ECLI:NL:GHARL:2023:6345

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
200.315.204/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie in de kinderopvang: verduidelijking van stellingen door het hof

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van Stichting Christelijke Kindcentra Drenthe en Stichting CKC Drenthe Kinderopvang tegen Kids First Kindercentra Nederland B.V. De zaak betreft onrechtmatige concurrentie in de kinderopvangsector. De rechtbank Noord-Nederland had eerder geoordeeld dat CKC c.s. onrechtmatig had gehandeld tegenover Kids First, wat leidde tot een veroordeling tot schadevergoeding. CKC c.s. zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven van appellanten voldoende duidelijk zijn voor ontvankelijkheid in het hoger beroep, maar oordeelt dat de stellingen van Kids First nog verduidelijking behoeven. Het hof heeft daarom een mondelinge behandeling gelast om de stellingen van beide partijen verder te onderzoeken. De procedure bij de rechtbank is eerder verlopen met vonnissen op 17 juni 2020 en 16 maart 2022. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het opgeven van verhinderdagen voor de mondelinge behandeling, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten. De mondelinge behandeling zal plaatsvinden voor drie raadsheren op een nog vast te stellen datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.315.204/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 125734)
arrest van 25 juli 2023
in de zaak van

1.Stichting Christelijke Kindcentra Drenthe,

die is gevestigd in Assen,
hierna:
CKC Onderwijs,
2. Stichting CKC Drenthe Kinderopvang,
die is gevestigd in Assen,
hierna:
CKC Opvang,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen:
CKC c.s.,
advocaat: mr. J.M. Pol, die kantoor houdt te Assen,
tegen
Kids First Kindercentra Nederland B.V.,
die is gevestigd in Mijdrecht,
geïntimeerde,
hierna:
Kids First,
advocaat: mr. R.P. van Boven, die kantoor houdt te Assen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 17 juni 2020 en 16 maart 2022 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
KC c.s. hebben hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 16 maart 2022. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 15 juni 2022;
  • de memorie van grieven van 6 december 2022;
  • de memorie van antwoord van 14 februari 2023.
Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen en hebben zij de procesdossiers bij het hof ingeleverd.
3.
De kern van de zaak
3.1
Dit geschil gaat over de vraag of CKC c.s. Kids First en/of haar voorgangster Pinokkio op onrechtmatige wijze hebben beconcurreerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit het geval is en CKC c.s. veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, waarvan de hoogte nog in een vervolgprocedure (de schadestaatprocedure) moet worden vastgesteld. CKC c.s. zijn het hier niet mee eens en willen dat de vorderingen van Kids First alsnog geheel worden afgewezen.
Het hof oordeelt dat de stellingen van Kids First nog verduidelijking behoeven en dat het hof daarom nu nog geen eindoordeel kan geven.
3.2
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 17 juni 2020 een uitgebreide weergave van de volgens haar relevante feiten geschetst. Die feitenvaststelling is in hoger beroep als zodanig niet duidelijk aangevochten.
Het hof zal hier in dit tussenarrest alleen in het kort weergeven waar het geschil om gaat.
3.3
CKC Onderwijs verzorgt basisonderwijs op christelijke grondslag in Noordoost-Drenthe.
3.4
Vanaf 2003 huurden diverse vennootschappen uit het Pinokkio-concern (verder: Pinokkio) meerdere klaslokalen, met medegebruik van meubilair en faciliteiten, in scholen in Assen en Drijber van CKC Onderwijs dan wel haar rechtsvoorgangers. Pinokkio bood op commerciële grondslag diverse vormen van kinderopvang aan, ook op andere locaties dan in CKC-scholen.
3.5
Nadat basisscholen door een wetswijziging in 2007 ook verplicht waren voor- en naschoolse opvang aan hun leerlingen aan te bieden, heeft CKC Onderwijs met Pinokkio en met andere organisaties gesproken over samenwerking. Een samenwerkingsverband is niet tot stand gekomen. In 2015 is CKC Opvang opgericht om de opvang zelf ter hand te nemen. Daarna is gesproken over overname door CKC Opvang van een of meer locaties van Pinokkio. Daarover is geen overeenstemming bereikt.
3.6
Pinokkio had na september 2015 een huurachterstand bij CKC Onderwijs laten ontstaan die in oktober 2016 was opgelopen tot ruim 40.000 euro. CKC Onderwijs heeft daarop enkele huurovereenkomsten opgezegd.
3.7
Vanaf 1 september 2017 heeft CKC Opvang kinderopvang aangeboden op drie CKC-scholen in Assen waar Pinokkio voorheen lokalen huurde.
3.8
De Pinokkio-vennootschappen zijn op 28 november 2017 failliet verklaard op verzoek van de fiscus. Volgens de curator, [naam1] , had Pinokkio niet aan haar boekhoudplicht voldaan.
3.9
Op 18 december 2017 is er een activaovereenkomst tot stand gekomen tussen de curator en Kids First, waarbij Kids First de inventaris, voorraden, debiteurenvorderingen en immateriële activa heeft overgenomen voor in totaal € 519.037,36.
3.1
Diverse personeelsleden van Pinokkio zijn vanaf september 2017 overgestapt naar CKC Opvang. Ook ouders van wie de kinderen aanvankelijk naar een Pinokkio-vestiging gingen hebben hun kinderen nadien bij CKC Opvang ondergebracht.
3.11
Bij akte van 27/28 november 2018 heeft de curator de vorderingen uit hoofde van onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking die de curator namens Pinokkio mogelijkerwijs kan instellen op CKC c.s. overgedragen aan Kids First, zonder aanvullende betaling van Kids First.
3.12
De rechtbank heeft geoordeeld dat CKC c.s. onrechtmatig tegenover Kids First heeft gehandeld en CKC c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schade, nader op te maken bij staat vanwege, kort samengevat:
- het voor 28 november 2017 benaderen van personeelsleden van Pinokkio en van ouders van kinderen die bij Pinokkio in opvang waren om hen te bewegen over te stappen naar CKC Opvang;
- het na 28 november 2017 benaderen van diezelfde personeelsleden en ouders, terwijl er werd onderhandeld met de curator, dan wel nadat Kids First de onderneming van Pinokkio had overgenomen.
3.13
De vordering gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking is afgewezen.

4.Het oordeel van het hof

CKC kan in haar hoger beroep worden ontvangen
4.1
CKC c.s. hebben één als zodanig genummerde grief tegen het eindvonnis aangevoerd, inhoudende dat de rechtbank ten onrechte de vorderingen van Kids First heeft toegewezen. In de motivering bij deze grief geven CKC c.s. een aantal punten aan waarop zij het niet eens zijn met het vonnis.
4.2
Kids First heeft betoogd dat CKC c.s. het grievenstelsel zouden miskennen en dat zij om die reden niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard.
4.3
Het hof verwerpt dit betoog. Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moeten
als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De voor vernietiging aangevoerde gronden behoeven door de appellant niet uitdrukkelijk te worden aangeduid als (al dan niet genummerde) grief. Die gronden moeten wel behoorlijk naar voren zijn gebracht in het geding, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, die laatste immers moet kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. Bij de uitleg van de memorie van grieven kan mede een rol spelen de wijze waarop de geïntimeerde respectievelijk de verweerder in hoger beroep de inhoud van dat stuk, blijkens zijn reactie daarop, heeft begrepen. [1] .
4.4
In de memorie van grieven hebben CKC c.s. voldoende duidelijk, met tussenkopjes, aangegeven tegen welke onderdelen van de redenering van de rechtbank zij bezwaren hebben. Kids First heeft in haar memorie van antwoord ook op een aantal van deze bezwaren geantwoord.
Anders dan Kids First aanvoert, voldoet de memorie van grieven aan de daaraan - in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid - te stellen eisen.
De grondslagen van de vordering van Kids First
4.5
Het kernbezwaar van CKC c.s. tegen het eindvonnis van de rechtbank is dat de rechtbank ten onrechte bij de beoordeling geen onderscheid heeft gemaakt tussen de periode vóór het faillissement van Pinokkio, de periode tijdens het faillissement en die ná het faillissement, ter zake van de vraag
wie jegens wieal dan niet onrechtmatig heeft gehandeld en, zo sprake is van onrechtmatig handelen,
welke schadedan
als gevolg vandat handelen is ontstaan.
4.6
Het is het hof onvoldoende duidelijk wat nu de te onderscheiden feitelijke grondslagen zijn van de verschillende verwijten die Kids First voor elke periode CKC c.s. maakt en welke vorm van schade daaruit is voortgevloeid. Daarbij gaat het niet om een exacte cijfermatige onderbouwing van de hoogte van de schade, maar wel om de soort schade en het causaal verband met de veronderstelde betreffende onrechtmatige handeling en om de vraag wie die schade nu heeft geleden.
4.7
Daarbij onderscheid het hof vier perioden, waarvoor – anders dan de rechtbank heeft geoordeeld – verschillende criteria gelden.
a. de periode tot 1 september 2017 (het moment waarop CKC Opvang actief werd);
b. de periode tot 28 november 2017 (de faillissementsdatum);
c. de periode 28 november 2017 – 18 december 2017 (de faillissementsperiode tot aan de activa-overdracht);
d. de periode na de activa-overname door Kids First.
4.8
Het hof zal Kids First in de gelegenheid stellen om daarover tijdens de hierna te gelasten mondelinge behandeling een gemotiveerd standpunt in te nemen, met feitelijke onderbouwing en verwijzing naar de daarvoor voorhanden bewijsmiddelen. CKC c.s. mogen daarop reageren. Het hof zal op de mondelinge behandeling ook nadere vragen aan partijen kunnen stellen.
4.9
De beoordeling van het door CKC c.s. gevoerde algemene rechtsverwerkingsverweer – wat alleen ziet op de eerste hiervoor onderscheiden periode – zal het hof aanhouden tot na de mondelinge behandeling. Het hof merkt wel op dat CKC c.s. tegen de verwerping van hun beroep op de klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW geen grief hebben gericht, zodat dit verweer bij de beoordeling verder geen rol meer speelt.
De slotsom
4.1
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor opgave verhinderdagen voor een mondelinge behandeling. Deze mondelinge behandeling zal het hof ook gebruiken voor het onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is. Bij de mondelinge behandeling zal het hof (de advocaten van) partijen in de gelegenheid stellen om hun standpunten gedurende maximaal 15 minuten in eerste termijn toe te lichten.

5.De beslissing

Het hof:
5.1
Het hof beveelt partijen samen met hun advocaten naar het Paleis van Justitie aan het Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden te komen voor een mondelinge behandeling van deze zaak. Tijdens deze mondelinge behandeling mogen partijen een toelichting geven op de zaak. Het hof zal partijen om inlichtingen vragen en met hen spreken over een onderlinge regeling van het geschil en het vervolg van de procedure.
5.2
Deze mondelinge behandeling zal worden gehouden voor drie raadsheren van dit hof op een nog vast te stellen dag en tijdstip. Daarvoor moeten de advocaten van partijen op dinsdag 8 augustus 2023 de verhinderdata opgeven van zichzelf en van partijen voor de maanden augustus tot en met december 2023.
5.3
De partij die zich tijdens de mondelinge behandeling op nieuwe stukken wil beroepen, moet kopieën daarvan uiterlijk 10 dagen voor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van het hof en aan de wederpartij sturen.
5.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, I. Tubben en M. Aksu, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2023.

Voetnoten

1.HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:505 en HR 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:970.