Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 29 januari 2020 te [plaats 1] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2004, door
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020 te [plaats 1] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2003, door
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 6 april 2011 te [plaats 2] en/of [plaats 3] , ontucht heeft gepleegd, met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [benadeelde 1] ., geboren op [geboortedag 4] 1993, door
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011, te [plaats 2] , ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 5] 1995, door
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 april 2019 tot en met 29 januari 2020 te [plaats 1] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2004, door
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020 te [plaats 1] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2003, door
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2011 tot en met 6 april 2011 te [plaats 2] , ontucht heeft gepleegd, met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [benadeelde 1] ., geboren op [geboortedag 4] 1993, door
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011, te [plaats 2] , ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 5] 1995, door
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Dadelijke uitvoerbaarheid
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 2.912,78 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
5 (vijf) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€672,50 (zeshonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 57,30 (zevenenvijftig euro en dertig cent) aan materiële schadeaf.