijn verzoek tot adoptie. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking deels te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn verzoek tot adoptie van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , toe te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de stiefvader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek van de stiefvader af te wijzen en de bestreden beschikking op dit punt te bekrachtigen.
4.4
De vader is op zijn beurt met vijf grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De grieven zien op de toewijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag van de stiefvader en de moeder en de geslachtsnaamswijziging van de kinderen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en de verzoeken van de stiefvader en de moeder om belast te worden met het gezamenlijk gezag over de kinderen en te besluiten tot geslachtsnaamwijziging alsnog af te wijzen, dan wel hen alsnog niet ontvankelijk te verklaren..
4.5
De stiefvader en de moeder voeren verweer en vragen het hof de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Adoptie
standpunten
5.1
De stiefvader stelt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om de adoptie van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] door hem uit te spreken, heeft afgewezen. Hij stelt dat de vader toestemming heeft gegeven voor de adoptie, zodat niet (langer) sprake is van de belemmering op grond van artikel 1:228 lid 1 onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW). Als de vader geen toestemming (meer) geeft moet aan de tegenspraak van de vader voorbij worden gegaan. De vader streeft met deze tegenspraak enkel zijn eigen belang na en denkt niet aan het belang van de kinderen. De vader heeft de opvoeding van de kinderen op grove wijze verwaarloosd door in de afgelopen jaren afstand van de kinderen te houden. De kinderen zijn lange tijd door de moeder en de stiefvader verzorgd, de kinderen hebben de uitdrukkelijke wens om door de stiefvader geadopteerd te worden en de vader heeft al jarenlang geen contact meer met de kinderen. De kinderen hebben niets meer van hun vader te verwachten.
5.2
De vader stemt niet in met de adoptie. De vader wil met de juiste hulpverlening en zonder dat het belastend is voor de kinderen het contact met hen herstellen. Hij heeft dit geprobeerd, maar dit wordt door de moeder en de stiefvader tegengehouden. Er is volgens de vader geen sprake van grove verwaarlozing van de opvoeding en verzorging van de kinderen. Het contact tussen de vader en de kinderen was tot 2019 goed. De vader wilde zijn kinderen tijdens zijn detentie niet zien, omdat hij dit niet in het belang van de kinderen vond. De vader is bezig met systeemtherapie, waarin eerst het contact met de slachtoffers van zijn delict wordt/is hersteld en op dit moment wordt er ingezet op herstel van het contact met zijn ouders. De vader heeft verteld dat er een volgorde zit in het contactherstel, zijn behandelaars adviseren hierin. Het contact met de kinderen is om deze reden nog niet hersteld. De vader hoopt in de toekomst weer een rol te (kunnen) spelen in het leven van de kinderen.
5.3
De raad adviseert het hof het verzoek tot adoptie af te wijzen. Hij blijft bij zijn advies zoals gegeven in het raadsrapport. De raad ziet niet dat de kinderen niets meer te verwachten hebben van de vader.
juridisch kader
5.4
Vooropgesteld wordt dat bij adoptie juridisch ouderschap wordt gecreëerd en dat alle
juridische banden met de oorspronkelijke ouder worden verbroken. Dit maakt dat adoptie
met veel waarborgen is omgeven.
5.5
Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Het eerste lid van artikel 1:228, sub d, BW bepaalt dat een voorwaarde voor adoptie is dat
geen der ouders het verzoek tegenspreekt. Het tweede lid van genoemd artikel bepaalt dat
aan tegenspraak van in casu de vader voorbij kan worden gegaan indien:
a. de minderjarige en de vader niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, of
b. de vader het gezag over de minderjarige heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding
van de minderjarige op grove wijze heeft verwaarloosd, of
c. de vader onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een
van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van
het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.
oordeel van het hof
5.6
Het hof is van oordeel dat niet is voldaan aan de in de wet gestelde eisen voor (stiefouder)adoptie en overweegt hiertoe als volgt.
Vast staat dat stiefvader in ieder geval sinds 2015 een grote rol heeft gespeeld in het leven van de kinderen en de verzorging en opvoeding samen met de moeder op zich heeft genomen. Het hof heeft goed naar de kinderen geluisterd en zij hebben heel helder verteld dat zij stiefvader als hun vader beschouwen en zij hebben herhaaldelijk de wens geuit dat deze band juridisch wordt geformaliseerd. Stiefvader en de moeder staan ook achter deze wens.
Hier staat tegenover dat de vader in ieder geval tot 2019 in het leven van de kinderen is geweest, dat er een omgangsregeling was en dat hij deel uitmaakte van het leven van de kinderen. Daar is mede door de detentie van de vader een eind aan gekomen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de vader en de kinderen thans feitelijk geen band hebben met elkaar. De vader wenst echter nog altijd deel uit te maken van het leven van de kinderen. Naar het oordeel van het hof kan daarom niet worden vastgesteld dat de kinderen niets meer van de vader in zijn hoedanigheid van ouder hebben te verwachten.
5.7
Het hof acht het ook niet in het kennelijk belang van de kinderen dat de adoptie door stiefvader wordt uitgesproken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, hoewel de kinderen zeer duidelijk hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met hun vader en dat zij ernstig teleurgesteld zijn in hem als vader, niet vaststaat dat de kinderen ook daadwerkelijk niets meer van de vader als ouder te verwachten hebben. Het criterium dat het kind van zijn oorspronkelijke ouder niets meer te verwachten heeft, ziet immers op de ouder-kindrelatie. Het gaat dus niet om de vraag of het kind met zijn oorspronkelijke ouder in het geheel geen feitelijke contacten meer heeft of nog zal krijgen. Van belang is of het kind wel of niet kan verwachten dat de ouder nog inhoud kan geven aan het ouderschap. Slechts indien vaststaat dat het kind ten aanzien van zijn oorspronkelijke ouder als ouder niets meer te verwachten heeft, zal aan het criterium voor adoptie zijn voldaan. Als er twijfel is over de vraag of aan de gestelde voorwaarde dat het kind van zijn ouder niets meer te verwachten heeft, is voldaan, dient het verzoek tot adoptie te worden afgewezen. Een en ander vloeit voort uit de tekst van de voorwaarde. Er wordt immers gesproken over ‘vaststaan’. Bij twijfel staat niet vast dat aan de bedoelde voorwaarde is voldaan.
5.8
De stiefvader heeft nog gesteld dat de vader eerder geen pogingen heeft ondernomen om te komen tot contactherstel en recent (in eerste aanleg) zijn verzoek tot omgang heeft ingetrokken, waaruit blijkt dat de kinderen niets meer van hem kunnen verwachten. Het hof is het met de stiefvader eens dat deze handelswijze duidelijk niet in het belang van de kinderen is geweest. De vader heeft echter tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat dit te maken heeft met de hem door zijn hulpverleners geadviseerde volgorde van contactherstel. De vader spreekt wel de wens uit om het contact met de kinderen te herstellen. Dit moet echter wel op een correcte manier gaan en dit zal ook met de hulpverlening van de vader besproken moeten worden. De vader wil een rol in het leven van de kinderen spelen. De vader is sinds de geboorte van de kinderen betrokken bij hun leven en zij hebben, in ieder geval, tot 2019 contact met elkaar gehad. Hiermee staat dan ook op dit moment niet vast dat voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben.
5.9
Onder deze omstandigheden is adoptie, waarbij de juridische band tussen de kinderen en de vader wordt doorgesneden, te verstrekkend om het doel van het verzoek te realiseren (namelijk bestendiging van de feitelijke band tussen de kinderen en de stiefvader). Het gestelde belang bij de adoptie om de familierechtelijke band te formaliseren, kan bovendien ook op andere wijze dan via adoptie worden geregeld. Daarbij merkt het hof op dat de kinderen reeds de geslachtsnaam van stiefvader dragen, zodat zij in zoverre al een eenheid vormen. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 1:227 lid 3 BW, zodat het verzoek tot adoptie van de kinderen door stiefvader reeds om deze reden zal worden afgewezen.
5.1
De vader spreekt het verzoek tot adoptie tegen. Aan de tegenspraak van een ouder kan voorbij worden gegaan als sprake is van in artikel 1:228, tweede lid, BW genoemde omstandigheden of, zo is in vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bepaald, als er sprake is van misbruik van bevoegdheid of sprake is van een grove verwaarlozing in de opvoeding en verzorging. Het is het hof niet duidelijk geworden dat de vader misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot tegenspraak. Niet gebleken is dat de vader zijn bevoegdheid enkel gebruikt om een ander te schaden, dat hij geen enkel te respecteren belang nastreeft of dat hij, het door hem gestelde belang en het belang van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de stiefouderadoptie in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot uitoefening van zijn recht op tegenspraak heeft kunnen komen. Ook van een grove verwaarlozing in de opvoeding en verzorging van de kinderen is niet gebleken. Dat de vader, zoals door de stiefvader gesteld, de kinderen bij zijn ouders zou hebben ondergebracht tijdens omgangsmomenten en niet wilde meewerken aan voorgestelde omgangstrajecten, is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is (geweest) van grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
5.11
Het hof benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de vader is om de verwachtingen ten aanzien van zijn rol als vader van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] waar te maken, maar ook van de moeder en de stiefvader om de vader hiertoe de benodigde mogelijkheden en ruimte te bieden. Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover die betrekking heeft op het adoptieverzoek.
Gezag
standpunten
5.12
De vader stelt dat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden doordat de moeder bij indiening van het verzoek nog geen drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. De vader vindt dat het gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader op dit moment niet passend en in het belang van de kinderen is. Hij vreest dat alle pogingen tot contactherstel tussen hem en de kinderen worden afgewezen door de moeder en de stiefvader.
5.13
De moeder en de stiefvader voeren aan dat de moeder inmiddels drie jaren alleen met het gezag is belast. Volgens hen wordt bij gezamenlijk gezag van de stiefvader en de moeder de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. De vader vervult geen opvoedersrol meer en door de vader wordt zijn wens tot contactherstel onvoldoende onderbouwd.
5.14
De raad adviseert het verzoek tot gezamenlijk gezag van de stiefvader en de moeder toe te wijzen. De kinderen groeien in dit gezin op en de raad vindt het belangrijk dat de moeder en de stiefvader samen beslissingen kunnen nemen.
juridisch kader
5.15
Op grond van artikel 1:253t lid 1 BW kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
Lid 2 van dit artikel bepaalt dat in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder het verzoek slechts wordt toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Op grond van lid 3 van artikel 1:253t BW wordt het verzoek afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
oordeel van het hof
5.16
Het hof dient in hoger beroep de voorliggende verzoeken ex nunc te toetsen, te weten aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die zich thans voordoen. Het hof stelt vast dat inmiddels is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de moeder voorafgaand aan het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
5.17
Het hof stelt vast dat aan de formele eisen van het tweede lid van artikel 1:253t BW is voldaan. Nu niet is betwist dat de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] dient nog slechts te worden beoordeeld of voldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit volgt dat, mede in het licht van de belangen van de vader, gegronde vrees bestaat dat de belangen van de kinderen worden verwaarloosd bij inwilliging van het verzoek.
5.18
De vader stelt dat hij vreest dat de stiefvader en de moeder het contactherstel tussen hem en de kinderen zullen frustreren. Het hof begrijpt hieruit dat hij vreest dat de belangen van de kinderen op dit punt worden verwaarloosd, doordat de stiefvader en de moeder de kinderen niet de ruimte kunnen geven om contact te hebben met de vader.
Het hof deelt de vrees van de vader niet dat bij inwilliging van het verzoek van de stiefvader en de moeder gegronde vrees bestaat dat de belangen van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] worden verwaarloosd. De vader behoudt op grond van de wet zijn recht op omgang met de kinderen. Dit wordt niet beperkt door het toewijzen van het gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader. Met de raad acht het hof het in het belang van de kinderen dat zij zich in positieve zin kunnen blijven ontwikkelen binnen het gezin van de moeder en de stiefvader, van welk gezin zij reeds vele jaren deel uitmaken. Binnen dat gezin ervaren [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] de voor hen noodzakelijke rust en stabiliteit. Nu, behalve de moeder, ook de stiefvader is belast met de dagelijkse verzorging en opvoeding is het van belang dat de juridische situatie voor wat het gezag betreft aansluit bij deze feitelijke situatie. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover die betrekking heeft op het gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader.
Geslachtsnaam
standpunten
5.19
Volgens de vader is de wens van de kinderen tot wijziging van hun achternaam niet authentiek. Wijziging van de geslachtsnaam is volgens hem niet in het belang van de kinderen, omdat hun geslachtsnaam onderdeel uitmaakt van hun identiteit. De moeder en de stiefvader stellen dat de kinderen de geslachtsnaam van de stiefvader al langere tijd gebruiken. Zij willen met de geslachtsnaam van de vader niet geassocieerd worden, mede in verband met het delict dat de vader gepleegd heeft en waar hij voor veroordeeld is.
De raad vindt het passend en in het belang van de kinderen dat de geslachtsnaam wordt gewijzigd in die van de stiefvader. De eenheid binnen het gezin wordt zo verstevigd en de kinderen hoeven geen uitleg meer te geven over hun geslachtsnaam vanwege het delict van de vader.
juridisch kader
5.2
Artikel 1:253t lid 5 BW bepaalt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen indien:
het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
oordeel van het hof
5.21
Het hof stelt voorop dat met een geslachtsnaamwijziging van een kind, zeker wanneer het kind zich al bewust is van zijn achternaam, behoedzaam dient te worden omgegaan, nu het daaraan deels zijn identiteit ontleent. Onverlet het vorenstaande kan onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van de minderjarige zijn.
5.22
Het hof oordeelt dat de wens van de kinderen om dezelfde naam te dragen als de stiefvader authentiek is. Het is het hof niet gebleken dat de kinderen de wens van de moeder uitspreken. Zij hebben alle drie duidelijk verteld dat zij de naam van de stiefvader willen dragen. Hiermee wordt het gezinsverband met de moeder en de stiefvader bevestigd en voor de kinderen bestendigd. Met de rechtbank en de raad is het hof van oordeel dat, mede in het licht van de belangen van de vader, de belangen van de kinderen zich niet verzetten tegen inwilliging van het verzoek. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover die betrekking heeft op de wijzing van de geslachtsnaam.

6.De slotsom

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 26 januari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, K.A.M. van Os- ten Have en C.F.L.A. van der Vegt- Boshouwers, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op
26 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.