Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante1] v.o.f.,
[appellant2],
[appellante3],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [appellante1], en twee beherende vennoten, [appellant2] en [appellante3], tegen de besloten vennootschap Security Monitoring Centre B.V. (SMC). De zaak betreft de vraag of een beveiligingsovereenkomst, oorspronkelijk gesloten met Varel Security Alarmcentraleservice B.V. (Chubb), is overgenomen door SMC en of deze overeenkomst is geëindigd. De appellanten betwisten de voortzetting van de overeenkomst en stellen dat deze is geëindigd na een verbouwing van het restaurant in 2018, waarbij de alarminstallatie zou zijn verwijderd. Het hof oordeelt echter dat de appellanten niet voldoende hebben onderbouwd dat de overeenkomst is geëindigd en dat SMC als rechtsopvolger van Chubb de overeenkomst heeft overgenomen. Het hof wijst erop dat de appellanten in het verleden wel betalingen aan SMC hebben gedaan, wat tegen hun stelling ingaat.
Daarnaast stellen de appellanten dat SMC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat SMC niet heeft gemeld dat er geen verbinding meer was met het alarmsysteem. Het hof verwerpt ook dit betoog, omdat niet is komen vast te staan dat er geen meldingen uit het systeem zijn ontvangen. Het hof concludeert dat het hoger beroep faalt en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellanten zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan SMC. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze kan worden afgedwongen, zelfs als de appellanten de zaak aan de Hoge Raad voorleggen.