ECLI:NL:GHARL:2023:7868

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
200.317.274
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verwijdering van persoonsgegevens in jeugdhulpverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2023 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verwijdering van persoonsgegevens uit hulpverleningsplannen en verslagen. De zaak betreft [de betrokkene], die in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2022. In deze beschikking werd De Rading, een organisatie voor jeugdhulp, bevolen om bepaalde subjectieve passages uit hulpverleningsdocumenten te verwijderen en de ontvangers daarvan in kennis te stellen. De Rading heeft hiertegen verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de mededeling aan de ontvangers van de verwijderde passages.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 augustus 2023 heeft [de betrokkene] zijn verzoek gewijzigd, waarbij hij ook andere hulpverleningsplannen en verslagen aanhaalde waarin vergelijkbare subjectieve opmerkingen stonden. Het hof heeft in deze tussenbeschikking [de betrokkene] in de gelegenheid gesteld om deze overige stukken over te leggen, zodat het hof kan beoordelen of ook deze passages verwijderd moeten worden. De Rading is in de gelegenheid gesteld om op deze stukken te reageren.

Het hof heeft de beslissing aangehouden en zal later verder oordelen over de zaak. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van persoonsgegevens in de jeugdhulpverlening en de verplichtingen van hulpverleners om aan verzoeken tot verwijdering van gegevens te voldoen, conform de geldende wetgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.317.274
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 529703)
beschikking van 19 september 2023
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna: [de betrokkene] ,
advocaat: mr. Bredius,
tegen:
Stichting De Rading,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: De Rading,
advocaat: mr. L.A.P. Arends
en
[de moeder] ,wonende te [woonplaats2] ,
belanghebbende,
hierna: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 13 juli 2022 die de rechtbank Midden-Nederland tussen partijen heeft gegeven.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[de betrokkene] is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 juli 2022.
Hij heeft verzocht dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking zal bepalen:
- dat De Rading wordt bevolen om de 3 subjectieve passages te verwijderen uit alle hulpverleningsplannen, eindverslagen en andere stukken;
- dat De Rading wordt bevolen om zo spoedig mogelijk alle ontvangers, waaronder Samen Veilig, de Raad voor de Kinderbescherming, [naam1] , bijzonder curator [de curator] , de Nationale Ombudsman, de NVPA, de SKJ, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd e.a., in kennis te stellen van de 3 te verwijderen passages en in welke stukken zij die moeten verwijderen en/of afschermen;
- dat De Rading wordt bevolen om opgave te doen van degenen aan wie zij de mededeling heeft gedaan;
- dat De Rading een dwangsom van € 12.000,- per week wordt opgelegd voor iedere week dat zij in gebreke blijft om hieraan te voldoen;
- dan wel dat het hof de gevolgtrekking verbindt aan de schending door De Rading van artikel 21 Rv als het hof geraden acht;
- dat De Rading wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.2
De Rading heeft verweer gevoerd. Bij dat verweerschrift heeft zij ook incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de beschikking. Volgens haar heeft de rechtbank De Rading ten onrechte veroordeeld om ontvangers (opnieuw) mee te delen dat er gerectificeerd is en [de betrokkene] daarvan mededeling te doen. Zij concludeert tot afwijzing van het beroep met veroordeling van [de betrokkene] in de kosten van beide instanties.
2.3
[de betrokkene] heeft op zijn beurt verweer gevoerd tegen het incidentele hoger beroep van De Rading.
2.4
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2023. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
2.5
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

De beslissing van het hof in deze tussenbeschikking
3.1
Het hof wijst eerst een tussenbeschikking, waarbij [de betrokkene] in de gelegenheid wordt gesteld om overige hulpverleningsplannen, eindverslagen en andere stukken over te leggen. De Rading mag daarna een (antwoord)akte nemen om op die stukken te reageren.
De van belang zijnde feiten
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende. [de betrokkene] en zijn ex-partner hebben in 2012 een dochter gekregen. Zij zijn kort na de geboorte van de dochter gescheiden. In 2013 is de dochter onder toezicht gesteld. In het kader van deze ondertoezichtstelling is in 2013 een indicatiebesluit afgegeven voor de verlening van jeugdhulp. De ondertoezichtstelling is in 2014 beëindigd.
3.3
De Rading is een organisatie die gespecialiseerde jeugdhulp verleent aan kinderen, jongeren en ouders.
3.4
In 2014 heeft een hulpverlener, die als contextueel therapeute werkzaam was bij De Rading, een eerste hulpverleningsplan (hierna: het hulpverleningsplan) aan de moeder verzonden. Vervolgens heeft de hulpverlener een aanvulling op het eindverslag opgesteld (hierna: de aanvulling op het eindverslag).
3.5
[de betrokkene] heeft over het handelen van de hulpverlener, ten tijde van de hulpverlening na het afgegeven indicatiebesluit, een klacht ingediend bij de NVPA klachtencommissie. De klachtencommissie heeft de hulpverlener een waarschuwing opgelegd.
3.6
[de betrokkene] heeft de hulpverlener verzocht gegevens te verwijderen. De hulpverlener heeft [de betrokkene] doorverwezen naar De Rading. De Rading heeft [de betrokkene] laten weten niet te zullen voldoen aan zijn verzoek tot vernietiging van (delen van) het dossier.
3.7
Vervolgens heeft [de betrokkene] de hulpverlener verzocht persoonsgegevens van hem en zijn dochter te verwijderen op grond van art. 36 Wet bescherming persoonsgegevens (oud) (hierna: Wbp (oud)). In een bijlage bij zijn verzoek, bestaande uit het hulpverleningsplan en de aanvulling op het eindverslag, heeft [de betrokkene] de passages aangewezen die naar zijn mening uit deze twee stukken moeten worden verwijderd.
3.8
[de betrokkene] heeft vervolgens een (aan het huidige verzoekschrift voorafgaand) verzoekschrift bij de rechtbank ingediend en verzocht om De Rading te bevelen het hulpverleningsplan en de aanvulling op het eindverslag op grond van de Jeugdwet te verwijderen en te vernietigen, dan wel (subsidiair) De Rading te bevelen op grond van art. 36 Wbp (oud) bepaalde stukken tekst uit het hulpverleningsplan en de aanvulling op het eindverslag te verwijderen.
3.9
De rechtbank Midden-Nederland heeft het verzoek van [de betrokkene] afgewezen. Dit hof heeft bij beschikking van 10 september 2019 [1] de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat De Rading twee in het dictum genoemde punten uit het hulpverleningsplan moet verwijderen. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 16 juli 2021 [2] de beschikking van het hof vernietigd en bepaald dat niet alleen de twee door het hof genoemde passages maar ook een derde passage uit het hulpverleningsplan moet worden verwijderd.
3.1
Bij de bestreden beschikking (uitvoerbaar bij voorraad) van 13 juli 2022 heeft de rechtbank De Rading bevolen om binnen 14 dagen na betekening van de beschikking de ontvangers van het hulpverleningsplan in kennis te stellen van de daarin verwijderde drie passages, waarna De Rading binnen 30 dagen na de betekening van deze beschikking [de betrokkene] dient te informeren dat dit gebeurd is. Deze beschikking is op 22 augustus 2022 aan De Rading betekend. Bij brief van 31 augustus 2022 heeft (de advocaat van) De Rading aan (de advocaat van) [de betrokkene] laten weten dat zij de ontvangers van het hulpverleningsplan in kennis heeft gesteld van de daarin verwijderde drie passages.
3.11
Tussen 15 augustus 2022 en 1 september 2022 heeft Samen Veilig (voorheen geheten: Bureau Jeugdzorg Utrecht) inzage gegeven in alle gegevensuitwisselingen tussen De Rading (eerder: AMK geheten) en Samen Veilig. Daaruit blijkt dat De Rading op basis van meerdere indicatiebesluiten op naam van de dochter jeugdhulpverlening heeft verleend. Ook blijken er meerdere eerste hulpverleningsplannen en eindverslagen te bestaan.
3.12
Op 23 september 2022 heeft de Inspectie Gezondheidszorg aan [de betrokkene] laten weten recent niets van De Rading te hebben vernomen over verwijdering van gegevens.
Het in dit hoger beroep voorliggende verzoek
3.13
[de betrokkene] heeft in de onderhavige procedure bij de rechtbank verzocht om, op straffe van een dwangsom, De Rading op te dragen opgave te doen van degenen aan wie zij mededeling heeft gedaan van de betreffende gegevens [als bedoeld in de beschikking van de Hoge Raad van 16 juli 2021] en De Rading te verplichten om derden aan wie de gegevens zijn verstrekt zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de verwijdering.
In haar gewijzigde verzoek in het beroepschrift heeft zij niet alleen een aantal ontvangers met name genoemd, maar ook verzocht om De Rading te bevelen om de drie subjectieve passages te verwijderen uit alle hulpverleningsplannen, eindverslagen en andere stukken.
3.14
Tijdens de zitting heeft [de betrokkene] toegelicht dat hem ten tijde van het opstellen van het beroepschrift ter ore is gekomen dat er meerdere hulpverleningsplannen en verslagen zijn, waarin eveneens subjectieve opmerkingen over hem staan, die iedere grondslag ontberen, vergelijkbaar met de drie passages die blijkens de beschikking van de Hoge Raad moeten worden verwijderd uit het toen voorliggende hulpverleningsplan en eindverslag. Hij is rond november 2022 in het bezit gekomen van die andere plannen en verslagen. Hij heeft bij beroepschrift zijn verzoek gewijzigd opdat ook uit de overige hulpverleningsplannen, verslagen en andere stukken de drie subjectieve passages worden verwijderd. De Rading heeft zich tijdens de mondelinge behandeling tegen de wijziging van het verzoek verzet. Voor zover dit bezwaar nog tijdig te noemen is, geldt dat alleen al de herstelfunctie van het hoger beroep met zich brengt dat verzoeker in hoger beroep zijn verzoek mag vermeerderen. [de betrokkene] heeft dat – overeenkomstig de twee-conclusieregel – gedaan in zijn beroepschrift. Dat blijkt niet alleen uit de tekst van het verzoek in de conclusie van het beroepschrift, maar ook uit de stellingen van [de betrokkene] in randnummers 31 tot en met 34 van het beroepschrift. Deze wijziging van het verzoek was daarom voldoende kenbaar voor De Rading. Om deze redenen verwerpt het hof het door De Rading ter zitting gemaakte bezwaar tegen de vermeerdering van het verzoek.
De door [de betrokkene] nader te overleggen stukken
3.15
De Rading betwist niet dat er meerdere verslagen en plannen zijn. Zij heeft die echter niet in het geding gebracht en [de betrokkene] noch de verschillende gerechtelijke instanties op de hoogte gesteld van het bestaan van die stukken. [de betrokkene] heeft naar aanleiding van vragen van het hof over deze andere plannen en verslagen aangeboden deze alsnog in het geding te brengen. De advocaat van De Rading heeft zich ook tegen dat aanbod verzet.
3.16
De advocaat van De Rading kon desgevraagd echter niets zeggen over (de inhoud van) andere hulpverleningsplannen en verslagen. Hij deelde mee dat hij die niet kende en dat hij niet wist of daarin dezelfde passages staan.
In de oproepingsbrief van 15 maart 2023 is vermeld dat partijen zelf bij de mondelinge behandeling aanwezig moeten zijn, opdat zij het hof inlichtingen kunnen verstrekken. Rechtspersonen dienen zich voor dat doel te laten vertegenwoordigen door een of meer personen die van de zaak op de hoogte zijn, zo staat in de oproepingsbrief.
De Rading heeft slechts haar advocaat gestuurd en is zelf niet verschenen.
Het hof kan aan het niet verschijnen van een partij de conclusies verbinden die zij geraden acht. Bovendien kan de rechter op grond van artikel 22 Rv in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.
3.17
Als gevolg van de proceshouding van De Rading, kon tijdens de zitting geen opheldering worden gegeven over de overige hulpverleningsplannen, verslagen en andere stukken en de vraag of daarin dezelfde passages staan als de passages waarvan de Hoge Raad in zijn beschikking van 16 juli 2021 de verwijdering heeft bevolen.
Het hof zal [de betrokkene] dan ook toestaan om alsnog deze overige hulpverleningsplannen, verslagen en andere stukken in het geding te brengen, zodat die kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van het in hoger beroep gewijzigde verzoek. De Rading mag op deze stukken bij antwoordakte reageren.
3.18
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
stelt [de betrokkene] in de gelegenheid om uiterlijk op 3 oktober 2023 overige hulpverleningsplannen, eindverslagen en andere stukken over te leggen, waarin dezelfde passages voorkomen als genoemd in de beschikking van de Hoge Raad van 16 juli 2021;
bepaalt dat De Rading hierop bij antwoordakte mag reageren;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.B. Boorsma, L.J. de Kerpel-van de Poel en M.P.M. Hennekens, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2023.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7410
2.Hoge Raad 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1169