ECLI:NL:GHARL:2023:6869

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.313.317
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herroeping
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herroeping van een arrest inzake onteigening en schadeloosstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure van een eerder arrest met betrekking tot de onteigening van het Vahstal-terrein door de Gemeente Tiel. Vabeog Amersfoort B.V. heeft de herroeping ingediend, stellende dat de Gemeente bedrog heeft gepleegd en stukken van beslissende aard heeft achtergehouden. De herroeping is tijdig ingesteld, binnen de termijn van drie maanden, maar het hof oordeelt dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen. Het hof concludeert dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van bedrog of het achterhouden van relevante stukken door de Gemeente.

De procedure tot herroeping volgde op een eerdere uitspraak van het hof waarin de schadeloosstelling voor de onteigening was vastgesteld op € 700.000, na een correctie van € 130.000 vanwege bodemverontreiniging. Vabeog betoogde dat de Gemeente onjuiste informatie had verstrekt over de saneringskosten en dat dit de uitkomst van de schadeloosstelling had beïnvloed. Het hof oordeelt echter dat Vabeog niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van bedrog en dat de stukken die zij aanvoert niet van beslissende aard zijn voor de herroeping.

Het hof wijst de vordering tot herroeping af en veroordeelt Vabeog tot betaling van de proceskosten van de Gemeente, die zijn begroot op € 783,- aan griffierecht en € 2.366,- aan advocaatkosten. De kosten dienen binnen 14 dagen na de uitspraak te worden betaald, met wettelijke rente bij niet tijdige betaling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.313.317
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
Vabeog Amersfoort B.V.,
gevestigd in Amersfoort,
eiseres in het geding tot herroeping,
hierna: Vabeog,
advocaat: mr. J. Witvoet.
tegen:
Gemeente Tiel
zetelend te Tiel,
gedaagde in het geding tot herroeping,
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. B.S. ten Kate.

1.Het procesverloop van de procedure tot herroeping

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 18 oktober 2022 heeft op 31 mei 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
De Gemeente heeft een stuk grond van Vabeog onteigend, het zogeheten Vahstal-terrein. In de onteigeningsprocedure heeft de rechtbank een schadeloosstelling vastgesteld. Bij het bepalen daarvan heeft de rechtbank vanwege verontreiniging van de grond de waarde van de grond € 130.000 lager vastgesteld. Het hof heeft, na verwijzing door de Hoge Raad, dat oordeel van de rechtbank gevolgd. Volgens Vabeog moet het arrest van het hof worden herroepen omdat de Gemeente in de procedure bedrog heeft gepleegd en stukken heeft achtergehouden.
2.2.
Het bedrog bestaat er volgens Vabeog uit dat de kosten van sanering lager waren dan het bedrag van € 130.000. Daarnaast vindt Vabeog het onterecht dat alle kosten van de verontreiniging zijn meegenomen terwijl die verontreiniging voor een deel door de Gemeente zelf of onder haar verantwoordelijkheid is veroorzaakt. De stukken waaruit blijkt hoe het zat met de verontreiniging van de grond zijn volgens Vabeog door (toedoen van) de gemeente achtergehouden.
2.3.
De eerder doorlopen rechtsgang kan als volgt kort worden geschetst:
- bij vonnis van 29 september 2010 heeft de rechtbank Arnhem de onteigening van het Vahstal-terrein vervroegd uitgesproken, waarbij zij het voorschot op de schadeloosstelling heeft bepaald op € 747.000. Het vonnis is op 23 maart 2011 ingeschreven in de openbare registers en dat is de peildatum voor de schadeloosstelling;
- bij eindvonnis van 15 oktober 2014 heeft de rechtbank Arnhem (na correctie op 9 december 2014) de definitieve schadeloosstelling bepaald op € 763.000. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met een aftrek van € 130.000 vanwege bodemverontreiniging, zoals geadviseerd in het (definitieve) deskundigenbericht van 15 oktober 2013. Onderdeel van de schadeloosstelling is een vergoeding voor Vabeog van € 63.000 vanwege ‘kosten van wederaankoop’;
- tegen deze vonnissen is cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 juni 2016 het cassatieberoep van Vabeog verworpen en op grond van het incidentele cassatieberoep van de Gemeente het vonnis van de rechtbank vernietigd, dit laatste vanwege onvoldoende motivering van het oordeel dat Vabeog een vergoeding (van € 63.000) toekomt voor de kosten van wederaankoop. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar dit hof;
- bij arrest van 21 juli 2020 heeft dit hof geoordeeld [1] dat Vabeog geen aanspraken kan maken op vergoeding van de kosten van wederaankoop. Het heeft de schadeloosstelling voor de onteigening vastgesteld op € 700.000 en Vabeog veroordeeld om € 130.000 van het daadwerkelijk betaalde voorschot van € 830.000 terug te betalen aan de Gemeente. De herroepingsvordering ziet op dit arrest.
2.4.
Afgezien van de hierboven beschreven onteigeningsprocedure hebben partijen nog een procedure gevoerd over een intentieovereenkomst en een schadevergoedingsverplichting van de Gemeente wegens niet-nakoming van inspanningsverplichtingen, maar die kan hier verder buiten beschouwing blijven.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof is van oordeel dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake is van bedrog of het achterhouden van stukken door de Gemeente. Het hof legt dat oordeel hierna uit. Daarbij komt eerst aan de orde of Vabeog ontvankelijk is in de vordering tot herroeping.
eerste ontvankelijkheidsvraag: is herroeping mogelijk in onteigeningszaken?
3.2.
De Onteigeningswet (Ow) kent een eigen procedureregeling en dat roept volgens de Gemeente de vraag op of herroeping van uitspraken in een onteigeningsprocedure mogelijk is. Het hof overweegt dat herroeping is geregeld in het burgerlijk procesrecht (art. 382 t/m 391 Rv) en dat art. 2 Ow bepaalt dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is, voor zover daarvan bij de Ow niet is afgeweken. Van een afwijking, in de zin van uitsluiting van het rechtsmiddel, is geen sprake. De aard van het geding verzet zich evenmin tegen herroeping. In dit geval gaat het over de schadeloosstelling vanwege de onteigening. In dat geval kan het burgerlijk procesrecht worden toegepast. Dat betekent dat herroeping van de uitspraak mogelijk is.
tweede ontvankelijkheidsvraag: is de vordering tot herroeping op tijd?
3.3.
Het rechtsmiddel van herroeping moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en de partij die herroeping wil – Vabeog in dit geval – daarmee bekend is geworden. Naar het oordeel van het hof heeft Vabeog de vordering tot herroeping op tijd ingediend en is zij ontvankelijk. Uitgangspunt is dat bekendheid met de grond voor herroeping (zoals bedrog) pas ontstaat als die partij beschikt over het bewijs dat het bedrog is gepleegd. Daarvoor is er hooguit een verdenking. Dat bewijs hoeft niet nog overtuigend te zijn maar moet wel alles bij elkaar genoeg zijn om het optreden van de wederpartij bedrog te noemen.
3.4.
De aanleiding voor de vordering tot herroeping waren de stukken die Vabeog kreeg nadat zij een verzoek had ingediend bij de Gemeente om die stukken te verkrijgen (WOB-verzoek). De eerste stukken ontving zij al in februari 2022 en als de termijn daardoor is gaan lopen, dus als Vabeog door die stukken al het bewijs had voor het bedrog dat volgens haar gepleegd is, is zij te laat. De dagvaarding dateert immers van meer dan drie maanden later, namelijk 5 juli 2022. Ter zitting heeft Vabeog echter toegelicht dat zij pas de verbanden kon leggen voor het gestelde bedrog nadat de Gemeente haar nog stukken had gestuurd bij brief van 5 april 2022. In een van die stukken, een brief van 1 februari 2021 gericht aan een aannemer, die Vabeog ter zitting aan het hof heeft overhandigd, staat de aanneemsom die de Gemeente uiteindelijk wilde betalen voor werkzaamheden waaronder de sanering van de grond. Uit de afgesproken aanneemsom leidt Vabeog af dat de kosten van sanering veel lager uitvallen dan waar, op grond van informatie van de Gemeente, de rechtbank eerder vanuit is gegaan. Het hof volgt Vabeog in de redenering dat de brief die zij kort na 5 april 2022 ontving voor haar het sluitstuk opleverde in het bewijs van het bedrog dat de Gemeente volgens haar heeft gepleegd. Dat betekent dat Vabeog niet langer dan drie maanden voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding bekend raakte met de feiten en omstandigheden die in haar ogen de verdenking van bedrog rechtvaardigen.
is er sprake van bedrog?
3.5.
In de procedure over de hoogte van de schadeloosstelling heeft de rechtbank op de waarde van de grond een correctie toegepast van € 130.000. Dit bedrag is in aftrek genomen vanwege verontreiniging van de grond en is door de rechtbank vastgesteld op basis van het deskundigenrapport van 15 oktober 2013. De Gemeente had als input daarvoor een indicatieve begroting overgelegd waaruit bleek dat zij meende dat de saneringskosten € 155.000 zouden bedragen. Die begroting was in opdracht van de Gemeente opgesteld door een andere deskundige, Oranjewoud.
3.6.
Vabeog stelt dat er sprake is van bedrog, doordat de Gemeente informatie heeft ingebracht of heeft achtergehouden waardoor het deskundigenrapport van 15 oktober 2013 op basis van onjuiste informatie tot stand is gekomen. Dat dit het geval is, heeft Vabeog naar het oordeel van het hof niet voldoende onderbouwd; het is onduidelijk gebleven welke misleidende informatie dat dan zou zijn en op welke wijze daardoor het advies van de deskundigen (en daarmee het oordeel van de rechter over de schadeloosstelling) zou zijn beïnvloed.
3.7.
Tijdens de zitting is door Vabeog nog naar voren gebracht dat de Gemeente in de procedure over de hoogte van de schadeloosstelling ten onrechte heeft gesteld dat de grond 2,5 meter diep zou moeten worden afgegraven. Dat dit gegeven een rol heeft gespeeld bij de vaststelling van de saneringskosten, valt echter niet terug te lezen in het deskundigenrapport of in de uitspraken van de verschillende rechters over de schadeloosstelling. Bovendien blijkt uit de toelichting van Vabeog ter zitting dat het debat over de mate van verontreiniging van de grond en de kosten van sanering destijds mede op basis van door Vabeog ingebrachte rapporten bij de rechter is gevoerd. Wat toen voorwerp is geweest van debat kan in beginsel geen grond tot herroeping opleveren. Uitgangspunt is immers dat wat Vabeog zelf al aan de orde heeft gesteld of had kunnen stellen in de procedure die (uiteindelijk) tot het arrest heeft geleid dat Vabeog wil laten herroepen, geen reden kan zijn voor herroeping.
3.8.
Volgens Vabeog volgt uit de nu aan haar verstrekte documenten dat de Gemeente destijds de rechter en de deskundigen verkeerd heeft voorgelicht over de kosten van de verontreiniging, omdat nu blijkt dat deze veel lager zijn uitgevallen dan waar vanuit werd gegaan. Dat argument slaagt evenmin. Vabeog leidt dat af uit de eerder genoemde brief van 1 februari 2021, waarmee een aannemer van de Gemeente opdracht krijgt om voor een bedrag van € 265.700 zowel de grond bouwrijp te maken als het Vahstal-terrein te saneren. Het hof volgt de redenering van Vabeog niet. In de eerste plaats is onduidelijk gebleven welk gedeelte van dat bedrag gerelateerd is aan de sanering en in hoeverre dit nog dezelfde sanering betreft als de sanering waar destijds vanuit is gegaan. In de tweede plaats wil het enkele feit dat de kosten van sanering lager uitvallen dan waar destijds vanuit werd gegaan, niet zeggen dat de Gemeente de rechter heeft misleid door in de procedure welbewust op een te hoog bedrag aan te sturen. Aangezien uit de voorhanden stukken niet meer blijkt dan dat de deskundigen in 2013 hun advies mede hebben gebaseerd op een indicatieve begroting die in opdracht van de Gemeente was opgesteld, is er geen aanwijzing dat de Gemeente hierin iets te verwijten valt.
3.9.
Wat de oorzaak van de verontreiniging was en of de Gemeente daarvoor verantwoordelijk was, het andere deel waar volgens Vabeog het bedrog op ziet, is niet relevant (geweest) voor het vaststellen van de schadeloosstelling vanwege de onteigening. Dat heeft de rechtbank geoordeeld en de cassatieklacht van Vabeog tegen dat oordeel is door de Hoge Raad in 2016 verworpen. Dat argument kan dan ook niet leiden tot een herroeping van het oordeel inzake de schadeloosstelling.
heeft de Gemeente beslissende stukken achtergehouden?
3.10.
Ten slotte heeft Vabeog een beroep gedaan op art. 382 onder c. Rv, namelijk dat de Gemeente stukken zou hebben achtergehouden die van beslissende aard zouden zijn geweest. De stukken waar het volgens Vabeog om gaat dateren echter alle uit 2018 of daarna en hebben betrekking op de verontreiniging van de grond. Dat betekent dat deze herroepingsgrond alleen al daarom zich niet voordoet. Het oordeel over de betekenis van de verontreiniging voor de schadeloosstelling is immers op zijn laatst in 2016 gegeven, toen de Hoge Raad zich daarover uitliet. Daarna ging het in de procedure alleen nog om de kwestie van de vergoeding van de kosten van wederaankoop, maar daarvoor waren de stukken waar Vabeog zich nu op beroept niet relevant. Die stukken dateren uit 2018 of later en kunnen alleen al daarom niet van relevant zijn geweest voor het vaststellen van de hoogte van die schadeloosstelling.
bewijsaanbod
3.11.
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van Vabeog omdat zij geen feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden.
slotsom
3.12.
De vordering tot herroeping slaagt niet. Omdat Vabeog in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Vabeog tot betaling van de proceskosten in deze procedure veroordelen. Dit houdt tevens een veroordeling in tot vergoeding van de wettelijke rente over de proceskosten. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
3.13.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst de vordering tot herroeping van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juli 2020 af;
4.2.
veroordeelt Vabeog tot betaling van de proceskosten van de Gemeente, tot op vandaag begroot op:
€ 783,- aan griffierecht
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van de Gemeente (2 procespunten x appeltarief II);
4.3.
bepaalt dat deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Verkijk, H.E. de Boer en G.R. den Dekker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 21 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5771.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.