Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn aanslagen in de verontreinigingsheffing bedrijfsruimte heeft opgelegd aan belanghebbende voor de belastingjaren 2018, 2019 en 2020. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslagen vernietigd, omdat de IBA (individueel behandelingssysteem afvalwater) niet als bedrijfsruimte kan worden aangemerkt. De heffingsambtenaar heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de IBA op het perceel van belanghebbende is geïnstalleerd om afvalwater te zuiveren, maar dat de woning van belanghebbende ook is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De rechtbank oordeelde dat de IBA geen bedrijfsruimte is volgens de Verordening van het waterschap, omdat deze niet noodzakelijk is voor de woonfunctie. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat de IBA wel degelijk als bedrijfsruimte kan worden aangemerkt.
Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de IBA niet als een voor bewoning essentiële voorziening kan worden beschouwd. Het Hof oordeelt dat de IBA niet onder de definitie van woonruimte valt en dat de heffingsambtenaar terecht aanslagen verontreinigingsheffing bedrijfsruimte heeft opgelegd. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de heffingsambtenaar wordt ongegrond verklaard.