Uitspraak
eerste aanleg: verzoeker,
gevestigd te Hollandsche Rading,
geïntimeerde sub 1 in het principaal hoger beroep,
eerste aanleg: verweerster sub 1,
hierna: de hulpverleningsinstelling,
en
2.
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
eerste aanleg: verweerster sub 2,
hierna: de hulpverlener,
advocaat mr. L.A.P. Arends,
3.[belanghebbende] ,wonende te [woonplaats] ,belanghebbende,hierna: de moeder.
21 maart 2018, die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, tussen de vader en de hulpverleningsinstelling c.s. heeft gegeven.
2.De procedure in hoger beroep
- de brief van 16 augustus 2018 van mr. Bredius met het proces-verbaal en de pleitnota van de hulpverleningsinstelling van de zitting bij de rechtbank van 16 januari 2018;
- het verweerschrift met bijlage van de moeder van 30 augustus 2018;
- het verweerschrift in beroep tevens incidenteel beroep van de hulpverleningsinstelling c.s. van 1 oktober 2018;
- het verweerschrift in incidenteel beroep van de vader van 12 november 2018.
e-mail van 14 november 2018 in het geding gebracht, waarop de hulpverleningsinstelling c.s. bij brief van 29 maart 2019 heeft gereageerd. De brieven zijn een onderdeel van het procesdossier.
3.De feiten
4.De procedure bij de rechtbank
5.De beoordeling in hoger beroep
6.Slotsom
in het principaal en incidenteel hoger beroep
- griffierecht € 287,-
- salaris gemachtigde € 904,- (twee punten x tarief II ad € 452,-)
7.De beslissing
10 september 2019.