ECLI:NL:GHARL:2023:7220

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
P23/156
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren en de beoordeling van de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 6 april 2023, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaren werd verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1972, verblijft in een kliniek en heeft beroep aangetekend tegen de verlenging van zijn terbeschikkingstelling. Tijdens de zitting op 13 juli 2023 heeft het hof de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde, mr. M.C. Levy, gehoord. De raadsvrouw pleitte voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, waarbij zij benadrukte dat de terbeschikkinggestelde maatwerk nodig heeft en dat zijn motivatie voor behandeling ontbreekt. Het openbaar ministerie concludeerde echter tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, gezien de stoornis en het hoge recidiverisico van de terbeschikkinggestelde.

Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en dat de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd dient te worden. Het hof benadrukte dat de motivatie van de terbeschikkinggestelde voor behandeling primair moet voortkomen uit de resultaten van de behandeling en het resocialisatietraject. Het hof constateerde dat de terbeschikkinggestelde stappen maakt in zijn behandeling, waaronder de gefaseerde uitbreiding van onbegeleide verlof. Er zijn verschillende opties voor het uitstroomtraject van de terbeschikkinggestelde, maar het huidige juridische kader blijft noodzakelijk voor een veilige en verantwoorde toetsing van de mogelijkheden.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verlenging van de maatregel vereist was voor de veiligheid van anderen. Het hof bevestigde deze beslissing, met de aanvulling dat de algemene veiligheid van goederen geen grond meer kan zijn voor verlenging, gezien de totale duur van de maatregel na verlenging. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd met aanvulling en verbetering van gronden.

Uitspraak

TBS P23/156
Beslissing d.d. 27 juli 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1972,
verblijvende in [kliniek] , locatie [locatie] , te [plaats]
(hierna: de kliniek),
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 6 april 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 12 april 2023;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 28 juni 2023, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 3 oktober 2022 tot en met 5 april 2023.
Het hof heeft ter zitting van 13 juli 2023 gehoord de advocaat-generaal mr. R.J.A. Segerink en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsvrouw heeft verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van één jaar. Bij de oplegging van de terbeschikkingstelling is door het hof Den Haag al aanbevolen om bij de verlengingsbeslissing te laten onderzoeken of de terbeschikkinggestelde geplaatst kan worden in het civiele kader. Er moet hem maatwerk worden geboden. Het huidige traject is frustrerend voor de terbeschikkinggestelde en zijn motivatie is inmiddels ver te zoeken. De terbeschikkinggestelde mist toekomstperspectief.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Er is sprake van een stoornis en een hoog recidiverisico. Het is niet de verwachting dat over één jaar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege al aan de orde is.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling en verbetering van het volgende.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het hof is van oordeel dat een kortere termijn niet nodig is om de terbeschikkinggestelde gemotiveerd te houden. De motivatie van de terbeschikkinggestelde om aan zijn behandeling mee te (blijven) werken moet de terbeschikkinggestelde primair ontlenen aan de behandeling en de daarin door hem te bereiken resultaten op grond waarvan verdere verantwoorde stappen gemaakt kunnen worden in het behandel- en resocialisatietraject.
Het hof stelt vast dat door de terbeschikkinggestelde stappen worden gezet. Het onbegeleide verlof wordt gefaseerd uitgebreid. De terbeschikkinggestelde mag inmiddels volledig onbegeleide verloven op het terrein van [deel kliniek] en semi-onbegeleide verloven buiten dit terrein praktiseren. De komende periode zal de gefaseerde uitbreiding van verlofstappen worden voortgezet. De kliniek is ook bezig met het uitstroomtraject van de terbeschikkinggestelde. Omdat er nog geen concreet besluit is genomen over het uitstroomtraject, worden verschillende opties mogelijk geacht. Allereerst wordt plaatsing op de afdeling [afdeling] als mogelijkheid gezien. Als de terbeschikkinggestelde meer geactiveerd kan worden, meer openheid toont en met name indien er ingeschat wordt dat het risicomanagement de veiligheid waarborgt in een meer open setting, wordt als andere mogelijkheid plaatsing in een sociowoning van [locatie] op het terrein van [deel kliniek] overwogen. Volgens de kliniek dient de terbeschikkinggestelde nog de nodige stappen te zetten, alvorens een (veilige) overgang naar een zorgmachtiging gerealiseerd kan worden. Vooralsnog wordt het huidige kader noodzakelijk geacht om op veilige en verantwoorde wijze te kunnen toetsen wat de (on)mogelijkheden zijn in het uitstroomtraject van de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen verlenging van de maatregel vereist. Omdat de totale duur van de maatregel, na verlenging, een periode van vier jaren te boven gaat, kan de algemene veiligheid van goederen echter geen grond meer zijn voor verlenging (artikel 38e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht). Gelet op het uitgebrachte advies en op hetgeen overigens op de zitting naar voren is gekomen, stelt het hof vast dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist. Het hof verbetert in zoverre de beslissing van de rechtbank.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling en verbetering van grondenzoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 6 april 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[de terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. A.W.T.M. Vissers en drs. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 27 juli 2023 in het openbaar uitgesproken.
Mr. M.E. van Wees, mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.