ECLI:NL:GHARL:2023:681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
200.307.999
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2015. De vader, die al sinds december 2019 geen contact meer heeft gehad met het kind, heeft in hoger beroep verzocht om het gezamenlijk gezag te herstellen. De rechtbank Gelderland had eerder, op 14 januari 2022, het gezamenlijk gezag beëindigd en bepaald dat de moeder het gezag alleen uitoefent. Het hof heeft de feiten en het procesverloop in aanmerking genomen, waaronder het feit dat de vader geen contact heeft gezocht met de moeder of het kind, zelfs niet op belangrijke momenten zoals verjaardagen.

Het hof oordeelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de aantekening van het gezamenlijk gezag en dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat de moeder alleen het gezag uitoefent. De vader heeft niet aangetoond dat hij in staat is om de verantwoordelijkheden die bij het gezag komen kijken, op zich te nemen. De moeder heeft de zorg voor het kind al drie jaar alleen op zich genomen en het is niet in het belang van het kind dat de vader, die sinds 2019 onbereikbaar is, weer gezag krijgt. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.999
(zaaknummer rechtbank Gelderland 366248)
beschikking van 12 januari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Anik in Arnhem,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Nix in Amsterdam.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de (kinder)rechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 14 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 18 maart 2022;
  • het verweerschrift op het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad met productie;
  • een journaalbericht van mr. Anik van 15 april 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Anik van 22 april 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Nix van 6 mei 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Anik van 9 mei 2022;
  • het verweerschrift op het verzoek in de hoofdzaak.
2.2
Op 9 mei 2022 heeft mr. Anik het verzoek in hoger beroep van de vader wat betreft de kinderalimentatie en het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking ingetrokken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder (via Teams) met haar advocaat;
  • de advocaat van de vader;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2015. Op verzoek van de ouders is op 13 februari 2015 in het gezagsregister aangetekend dat zij samen het gezag over [de minderjarige] hebben.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
4.2
De vader komt in hoger beroep met één grief, die ziet op het gezag. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de ouders wederom het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] zullen uitvoeren.
4.3
De moeder voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag en de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechter kan het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigen als na de aantekening in het gezagsregister de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter doet dat alleen als:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is (artikel 1:253n juncto 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd, omdat de vader en [de minderjarige] elkaar al sinds december 2019 niet meer hebben gezien.
5.3
Het hof is daarnaast van oordeel dat de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders terecht heeft beëindigd. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over, maakt deze na eigen onderzoek tot de zijne en voegt daar het volgende aan toe.
5.4
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat de vader al langere tijd geen contact meer heeft gezocht met de moeder. De hulpverlening (het uniform hulpaanbod) is niet van de grond gekomen, doordat de vader hiervoor onvoldoende beschikbaar was. De moeder heeft vervolgens vervangende toestemming moeten vragen aan de rechtbank voor haar verhuizing met [de minderjarige] naar [woonplaats2] . In die procedure is de vader niet verschenen.
5.5
De vader voert in hoger beroep aan dat hij een burn-out heeft gehad en daardoor emotioneel niet beschikbaar was voor [de minderjarige] . De vader heeft toen het contact verbroken, naar eigen zeggen omdat hij rust en ruimte nodig had om te herstellen. In het beroepschrift schrijft de vader dat hij inmiddels klaar is om het contact met [de minderjarige] en de moeder te herstellen en daadwerkelijk invulling te geven aan zijn ouderlijk gezag. Het hof stelt echter vast dat de vader ook sinds de indiening van het beroepschrift op 18 maart 2022 op geen enkele wijze contact heeft gezocht met de moeder en/of [de minderjarige] . De vader heeft niets van zich laten horen en [de minderjarige] ook geen kaartje of cadeautje gestuurd op zijn verjaardag of met Sinterklaas. Bovendien is de vader ook in deze procedure zowel bij de rechtbank als bij het hof niet naar de zitting gekomen. Hij heeft het hof ook niet verzocht om digitaal deel te nemen, zoals de moeder wel heeft gedaan. De enkele, niet nader met bewijsstukken onderbouwde, verklaring van de vader dat hij nu wel weer beschikbaar is om het contact te herstellen en (zelfs) het gezag weer op zich te nemen, is naar het oordeel van hof dan ook weinig geloofwaardig.
5.6
Het gezag omvat voor een ouder niet alleen het recht, maar ook de plicht om een kind te verzorgen en op te voeden. Een ouder met gezag heeft de zorg voor en is verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van een kind en voor de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In dat verband moet de ouder met gezag beslissingen voor het kind nemen. De vader heeft in de afgelopen jaren niet laten zien dat hij bereid en/of in staat is om die plicht te vervullen en die zorg en verantwoordelijkheid op zich te nemen. De moeder voedt [de minderjarige] al drie jaar alleen op, verzorgt hem alleen en zij moet ook al drie jaar alleen de beslissingen over [de minderjarige] nemen. De moeder heeft beslissingen over [de minderjarige] niet afstemmen met de vader, omdat die niet thuis geeft. Het is daarom niet in het belang van [de minderjarige] dat de vader zijn gezag terugkrijgt en de moeder bij het nemen van belangrijke beslissingen over [de minderjarige] weer afhankelijk wordt van de (sinds 2019 onbereikbaar gebleken) vader.
5.7
Het hof is dan ook van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat de moeder alleen het gezag over hem uitoefent. Hiermee is de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke situatie van de afgelopen jaren. Dit betekent dat het hof het verzoek van de vader zal afwijzen en de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 14 januari 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, J.H. Lieber en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 12 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.