Uitspraak
h.o.d.n. [naam1],
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
“
ten eerst deze klus is een overeenkomst in mijn prive tijd, tussen [geïntimeerde] en mij. Om een
Als jullie zie mij als bedrijf dan is de prijs voor deze badkamer 8.000,- euro inclusief
“
Gezien de grote hoeveelheid gebreken (± 15 stuks) en dat voor het herstel
[appellant] gaf ook aan dat hij niet kundig was qua kitwerk en de aanleg van elektriciteit, maar uit coulance naar [geïntimeerde] dit wel had uitgevoerd.”
Gezien de door ons gedane bevindingen stellen wij vast dat de oorzaak van de
. De geleverde werkzaamheden wijken af van de beroepsnormen en standaarden die gehanteerd dienen te worden.(…)
Wij delen de mening van Expertise Bureau Noord dat de gebreken in de badkamer in de huidige toestand niet te repareren zijn. Wij adviseren dan ook over te gaan op sloop en vervolgens het opnieuw opbouwen van debadkamer.”
3.Het oordeel van het hof
€ 13.000,-, welk bedrag gelijk is aan de herstelkosten die [geïntimeerde] heeft gemaakt om alsnog een deugdelijke badkamer te realiseren. [appellant] komt in hoger beroep niet op tegen dit oordeel.
De grenzen van de rechtsstrijd
- de waarde van de prestatie € 13.000,00
€ 2.000,00 +/+Totaal: € 10.000,00
a. De overeengekomen aanneemsom
€ 5.000,- beroept. De stelplicht en bewijslast van die hogere aanneemsom rusten daarom op [appellant] .
€ 13.000,- in hoger beroep tussen partijen niet in geschil is. Partijen zijn het er ook over eens dat de overeengekomen aanneemsom in elk geval ten minste € 5.000,- heeft bedragen en dat dat bedrag hoe dan ook verrekend moet worden. Nu [appellant] stelt dat de overeengekomen aanneemsom € 8.000,- bedroeg, rust de stelplicht en de bewijslast van die stelling op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant] , aangezien hij zich daarmee immers beroept op een (hogere, te verrekenen) betalingsverplichting van [geïntimeerde] aan hem.
€ 5.000,-.
€ 8.000,- (in plaats van € 5.000,-) niet.
b. De factuur voor materialen van € 2.046,50
c. De factuur voor meerwerk van € 2.450,-
De proceskostenveroordeling van de rechtbank blijft in stand.
4.De beslissing
25 juli 2023.