Uitspraak
1.[appellante1] ,
[appellante1],
[appellant2],
[appellante3],
[appellant4],
[appellanten],
1.[geïntimeerde1] ,
de notaris,
de CV,
[geïntimeerde3],
4. [geïntimeerde4] B.V.,
[geïntimeerde4],
de notaris c.s.,
1.De verdere procedure bij het hof
2.Waar gaat het in deze zaak om?
3.3. De relevante feiten
€ 1.800.000,--.
€ 650.000,-- (exclusief BTW) zal storten op de derdengeldrekening van een bepaald notariskantoor.
3.11 [appellanten] hebben de bank op de hoogte gebracht van het feit dat het depot niet was gestort en dat de hypothecaire inschrijvingen niet waren doorgehaald. De bank heeft de financiering daarop overgedragen aan de afdeling Bijzonder Beheer. In een brief van
Zoals reeds in december in onze afrondende gesprekken aangegeven en overeengekomen, is het voor mij niet meer mogelijk om gebruik te maken van de overeenkomst zoals overeengekomen op d.d. 01 oktober 2008.
13 november 2012 [2] bekrachtigd. De wanprestatie/onrechtmatige daad betreft de levering van het bedrijfspand aan [appellanten] op 11 juni 2008. De levering van dat bedrijfspand heeft plaatsgevonden zonder dat de ten gunste van schuldeisers van de verkopers gevestigde hypothecaire inschrijvingen waren doorgehaald en zonder dat een depot ter grootte van
€ 650.000,-- (exclusief 19% BTW) ten behoeve van de verbouwing van het aan [appellanten] geleverde bedrijfspand was gestort.
4.4. De vorderingen [appellanten] en de beslissingen van de rechtbank4.1 [appellanten] hebben aanvankelijk € 2.246.882,- gevorderd. Ook hebben zij de helft van dit bedrag gevorderd als provisionele vordering. Zij hebben deze vorderingen onderbouwd met een uitvoerig rapport van Cunningham & Lindsay (hierna: Cunningham) uit augustus 2013. Uitgangspunt van de schadebegroting van Cunningham was dat [appellanten] ten gevolge van de fouten van de notaris kosten hebben gehad aan het pand en met het bedrijfspand niet het rendement hebben kunnen genereren dat zij zouden hebben gehad wanneer de fouten niet waren gemaakt.
het vonnis van 30 april 2014afgewezen.
het tussenvonnis van 27 mei 2015heeft de rechtbank overwogen dat de schadebegroting op het onjuiste uitgangspunt is gebaseerd dat indien de notaris de fouten niet zou hebben gemaakt het bedrijfspand zonder beperkingen (dus zonder hypothecaire inschrijvingen en met storting van het depot) zou zijn geleverd. In die situatie zou de notaris niet hebben meegewerkt aan de levering, omdat Casa Novo nog niet aan haar verplichtingen had voldaan. Omdat er niet van kan worden uitgegaan dat Casa Novo (alsnog) aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen, moet ervan worden uitgegaan dat [appellante1] en [appellante3] in die fictieve situatie geen eigenaar van het bedrijfspand zouden zijn geworden.
De rechtbank overwoog verder dat ter begroting van de schade een deskundige benoemd moest worden.
In zijn rapport maakt hij onderscheid tussen de IST situatie (de werkelijke situatie na de fout) en de SOLL situatie (de fictieve situatie wanneer de fout wordt weggedacht). Voor de IST berekent [de deskundige] de schade op basis van kasstromen. Hij maakt daarbij onderscheid tussen drie mogelijke einddata: 30 oktober 2009 (het moment van ontvangst van de door de rechtbank toegewezen vordering tot betaling van het depotbedrag), 10 februari 2010
€ 2.726.551,-.
Voor de SOLL-situatie onderscheidt [de deskundige] een drietal scenario’s, waarbij geen sprake is van alternatieve beleggingen (schade nihil), alternatieve beleggingen in de AEX index zouden hebben plaatsgevonden, of beleggingen tegen 5% rendement. Voor elk van de beide laatste scenario’s heeft [de deskundige] de schade berekend wanneer wordt uitgegaan van de drie hiervoor vermelde einddata.
het eindvonnis van 22 september 2021heeft de rechtbank overwogen en beslist dat [appellant2] en [appellant4] de schade waarvan in deze zaak vergoeding wordt gevorderd niet hebben geleden. De rechtbank heeft hun vordering tot schadevergoeding dan ook afgewezen.
Voor wat betreft de vorderingen van [appellante1] en [appellante3] heeft de rechtbank overwogen dat hun handelen en nalaten ook van invloed is geweest op de omvang van de schade. In het licht daarvan gaat de rechtbank ervan uit dat de tot 10 februari 2010 geleden schade nog in zodanig verband staat met de fout van de notaris dat deze hem kan worden toegerekend. Voor de na deze datum ontstane schade is dat niet meer het geval. Dat betekent dat, gelet op het rapport van [de deskundige] , voor de IST-situatie € 965.061,- toewijsbaar is. Volgens de rechtbank hebben [appellante1] en [appellante3] onvoldoende onderbouwd dat zij in de SOLL situatie de door hen gestelde inkomstenstroom zouden hebben gerealiseerd, zodat zij hun vordering voor die schade onvoldoende hebben onderbouwd. Al met al heeft de rechtbank hun vordering toegewezen tot € 965.061,-. De rechtbank heeft de veroordeling, gelet op het door de notaris c.s. gevoerde verweer, niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn door de rechtbank gecompenseerd.
5.5. De beoordeling van het geschil
In het rapport van [de deskundige] wordt bij de berekening van de schade onderscheid gemaakt tussen de IST-positie en de SOLL-positie. In de IST-situatie is de exploitatie van het bedrijfspand in kaart gebracht. Er is sprake van een exploitatieverlies. Partijen zijn het erover eens dat dat verlies schade vormt. In de fictieve situatie zouden [appellante1] en [appellante3] dat verlies niet hebben gelden, omdat zij geen eigenaar zouden zijn geweest van het bedrijfspand.
Voor de SOLL-positie is bepalend of [appellante3] en [appellante1] in de fictieve situatie rendement zouden hebben gehad uit een alternatieve investering. In die fictieve situatie zouden zij immers geen eigenaar zijn geworden van het bedrijfspand zodat zij in de SOLL-positie het geld dat in de IST-positie is gebruikt voor de aankoop van het bedrijfspand op een andere wijze hadden kunnen investeren en daaruit rendement behalen.
Ook het hof zal hierna uitgaan van dit onderscheid tussen IST en SOLL.
de schadebeperkingsplicht5.4 Volgens de notaris c.s. hebben [appellanten] hun schadebeperkingsplicht geschonden. Daardoor zijn [appellante1] en [appellante3] nodeloos lang eigenaar gebleven van het bedrijfspand en zijn zij kosten blijven maken zonder dat daar opbrengsten tegenover stonden. De schade die zij hebben geleden ten gevolge van de negatieve exploitatie van het bedrijfspand is dan ook grotendeels aan henzelf te wijten, in elk geval vanaf het moment dat de (verzekeraar van de) notaris c.s. het depotbedrag heeft uitgekeerd (30 oktober 2009) dan wel de hypothecaire inschrijvingen ten behoeve van Casa Novo en ELI zijn doorgehaald (februari 2010).
Bij dat alles geldt dat stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden met betrekking tot de schadebeperkingsplicht rusten op de veroorzaker.
Het hof zal met inachtneming van deze uitgangspunten het beroep van de notaris c.s. op schending van de schadebeperkingsplicht door [appellante1] en [appellante3] bespreken.
a. [appellante1] en [appellante3] hadden de aankoop van het bedrijfspand grotendeels gefinancierd met een lening van de bank. Na de fout van de notaris heeft de bank een belangrijke rol gespeeld. De financiering werd ondergebracht bij Bijzonder Beheer en uit de overgelegde correspondentie tussen de bank en [appellanten] blijkt dat de bank sindsdien de vinger aan de pols hield. Zo maakte de bank aanspraak op aanvullende financiering en bedong ze een hogere rente. [appellanten] dienden de bank op de hoogte te houden van de relevante ontwikkelingen in de aanhangige procedures met (onder meer) de notaris c.s. en het door hen in 2010 ontvangen bedrag werd op aanwijzing van de bank ‘geparkeerd’ op een aparte rekening. In 2013 drong de bank aan op volledige aflossing van de financiering en nam ze uiteindelijk genoegen met een aflossing van € 300.000,- uit het apart gezette bedrag. Voor investeringen in de ontwikkeling van het bedrijfspand hadden [appellanten] de toestemming van de bank nodig.
b. [appellanten] hebben diverse procedures moeten voeren over de aansprakelijkheid van de notaris c.s. en vergoeding van hun schade door de notaris c.s. De notaris c.s. hebben hun aansprakelijkheid niet vrijwillig erkend en ook niet vrijwillig een voorschot op de schade betaald. De schade vanwege het niet storten van het depotbedrag hebben de notaris c.s. pas in oktober 2009 vergoed, nadat de rechtbank hen daartoe in een provisioneel vonnis had veroordeeld. De notaris c.s. hebben niet berust in dat vonnis. Pas toen het arrest in de hoofdzaak van 13 november 2012 in kracht van gewijsde ging, mochten [appellanten] ervan uitgaan dat zij dat bedrag niet hoefden terug te betalen. In dit verband wijst het hof erop dat de notaris c.s. in reconventie terugbetaling van het in het provisionele vonnis toegewezen bedrag hadden gevorderd.
c. Vanaf de levering van het bedrijfspand hebben de huurders geen huur betaald. J.W.F.A. Holding heeft niet aan haar verplichting tot betaling van huur voldaan en [naam2] was op grond van de overeenkomst met haar niet verplicht om huur te betalen zolang de verbouwing niet was gerealiseerd en had het recht om de overeenkomst op te zeggen, van welk recht zij begin 2010 ook gebruik heeft gemaakt. Het bedrijfspand was toen nog steeds niet verbouwd en [appellanten] konden het dan ook niet gebruiken voor de beoogde bedrijfsvoering.
d. Omdat de verkoper de verbouwing niet realiseerde (die ging al vrij snel na de levering failliet) en het depotbedrag dat als zekerheid voor de nakoming van de verplichting tot verbouwing diende niet beschikbaar was, zouden [appellante1] en [appellante3] de verbouwing uit eigen middelen moeten financieren indien zij die alsnog wilden realiseren. Maar uit de hiervoor vermelde omstandigheden volgt dat de financiële situatie van [appellanten] na de fout van de notaris niet rooskleurig was; zij stonden onder curatele bij de bank en hadden geen inkomsten uit de verhuur van het bedrijfspand. Zij hadden wel kosten, onder meer vanwege de financiering bij de bank en het voeren van juridische procedures.
De doorhaling van de hypothecaire inschrijvingen leidde niet tot een voor [appellante1] en [appellante3] positievere situatie; het bedrijfspand was nog steeds niet verbouwd en de financiële middelen daarvoor ontbraken. Indien [appellante1] en [appellante3] onvoldoende voortvarend zouden geweest ten aanzien van de doorhaling, hebben de notaris c.s. onvoldoende onderbouwd dat dit tot (extra) schade heeft geleid. Los daarvan ziet het hof niet in dat [appellante1] en [appellante3] , gelet op de hiervoor weergegeven maatstaf, hierin nalatig zijn geweest. De curatoren wilden niet vrijwillig meewerken aan een doorhaling van de hypotheken en zijn daar uiteindelijk in een procedure in kort geding toe gedwongen. Dat [appellante1] en [appellante3] eerst geprobeerd hebben zich de kosten van een juridische procedure te besparen - zij waren al verwikkeld in een procedure met de notaris c.s. - valt hun in redelijkheid niet te verwijten.
€ 250.000,-. Maar het gaat er niet om wat [appellante1] en [appellante3] achteraf beter hadden kunnen doen, maar wat zij in de concrete omstandigheden redelijkerwijs hadden moeten doen, ook gelet op de positie van de bank. De notaris c.s. hebben onvoldoende onderbouwd dat, waarom en op welk moment [appellante1] en [appellante3] als redelijk handelende personen in vergelijkbare omstandigheden het pand hadden moeten verkopen en dat dit toen ook hadden gekund.
a. de aard van de geschonden norm (is een verkeers- of veiligheidsnorm geschonden of niet);
b. de ernst van de fout;
c. de aard van de schade (is sprake van letselschade of zuivere vermogensschade);
d. de voorzienbaarheid van de schade;
e. de mate waarin de schade is verwijderd van de fout (hoe ver reikt ‘de causale keten’);
f. de processuele houding van de veroorzaker [3] ;
g. de verzekerbaarheid van de schade.
Het hof zal aan de hand van deze factoren nagaan of en in hoeverre de schade van [appellante1] en [appellante3] aan de fouten van de notaris kan worden toegerekend.
'Het depot
De tuchtrechter heeft hem de maatregel van berisping opgelegd. Er is niet slechts sprake van een (geringe) onachtzaamheid.