ECLI:NL:GHARL:2023:6975

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
P23/159
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing rechtbank en niet-ontvankelijkheid verzoek tot tussentijdse beoordeling ISD-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2023. De rechtbank had besloten dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel van de veroordeelde moest worden voortgezet. De veroordeelde had op 15 februari 2023 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van deze maatregel. Het hof oordeelde dat dit verzoek te vroeg was ingediend, aangezien de ISD-maatregel op 5 september 2022 was ingegaan en het verzoek pas na zes maanden na deze datum kon worden ingediend. Het hof stelde vast dat de rechtbank niet-ontvankelijkheid had moeten uitspreken, maar dit niet had gedaan. Het hof vernietigde daarom de beslissing van de rechtbank en verklaarde de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling. Het hof benadrukte dat de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek van openbare orde is en dat een te vroeg ingediend verzoek niet kan worden hersteld door een mondelinge aanvulling of een nieuw verzoek. De uitspraak van het hof is gedaan door een kamer bestaande uit een voorzitter en twee raadsheren, met ondersteuning van twee raden en een griffier.

Uitspraak

ISD P23/159

Beslissing d.d. 20 juli 2023

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting
(hierna: P.I.)[plaats] , locatie [locatie] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2023. Deze beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: ISD-maatregel)wordt voortgezet.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 4 april 2023;
- een handgeschreven brief van de veroordeelde van 1 april 2023;
- een e-mailwisseling tussen het hof, de raadsvrouw en het openbaar ministerie van 25 en 31 mei 2023;
- het rapport van de P.I. van 3 juli 2023.
Het hof heeft ter zitting van 6 juli 2023 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.M. Ploegmakers, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

De ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse toetsing

Ingevolge artikel 6:6:14, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan een veroordeelde, indien de rechter bij het opleggen van de ISD-maatregel niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist.
Aan de veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2022 de ISD-maatregel opgelegd. Deze beslissing is op 5 juli 2022 onherroepelijk geworden. De maatregel is op 5 september 2022 ingegaan. Namens de veroordeelde is op 15 februari 2023 het verzoek om tussentijdse beoordeling van de maatregel ingediend. De rechtbank heeft dit verzoekschrift behandeld op de zitting van de rechtbank van 28 maart 2023 waar de raadsvrouw haar schriftelijke verzoek mondeling heeft herhaald. De rechtbank heeft ermee ingestemd dit mondelinge verzoek als een nieuw verzoek te beschouwen en heeft op diezelfde dag beslist dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist. Tegen deze beslissing heeft de veroordeelde op 4 april 2023 hoger beroep ingesteld.
Ter zitting van 6 juli 2023 heeft het hof de ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse beoordeling aan de orde gesteld.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat het verzoekschrift van 15 februari 2023 te vroeg is ingediend, maar dat zij het schriftelijke verzoek ter zitting bij de rechtbank op
28 maart 2023 mondeling heeft herhaald. De rechtbank heeft niet op het schriftelijke, maar op het mondelinge verzoek van 28 maart 2023 beslist. Er zijn geen vormvereisten verbonden aan een dergelijk verzoek. Dit mondelinge verzoek dateert van zes maanden na aanvang van de ISD-maatregel.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift te vroeg is ingediend en dat de veroordeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. De wetgever heeft niet beoogd dat een te vroeg ingediend verzoekschrift mondeling kan worden gerepareerd.
Het hof stelt vast dat de beslissing van de rechtbank Rotterdam waarbij de maatregel is opgelegd op 5 juli 2022 onherroepelijk is geworden en dat de maatregel per 5 september 2022 ten uitvoer is gelegd. Het verzoekschrift tot tussentijdse beoordeling is op 15 februari 2023 ingediend, derhalve binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het is niet in geschil dat dit verzoekschrift, dat de start is geweest van de procedure en heeft geleid tot de zitting van de rechtbank van 28 maart 2023, daarom niet-ontvankelijk is. Het hof merkt op dat de rechtbank dit oordeel kennelijk heeft gedeeld, maar deze niet-ontvankelijkheid niet heeft uitgesproken.
De ontijdigheid van dat verzoekschrift kan naar het oordeel van het hof niet ter zitting van de rechtbank worden hersteld door een mondelinge aanvulling van het bestaande verzoek of door een nieuw verzoek. Eerder al oordeelde het hof dat een herhaalde inzending van hetzelfde schriftelijke verzoek niet maakt dat een verzoek alsnog tijdig is gedaan (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7345). De wettelijke termijn is van openbare orde en daarmee fataal. Een andere opvatting betekent dat (herstel steeds mogelijk is en dat) de wettelijke termijn van elke betekenis wordt ontdaan. Voor het oordeel over de ontvankelijkheid is dan ook niet van belang of de rechtbank ermee heeft ingestemd het tweede verzoek aan te merken als een nieuw verzoek.
Het hof is daarom van oordeel dat het verzoek te vroeg is ingediend en dat de veroordeelde niet-ontvankelijk is in dat verzoek. Het hof zal daarom de beslissing waarvan beroep vernietigen en de veroordeelde alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2023 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde].
Verklaart de veroordeelde
niet-ontvankelijkin zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Aldus gedaan door
mr. D. Visser als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. R.J.A. van Helvoirt als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 20 juli 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.