Gelet op het voorgaande en hetgeen door partijen in de stukken en ter zitting is verklaard is het hof van oordeel dat [appellante] een vordering op [geïntimeerde] heeft. De omstandigheden in deze zaak zijn naar het oordeel van het hof zodanig dat de redelijkheid en billijkheid dit meebrengt. Daartoe zijn de volgende omstandigheden en feiten redengevend.
[geïntimeerde] leidde een dubbelleven nu hij voorafgaand aan en tijdens de relatie met [appellante] getrouwd bleek te zijn en ook overigens nog steeds is. [appellante] stelt stellig dat zij niet van het huwelijk van [geïntimeerde] op de hoogte was en de relatie heeft beëindigd toen zij later vernam dat [geïntimeerde] (nog) gehuwd was. Die stelling is gelet op de context van de gebeurtenissen plausibel.
Door [appellante] is – onweersproken - aangevoerd dat de woning in [plaats1] door [geïntimeerde] en zijn echtgenote samen is aangekocht in 2016, dus nog tijdens de relatie van [appellante] en [geïntimeerde] . [appellante] wist ook niet dat [geïntimeerde] de woning samen met zijn echtgenote had aangekocht. [appellante] heeft vanuit haar eigen vermogen wel uitgaven en investeringen in die woning gedaan. Zulks, zo verklaarde [appellante] ter zitting, zodat de woning ook een beetje haar huis zou worden. Het is aannemelijk dat [appellante] die bedragen niet zou hebben betaald als zij van de hoed en de rand had geweten.
Op enig moment heeft [geïntimeerde] , die zelf jurist is, gemeend een schuldbekentenis ten bedrage van € 60.000 te moeten opstellen, blijkens de tekst van die schuldbekentenis vanwege de investeringen van [appellante] in die woning. Ter zitting bij het hof weersprak [geïntimeerde] dat dit de reden was om de schuldbekentenis op te stellen, maar dat hij zich moreel verplicht voelde [appellante] dit bedrag te doen toekomen. Waarom dat dan niet aldus in de schuldbekentenis is opgenomen. is het hof niet duidelijk geworden. Wat hiervan ook zij: [geïntimeerde] was op dat moment kennelijk van mening dat [appellante] dit bedrag toekwam.
De schuldbekentenis is niet getekend door partijen, maar wel vernietigd door de echtgenote van [geïntimeerde] . Dat is opmerkelijk omdat onduidelijk is op welke wettelijke grond die vernietiging berust. Ter zitting is door de advocaat van [geïntimeerde] verklaard dat de vernietiging berust op artikel 1:88 BW, maar voor het opmaken van een schuldbekentenis is geen toestemming vereist van de (andere) echtgenoot.
Van de kosten die [appellante] voor [geïntimeerde] heeft voldaan is een groot aantal van de facturen op naam van de besloten vennootschap van [geïntimeerde] gesteld. Op het eerste gezicht voldoet [appellante] dus zakelijke kosten van [geïntimeerde] , wat doorgaans geen kosten zijn die binnen een affectieve relatie door de ene partner voor de ondernemende partner worden voldaan. Ook dat is dus bijzonder. Dat de facturen voor een groot deel op naam van de besloten vennootschap zijn gezet, zodat [geïntimeerde] de betaalde btw (omzetbelasting) kon verrekenen doet daar niet aan af.