Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
1.De procedure in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van mr. Kossen van 12 juni 2023 met een productie.
[de bewindvoerder] heeft bij brief van 22 juni 2023 laten weten dat namens haar geen vertegenwoordiger bij de behandeling aanwezig zou zijn.
Mr. Kossen heeft spreekaantekeningen overgelegd.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
In de eerste plaats was de kantonrechter niet bevoegd om de schade op grond van artikel 1:362 van het Burgerlijk Wetboek (BW) - dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind - ambtshalve vast te stellen na overlijden van de rechthebbende. Artikel 1:362 BW strekt uitsluitend ertoe de belangen van de rechthebbende te beschermen en niet die van haar erfgenamen na haar overlijden.
In de tweede plaats stelt [verzoekster] dat op basis van de drie taxatierapporten niet kan worden vastgesteld dat, of welke, goederen zijn verdwenen.
In de derde plaats meent [verzoekster] dat de omvang van de schade is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten, volgens [verzoekster] had de economische waarde moeten worden gehanteerd.
Ten slotte stelt [verzoekster] dat causaal verband tussen haar handelen en (eventuele) schade ontbreekt. Er kan niet worden vastgesteld dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten.
Voor zover de erfgenamen menen dat zij door de handelwijze van de voormalige bewindvoerder in hun eigen vermogensrechtelijke belangen zijn geschaad en de voormalige bewindvoerder aansprakelijk is voor de geleden schade, dient de weg van de dagvaardingsprocedure te worden gevolgd.
Het hof zal de beschikking van de kantonrechter vernietigen. Het hof constateert dat [verzoekster] niet verzocht heeft om een proceskostenveroordeling en ziet gezien het ambtshalve karakter van de bestreden beschikking ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het hof zal tegen die achtergrond de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dat betekent dat ieder zijn of haar eigen proceskosten betaalt.