In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar met aanvulling van de gronden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 juli 2022, waarin hij was veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde feit. Tijdens de zitting op 18 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist. Het hof heeft echter besloten om de straf te handhaven op 18 maanden, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.
Het hof heeft het verweer van de raadsvrouw van de verdachte verworpen, waarin werd gesteld dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de WhatsApp-berichten naar het slachtoffer had gestuurd. Het hof oordeelt dat de inhoud van de bewijsmiddelen voldoende bewijs levert voor de schuld van de verdachte. De rechtbank had al rekening gehouden met het lange tijdsverloop in de zaak, en het hof is van mening dat de ernst van de feiten en de strafverzwarende omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om het vonnis van de rechtbank te bevestigen, met de aanvulling van de gronden waarop de bewezenverklaring berust.