ECLI:NL:GHARL:2023:6590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
21-002898-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar met aanvulling van de gronden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 juli 2022, waarin hij was veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde feit. Tijdens de zitting op 18 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist. Het hof heeft echter besloten om de straf te handhaven op 18 maanden, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.

Het hof heeft het verweer van de raadsvrouw van de verdachte verworpen, waarin werd gesteld dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de WhatsApp-berichten naar het slachtoffer had gestuurd. Het hof oordeelt dat de inhoud van de bewijsmiddelen voldoende bewijs levert voor de schuld van de verdachte. De rechtbank had al rekening gehouden met het lange tijdsverloop in de zaak, en het hof is van mening dat de ernst van de feiten en de strafverzwarende omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om het vonnis van de rechtbank te bevestigen, met de aanvulling van de gronden waarop de bewezenverklaring berust.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002898-22
Uitspraak d.d.: 1 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 8 juli 2022 met parketnummer 18-052419-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A.M. Veld, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 8 juli 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de gronden waarop de bewezenverklaring berust zal aanvullen en de gebezigde bewijsmiddelen aanvult.

Aanvullende bewijsoverweging

Het ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die de WhatsApp-berichten naar aangeefster heeft gestuurd omdat het dossier enkel screenshots van voornoemde chatberichten bevat en
spoofingniet is uitgesloten, wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van het hierna aanvullend opgenomen bewijsmiddel.
Het hof verwerpt derhalve het verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit.

Aanvulling van bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn opgenomen, worden door het hof aangevuld.
Het hof vult het onder 4 opgenomen bewijsmiddel als volgt aan:
V: Je bent op 22 september 2017 in het politiebureau van [plaats] geweest. (…) Toen was er nog geen aangifte, alleen een melding. Met jou is inhoudelijk over de seksualiteit niet gesproken, alleen dat je vermoedelijk contact met het slachtoffer hebt gehad dat het contact ook via whats app had plaatsgevonden. Vertel eens wat er toen is besproken?
A: Ik weet nog dat we over een locatie hebben gesproken, waar we hebben afgesproken, over berichtjes van whats app, volgens mij een foto van een penis die niet van mij was, volgens mij vertelde u dat het meisje opgenomen is geweest voor een psychologisch onderzoek. Dat staat mij nog bij.
(…)
V: [verdachte] , we willen niet flauw doen. Tijdens het gesprek in [plaats] heb je wel verteld dat je destijds seksueel getinte berichten hebt verzonden.
A: (…) Ongetwijfeld heb ik dat toegegeven. (…) Ik sta er niet achter dat dat gebeurd is.

Aanvullende strafoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om oplegging van een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm. Daartoe is verwezen naar het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 juni 2023 en het reclasseringsrapport d.d. 17 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte een stabiele leefomgeving heeft en oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote gevolgen voor zijn bedrijf zou hebben. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het lange tijdsverloop.
Het hof overweegt, in aanvulling op de rechtbank, als volgt.
Anders dan de raadsvrouw, is het hof van oordeel dat gelet op de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten en de strafverzwarende omstandigheden, niet kan worden volstaan met een andere of lagere straf dan een gevangenisstraf zoals opgelegd door de rechtbank. Daarbij merkt het hof op dat blijkens de overwegingen van de rechtbank reeds rekening is gehouden met het lange tijdsverloop in de onderhavige zaak. Het hof verwerpt derhalve het verweer.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 1 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.