ECLI:NL:GHARL:2023:7740

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
21-005147-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door gebruik van pepperspray zonder noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1958, werd beschuldigd van mishandeling door pepperspray in de ogen van het slachtoffer te spuiten op 8 oktober 2017. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van noodweer, aangezien de verdachte de pepperspray gebruikte nadat de situatie al was gekalmeerd en de partijen uit elkaar waren gehaald. De advocaat-generaal had gepleit voor een bewezenverklaring van mishandeling, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte handelde uit noodweer(exces). Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. Gezien de eenvoudige aard van het delict, het blanco strafblad van de verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen, maar paste artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005147-18
Uitspraak d.d.: 14 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2018 met het parketnummer 16-043700-18 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 31 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van mishandeling tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsman, mr. J. Visscher, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter, de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 8 oktober 2017 te [plaats] [aangever] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, pepperspray, althans een stof, die een irriterende en/of prikkelende en/of brandende, in ieder geval een schadelijke, uitwerking heeft op de slijmvliezen en/of de ogen en/of de mond en/of de huid en/of de ademhaling, in de ogen en/of het gezicht en/of in de richting van die [aangever] heeft gespoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal concludeert tot een bewezenverklaring van mishandeling. Er was geen sprake (meer) van een situatie waarin vanwege een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte of haar zoon noodzakelijke verdediging geboden was. De verdachte heeft pepperspray gespoten nadat beide partijen al uit elkaar waren. De duiding van de feiten en omstandigheden die verdediging ten grondslag legt aan het beroep op noodweer(exces) vinden geen betrouwbare steun in de inhoud van het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de mishandeling. De verdachte heeft gehandeld uit noodweer(exces). De verdachte stelt dat zij door aangever is vastgehouden en geslagen toen hij de portier van haar auto opende. Ook is haar zoon door aangever aangevallen. De verdachte heeft zichzelf en haar zoon in die situatie proportioneel moeten verdedigen door aangever pepperspray in zijn gezicht te spuiten. Volgens de raadsman is er mogelijk op meerdere momenten met pepperspray gespoten. Dat zou de tegenstrijdige verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren.
Het oordeel van het gerechtshof
De feiten en omstandigheden
Het gerechtshof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Daarbij worden de verklaringen van de niet bij het conflict betrokken getuigen [getuige 2] en [getuige 1] als uitgangspunt genomen. Op basis van de inhoud van het proces-verbaal van de politie, de verklaringen die zijn afgelegd tegenover de raadsheer-commissaris en het verhandelde ter terechtzitting stelt het gerechtshof het volgende vast.
Aangever [aangever] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij op 8 oktober 2017 in [plaats] voelde dat er vloeistof in zijn gezicht werd gespoten door de moeder van [zoon verdachte] (het gerechtshof begrijpt: de verdachte). [aangever] voelde pijn opkomen in zijn ogen. Hij voelde prikken en branden in zijn ogen.
De buurvrouw van [aangever] , getuige [getuige 2] , heeft in haar verklaring bij de politie verklaard dat dat zij de verdachte in haar auto door de straat zag rijden. Zij hoorde dat de autoradio heel hard aanstond. Daarna is zij naar buiten gerend en zag zij [aangever] bij de auto van de verdachte staan. Vervolgens zag zij [zoon verdachte] uit de woning aan de [adres 2] komen lopen. Zij zag dat [zoon verdachte] bovenop [aangever] sprong. Er ontstond een schermutseling tussen [zoon verdachte] en [aangever] . Haar zoon, getuige [getuige 1] , heeft vervolgens [zoon verdachte] van [aangever] afgetrokken en [getuige 2] heeft [aangever] bij de auto weggetrokken. [getuige 2] heeft [aangever] naar de voortuin van nummer [nummer] geduwd. Vervolgens zag [getuige 2] dat de verdachte uit haar auto stapte en iets in haar handen had. Ze zag dat de verdachte langs haar heen liep en over de aldaar staande containers een vloeistof in het gezicht van [aangever] spoot. Zij zag dat [aangever] naar zijn gezicht greep. Later zag zij de verdachte de woning op nummer [nummer] binnenlopen. Ze zag vervolgens dat [zoon verdachte] naar buiten liep. Zij zag [zoon verdachte] een schietend gebaar maken met de vingers in de vorm van een wapen. Hij maakte deze bewegingen in de richting van [aangever] en ze hoorde hem zeggen dat hij een wapen ging halen.
In haar verklaring tegenover de raadsheer-commissaris heeft zij haar eerder afgelegde verklaring over het moment waarop de verdachte pepperspray spoot herhaald.
Getuige [getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij harde muziek van buiten hoorde komen. Hij is toen naar buiten gelopen om polshoogte te nemen. Hij zag [aangever] bij de auto van de verdachte staan. Toen hij naar de auto liep zag hij [zoon verdachte] naar buiten komen. [zoon verdachte] gaf [aangever] daarop een klap in zijn gezicht. [getuige 1] heeft daarna geprobeerd [aangever] en [zoon verdachte] uit elkaar te halen. Vervolgens heeft hij [zoon verdachte] naar zijn woning geduwd en zag hij [aangever] naar zijn woning teruglopen. Voor zijn eigen woning zag en hoorde hij dat [aangever] nog wat in de richting riep van de verdachte. Hij zag vervolgens dat de verdachte in haar rechterhand een busje had. Hij zag dat zij hiermee een vloeibare stof in de richting van [aangever] spoot. Hij zag dat de straal van de vloeistof [aangever] in zijn gezicht raakte.
Noodweer
Het gerechtshof heeft de bovenstaande feitelijke gang van zaken beoordeeld aan de hand van hetgeen de Hoge Raad in zijn zogenoemde noodweerarrest [1] heeft overwogen, voor zover relevant in deze zaak:
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als "verdediging", maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een "ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding".
Van een "ogenblikkelijke" aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Enkele vrees voor zo'n aanranding is daartoe echter niet voldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van art. 41 Sr.
Toegepast op hetgeen het gerechtshof over de feitelijke gang van zaken heeft vastgesteld wordt het volgende overwogen.
De verdachte is in haar auto met luide muziek aan de straat ingereden waar [zoon verdachte] en [aangever] woonden. Omdat de verdachte veel lawaai maakte is [aangever] naar buiten gekomen om haar daarop aan te spreken. Vervolgens is ook [zoon verdachte] naar buitengekomen en is er een schermutseling tussen [zoon verdachte] en [aangever] ontstaan. Getuige [getuige 1] heeft daarna [zoon verdachte] van [aangever] afgetrokken en getuige [getuige 2] heeft [aangever] bij de auto weggetrokken. Vervolgens heeft [getuige 1] [zoon verdachte] naar zijn eigen woning geduwd en zag hij [aangever] naar zijn eigen woning lopen. Daarna is de verdachte uit haar auto gestapt en langs [getuige 2] gelopen met een busje pepperspray in haar handen. Zij heeft toen met de pepperspray in richting van [aangever] zijn gezicht gespoten. De pepperspray is op het gezicht en de ogen van [aangever] gekomen waardoor [aangever] pijn heeft ondervonden.
Hoewel het gerechtshof wil aannemen dat er op het moment dat de verdachte nog in de auto zat en zij werd aangesproken door [aangever] , die vervolgens in een schermutseling met haar zoon verzeild raakte, sprake was van een beangstigende situatie is naar het oordeel van het gerechtshof is niet aannemelijk geworden dat op het moment dat de verdachte pepperspray spoot (nog) sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Er is derhalve niet gebleken van een verdedigingswaardige situatie waartegen de verdachte zich rechtens mocht verweren. Het moment van de schermutseling was voorbij en partijen waren al uit elkaar gehaald door [getuige 2] en [getuige 1] . Uit de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] volgt dat [aangever] naar zijn eigen woning liep en dat [zoon verdachte] naar zijn woning werd geduwd. Op dat moment stapte de verdachte die al richting de woning van haar zoon liep, zelf richting [aangever] om pepperspray in zijn gezicht te spuiten.
Het beroep op noodweer wordt verworpen vanwege het ontbreken van een noodweersituatie. Gelet daarop kan het beroep van de verdachte op noodweerexces ook niet slagen.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat er, gelet op de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] , mogelijk meerdere malen met pepperspray is gespoten. Hij wijst daarbij op de verklaring van de verdachte dat zij zittend in de auto met pepperspray heeft gespoten. Vervolgens is het -aldus de verdediging- de vraag op welk moment [aangever] ook daadwerkelijk pepperspray in zijn gezicht heeft gekregen en of er mogelijk op dat moment wel sprake was van een noodweersituatie.
Het gerechtshof acht dit alternatieve scenario dat op twee momenten met pepperspray zou zijn gespoten niet aannemelijk geworden. Het scenario stuit reeds af op de verklaringen van [getuige 2] , [getuige 1] en [aangever] , nu zij allen consistent en gedetailleerd hebben verklaard dat de verdachte één keer met pepperspray heeft gespoten, namelijk nadat zij uit de auto was en zij richting de woning van [zoon verdachte] liep. Daarbij zou [aangever] dan al op een veel eerder moment gereageerd hebben op de pepperspray hetgeen door geen enkele getuige is waargenomen. In het dossier bevindt zich hiervoor geen enkel aanknopingspunt.
Het gerechtshof verwerpt de verweren van de verdediging en acht op grond van het bovenstaande bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 8 oktober 2017 te [plaats] [aangever] heeft mishandeld door pepperspray in de ogen van die [aangever] te spuiten, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

Het gerechtshof is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel de oplegging van de door de politierechter opgelegde taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis rechtvaardigt.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juli 2023, blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake enig strafbaar feit. Ook na het onderhavige feit is geen sprake meer geweest van contacten met politie en justitie.
Het gerechtshof slaat acht op het tijdsverloop dat is gemoeid met de berechting van de zaak. De verdachte heeft op 18 september 2018 hoger beroep ingesteld. Het arrest van het gerechtshof wordt uitgesproken op 14 september 2023. Het gerechtshof stelt vast dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM van in totaal 2 jaren en 11 maanden.
Bij de vraag of en welke straf opgelegd dient te worden spelen de omstandigheden waaronder het feit is begaan een rol. Voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit kreeg de verdachte te maken met een boze aangever die haar, terwijl zij in haar auto zat, agressief benaderde. Aangever heeft zich daarbij niet onbetuigd gelaten. Hetgeen zich voorafgaand en tijdens het bewezenverklaarde heeft voorgedaan dient te worden beschouwd in het licht van een langlopende, verstoorde burenrelatie tussen enerzijds aangever en anderzijds de verdachte en haar zoon. Ter terechtzitting is gebleken dat het incident veel impact heeft gehad op de verdachte en dat zij, bijna zes jaar later daarvan nog steeds last heeft. Verder is naar voren gekomen dat sinds het bewezenverklaarde feit geen nieuwe incidenten meer hebben plaatsgevonden en de rust in de straat is wedergekeerd onder meer doordat [aangever] is verhuisd.
Alles afwegende is het gerechtshof van oordeel dat gelet op de relatief eenvoudige aard van het delict, het blanco strafblad van de verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn, het raadzaam is geen straf of maatregel op te leggen. Het gerechtshof zal toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Stafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 9a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 14 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.