ECLI:NL:GHARL:2023:7307

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
200.311.009
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de beëindiging van een beveiligingsovereenkomst en toerekenbaar tekortschieten in de nakoming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [appellante1], en twee beherende vennoten, [appellant2] en [appellante3], tegen de besloten vennootschap Security Monitoring Centre B.V. (SMC). De zaak betreft de vraag of een beveiligingsovereenkomst, oorspronkelijk gesloten met Varel Security Alarmcentraleservice B.V. (Chubb), is overgenomen door SMC en of deze overeenkomst is geëindigd. De appellanten betwisten de voortzetting van de overeenkomst en stellen dat deze is geëindigd na een verbouwing van het restaurant in 2018, waarbij de alarminstallatie zou zijn verwijderd. Het hof oordeelt echter dat de appellanten niet voldoende hebben onderbouwd dat de overeenkomst is geëindigd en dat SMC als rechtsopvolger van Chubb de overeenkomst heeft overgenomen. Het hof wijst erop dat de appellanten in het verleden wel betalingen aan SMC hebben gedaan, wat tegen hun stelling ingaat.

Daarnaast stellen de appellanten dat SMC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat SMC niet heeft gemeld dat er geen verbinding meer was met het alarmsysteem. Het hof verwerpt ook dit betoog, omdat niet is komen vast te staan dat er geen meldingen uit het systeem zijn ontvangen. Het hof concludeert dat het hoger beroep faalt en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellanten zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan SMC. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze kan worden afgedwongen, zelfs als de appellanten de zaak aan de Hoge Raad voorleggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.311.009
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 9355373)
arrest van 29 augustus 2023
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma

[appellante1] v.o.f.,

2.
[appellant2],
3.
[appellante3],
alle gevestigd c.q. wonende te [plaats1] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
advocaat: mr. J. Engels,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Security Monitoring Centre B.V.,
Gevestigd te Tiel,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: SMC,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Appellanten worden hierna [appellante1] , [appellant2] en [appellante3] genoemd en gezamenlijk [appellanten]

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 juli 2022 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 22 september 2022
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De feiten, vordering van SMC en de beslissing van de kantonrechter

2.1.
In 1992 heeft Varel Security Alarmcentraleservice B.V. (hierna: Chubb) een ‘dienstverleningskontrakt’ (hierna: de overeenkomst) gesloten met [appellant2] ten behoeve van zijn restaurant. Deze overeenkomst hield in dat Chubb het in de bedrijfsruimte (het restaurant) van [appellant2] aanwezige alarmsysteem – tegen betaling van jaarlijkse kosten – aangesloten zou houden op de alarmcentrale van Chubb en in voorkomend geval alarmopvolging zou geven.
2.2.
Het restaurant van [appellant2] is per 1 januari 1994 ingebracht in een vennootschap onder firma, [appellante1] . [appellant2] en [appellante3] zijn de beherende vennoten van [appellante1] .
2.3.
SMC exploiteert een alarmcentrale die het alarmsysteem van haar klanten aangesloten houdt en het systeem monitort.
2.4.
[appellante1] heeft de jaarlijkse kosten vanaf 2020 niet (meer) voldaan.
2.5.
SMC vordert (als rechtsopvolger van Chubb, ten gevolge van een juridische fusie op 22 februari 2010 met Chubb) van [appellanten] betaling van de jaarlijkse kosten over 2020 (€ 784,96) en 2021 (€ 812,44) ad € 1.597,40 (vermeerderd met handelsrente en kosten).
2.6.
De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen en [appellanten] in de proceskosten veroordeeld.

3.De motivering van de beslissing

3.1.
[appellanten] komt met drie bezwaren (grieven) op tegen dit vonnis. Het hof is van oordeel dat deze niet opgaan en dat het hoger beroep faalt.
3.2.
Voldoende staat vast dat SMC de overeenkomst van Chubb met [appellante1] , als rechtsopvolger, heeft overgenomen. [appellanten] betwist dat wel maar licht niet toe waaruit blijkt dat zij alleen met Chubb te maken had terwijl zij op de zitting bij het hof heeft erkend dat zij de jaarlijkse kosten vanaf 2010 (tot en met de kosten over 2019) aan SMC heeft betaald.
3.3.
Volgens [appellanten] is de overeenkomst na een verbouwing van het restaurant (met verwijdering van de alarminstallatie) in 2018 geëindigd, althans mocht zij daarop vertrouwen. Het hof kan [appellanten] hierin niet volgen. Het verwijderen van de alarminstallatie brengt niet met zich dat de overeenkomst is geëindigd. Dat met de ontmanteling van de installatie geen sprake meer kon zijn van monitoring en/of werkzaamheden aan de zijde van Chubb en/of SMC en dat het daarom ook bij Chubb en/of SMC duidelijk moet zijn geweest dat van een overeenkomst geen sprake meer was, is niet onderbouwd. SMC heeft bovendien – op de zitting bij het hof – betwist dat alle sensoren zijn verwijderd en aangevoerd dat meldingen uit het systeem werden ontvangen. [appellanten] heeft hiertegenover ten onrechte nagelaten te onderbouwen of toe te lichten waaruit blijkt dat alle sensoren waren verwijderd. Daar komt bij dat [appellanten] de factuur van SMC kosten over 2019 heeft voldaan wat, zonder toelichting die ontbreekt, niet valt te rijmen met haar betoog dat de overeenkomst in 2018 is geëindigd.
3.4.
Als de overeenkomst wel is blijven bestaan dan is, zo voert [appellanten] aan, SMC toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming daarvan omdat SMC had moeten waarnemen en melden aan [appellante1] dat er geen verbinding met het alarmsysteem van [appellante1] meer was. Anderzijds is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat SMC aanspraak maakt op een vergoeding voor werkzaamheden die niet zijn verricht en ook niet konden worden verricht. Dit betoog gaat niet op omdat, zoals overwogen, niet vast staat dat (alle sensoren zijn verwijderd en) geen meldingen uit het systeem werden ontvangen door SMC.
3.5.
[appellanten] heeft in de procedure bij de kantonrechter een kopie van een creditfactuur van Chubb overgelegd. Deze is niet leesbaar, zoals SMC in die procedure al heeft opgemerkt. Desondanks heeft [appellanten] in hoger beroep geen leesbare kopie overgelegd zodat het hof deze factuur niet bij de beoordeling heeft betrokken.
3.6.
[appellanten] heeft geen (voldoende concrete) feiten gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Aan het door [appellanten] gedane bewijsaanbod gaat het hof daarom voorbij.
3.7.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. Omdat [appellanten] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellanten] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1] De door SMC gevorderde wettelijke handelsrente (over de proceskosten) is niet toewijsbaar omdat geen sprake is van (vertraging in de voldoening van een geldsom in het geval van) een handelsovereenkomst (artikel 6:119a lid 1 BW).
3.8.
De proceskostenveroordeling kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 8 februari 2022;
4.2.
veroordeelt [appellanten] tot betaling van de volgende proceskosten van SMC:
€ 783,- aan griffierecht
€ 1.672,- aan salaris van de advocaat van SMC (2 procespunten x appeltarief I)
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Boon, H.L. Wattel en B.J. Engberts, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.