In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Het geschil betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [adres1] 20 te [woonplaats] voor het kalenderjaar 2020, waarbij de heffingsambtenaar de waarde heeft vastgesteld op € 390.000. Belanghebbende is het niet eens met deze vaststelling en heeft in hoger beroep een waarde van € 322.000 voorgesteld. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 1 juni 2023 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden en taxateurs. Belanghebbende heeft argumenten aangedragen ter onderbouwing van zijn lagere waardering, waaronder vergelijkingen met andere woningen in de buurt en de staat van de onroerende zaak. De heffingsambtenaar heeft op zijn beurt een taxatiematrix overgelegd ter ondersteuning van de vastgestelde waarde.
Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar zorgvuldig gewogen. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 390.000 niet te hoog is. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is aan de partijen verzonden.