ECLI:NL:GHARL:2023:726

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
ISD P22/290
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de voortzetting van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met betrekking tot een veroordeelde met complexe psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2022. De rechtbank had geoordeeld dat de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk was en het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de maatregel afgewezen. De veroordeelde, geboren in 1980, verblijft in een inrichting en heeft een complex psychiatrisch beeld met onder andere dwangmatige symptomen en een sterke achterdocht. Tijdens de zitting op 5 januari 2023 zijn zowel de veroordeelde als zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, en de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, gehoord. De deskundige, psychiater C.L. Bruinsma, heeft ook zijn visie gegeven over de situatie van de veroordeelde. Het hof heeft vastgesteld dat er nog nauwelijks stappen zijn gezet binnen de maatregel en dat de prognose voor verbetering somber is, mede door de vreemdelingenstatus van de veroordeelde. Het hof concludeert dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij en bevestigt de beslissing van de rechtbank, met aanvulling van gronden. De maatregel blijft van kracht, omdat opheffing zou leiden tot onveiligheid en verloedering van het publieke domein.

Uitspraak

ISD P22/290
Beslissing d.d. 19 januari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
verblijvende in het [instantie] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2022, inhoudende dat voortzetting van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: de maatregel)is vereist en afwijzing van het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de maatregel.
Het hof heeft gelet op stukken waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 20 september 2022;
- een e-mailbericht van [persoon 1] van [instantie] van 8 december 2022;
- een e-mailbericht van [persoon 2] van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 8 december 2022;
- de aanvullende informatie van [instantie] van 27 december 2022.
Het hof heeft ter zitting van 5 januari 2023 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.M. Buchel, advocate te Amsterdam, en de advocaat-generaal
mr. R.J.A. Segerink. Daarnaast is ter zitting als deskundige gehoord C.L. Bruinsma, als psychiater verbonden aan [instantie] .

Overwegingen:

Het standpunt van de deskundige
Er is bij veroordeelde sprake van een complex psychiatrisch beeld. Er is sprake van veel verschillende symptomen, onder meer van een aantal dwangmatige symptomen en een sterke achterdocht. Af en toe is er sprake van een incoherente gedachtegang en er is sprake van een waanachtig denkbeeld. Veroordeelde heeft een geschiedenis waaruit blijkt dat sprake is van antisociale tendensen. Hem is sterk aangeraden om medicatie te gaan gebruiken. De samenwerking met veroordeelde hierin is echter erg lastig. Inmiddels is overgegaan op andere medicatie. De afweging om over te gaan tot dwangmedicatie is moeilijk omdat veroordeelde niet gevaarlijk genoeg lijkt te zijn, afgezet tegen de met dwangmedicatie gepaard gaande schending van zijn lichamelijke integriteit. Er zijn nog nauwelijks stappen gezet binnen de maatregel. Er is sprake van een verband tussen de stoornis van veroordeelde en het plegen van de strafbare feiten. De koers is om medicatie in een adequate dosering in te zetten met voldoende effect. In dat geval is veroordeelde iets rustiger en iets minder fel. Op dit moment gebruikt veroordeelde geen medicatie. Veroordeelde zit op de afdeling high intensive care. Er is nog winst te behalen op het recidiverisico. Veroordeelde houdt zich aan een aantal regels binnen de afdeling en werkt ook mee aan de structuur van de afdeling. Voor het overige werkt hij nergens aan mee. De prognose om in aanmerking te komen voor een zorgmachtiging is zeer somber gelet op het feit dat veroordeelde geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Veroordeelde wil niet terug naar Marokko en er zijn geen mogelijkheden tot gedwongen uitzetting naar Marokko.
Het standpunt van de veroordeelde
Er dient te worden gekeken naar de proportionaliteit van de maatregel. Veroordeelde is aangehouden op 21 mei 2021. Hij zit al bijna twee jaar vast. De behandeling komt niet van de grond. Feitelijk is er sprake van een kale detentie. Het is niet te verwachten dat er nog een significante verbetering zal gaan plaatsvinden. Op dingen die nodig zijn om het recidiverisico tot nul te krijgen, zoals een woning, werk en maatschappelijke begeleiding, heeft veroordeelde geen recht door zijn verblijfsstatus. De raadsvrouw heeft verzocht de maatregel te beëindigen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Beëindiging van de maatregel zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Er is bij veroordeelde sprake van een complexe problematiek en een beeld van psychotische symptomen. Er zijn nauwelijks stappen gezet in de behandeling. Dat is deels te wijten aan veroordeelde zelf en deels is zijn psychotische toestand de oorzaak. Voortzetting van de maatregel is noodzakelijk, met name ter bescherming van de maatschappij. Veroordeelde is ongewenst verklaard in Nederland. Binnen de maatregel zijn er nog mogelijkheden. Door middel van medicatie kan worden geprobeerd het recidiverisico te beperken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Uit de rapporten van [instantie] en uit de toelichting van de deskundige ter zitting volgt dat veroordeelde een kwetsbare man is met een combinatie van verschillende psychiatrische problemen. Daarnaast speelt zijn vreemdelingenstatus, waardoor de mogelijkheden voor hem nog sterker beperkt zijn om een normaal leven op te bouwen en de risico’s op crimineel gedrag daardoor nog groter zijn. Diagnostisch onderzoek om een beter beeld te krijgen van veroordeeldes psychotische belevingen, dwanghandelingen en persoonlijkheid is opgestart. Diagnostisch wordt steeds duidelijker dat er sprake is van forse persoonlijkheidsproblematiek gecombineerd met een psychotische kwetsbaarheid. Voor verdere diagnostiek is het belangrijk dat de psychotische symptomen verder in remissie gaan. De door [instantie] noodzakelijk geachte medicatie wordt wisselend door veroordeelde ingenomen. Op dit moment gebruikt veroordeelde geen medicatie. Veroordeelde verblijft op een afdeling voor intensieve zorg. Hij verleent nagenoeg geen medewerking, waardoor de risico’s nauwelijks verminderen. Er is nog winst te behalen op het recidiverisico.
Opheffing van de maatregel zal dan ook naar verwachting leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Bovendien kan niet worden gezegd dat verdere voortzetting niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van de veroordeelde ligt. Het hof is van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel nog steeds is vereist. Het hof ziet daarom geen aanleiding om de maatregel te beëindigen.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van grondenzoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2022 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. E.M.M. Mol en dr. K. de Wijs-Heijlaerts als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 19 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
Mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.