ECLI:NL:GHARL:2023:625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
200.313.949
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na echtscheiding en gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, had verzocht om de kinderalimentatie voor zijn twee kinderen, die bij de vrouw wonen, te wijzigen naar nihil. Dit verzoek was gebaseerd op gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn financiële situatie en de afspraken die tijdens de echtscheidingsprocedure waren gemaakt. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 14 juni 2022, het verzoek van de man afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2022 werd duidelijk dat de man sinds begin 2022 in budgetbeheer is en per 2 januari 2023 een nieuwe baan heeft. De vrouw heeft ook weer werk. Het hof oordeelde dat er inderdaad sprake was van gewijzigde omstandigheden, maar dat de man zijn verzoek onvoldoende had onderbouwd. De man had geen draagkrachtberekening overgelegd en onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie, waardoor het hof niet kon vaststellen of de nieuwe schulden van de man daadwerkelijk een wijziging van de kinderalimentatie rechtvaardigden.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van verzoeken tot wijziging van alimentatie en de noodzaak om relevante financiële gegevens te overleggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.949
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 533775)
beschikking van 24 januari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. N. Plaisier in Hendrik-Ido-Ambacht,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.L. Sterrenberg in Utrecht.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 1 augustus 2022
  • het verweerschrift met incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
  • een journaalbericht namens de man van 1 december 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2022. Aanwezig waren:
  • de man met zijn advocaat;
  • de vrouw met haar advocaat.
3. De feiten
3.1
Partijen zijn getrouwd geweest. Het huwelijk is ontbonden [in] 2021.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2015;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2019.
3.3
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
3.4
In de echtscheidingsbeschikking van 21 mei 2021 heeft de rechtbank (r.o. 3.6) het volgende overwogen:
“Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat de man met ingang van 1 mei 2021 met een bedrag van € 225.- per kind per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Zij zijn het erover eens geworden dat de schulden die nu in de procedure naar voren zijn gekomen geen grond zullen opleveren voor een wijziging van de alimentatie in de vorm van een verhoging dan wel een verlaging. De rechtbank zal overeenkomstig hetgeen partijen zijn overeengekomen beslissen, met dien
verstande dat hetgeen partijen over de mogelijkheden van wijziging hebben afgesproken partijen bindt, maar zich niet leent voor opname in het dictum van deze beschikking.”
Bedoelde mondelinge behandeling bij de rechtbank vond plaats op 12 april 2021.

4.Het geschil

4.1
De man heeft de rechtbank verzocht om de op 21 mei 2021 afgesproken bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna: kinderalimentatie) van € 225,- per kind per maand per 20 januari 2022 (datum van de indiening van zijn verzoekschrift) vast te stellen op nihil, dan wel op een bedrag dat de rechtbank juist acht.
4.2
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
4.3
De man komt in hoger beroep met twee grieven. Die grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te wijzigen, althans aan te vullen, in die zin dat de kinderalimentatie voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van 20 januari 2022 op nihil wordt gesteld, kosten rechtens.
4.4
De vrouw voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om het verzoek van de man af te wijzen. Daarnaast komt de vrouw in incidenteel hoger beroep met één grief. De vrouw verzoekt het hof in het incidenteel hoger beroep om het dictum van de bestreden beschikking ongewijzigd te laten met wijziging van rechtsoverweging 3.5 in die zin dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek.
4.5
De man voert verweer in het incidenteel hoger beroep.

5.De overwegingen voor de beslissing

In het incidenteel hoger beroep
5.1
Op grond van artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud (zoals de afspraak die partijen op 21 mei 2021 bij de rechtbank hebben gemaakt) bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Het hof is van oordeel dat, anders dan de vrouw in haar incidenteel hoger beroep stelt, in dit geval sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401 BW. De man is sinds begin 2022 in budgetbeheer bij [naam1] en hij heeft per 2 januari 2023 een nieuwe baan. Ook de vrouw heeft inmiddels weer een baan. Daarnaast hebben partijen een nieuwe zorgregeling afgesproken. Vanaf 1 januari 2023 zullen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eens in de veertien dagen een weekend en op woensdagmiddag naar de man gaan. Het hof kan de kinderalimentatie daarom opnieuw beoordelen en wijzigen. De grief van de vrouw faalt. Het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep zal het hof dus afwijzen.
In het principaal hoger beroep
5.2
Het hof is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, de man zijn verzoek onvoldoende heeft onderbouwd en zal het verzoek om die reden afwijzen.
5.3
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de nu bekende schulden van de man schulden zijn die in de echtscheidingsprocedure naar voren zijn gekomen. Zijn die schulden toen naar voren gekomen en betrokken in het nemen van een beslissing dan wel het maken van een afspraak, dan zijn zij in beginsel geen reden om de overeengekomen kinderalimentatie te wijzigen. Zijn het schulden die niet in de echtscheidingsprocedure bekend zijn geworden of pas na afloop van die procedure bekend zijn geworden, dan zouden zij tot wijziging van de overeengekomen kinderalimentatie kunnen leiden.
5.4
Blijkt dat de nu bekende schulden van de man inderdaad niet in de echtscheidingsprocedure naar voren zijn gekomen, dan dient vervolgens te worden beoordeeld of zij een effect hebben op de draagkracht van de man dat noodzaakt tot wijziging of zelfs nihilstelling van de kinderalimentatie.
5.5
De man stelt dat zijn schuldenlast nu ongeveer € 18.000,00 bedraagt. De man ging tijdens de echtscheidingsprocedure uit van een schuldenlast van € 3.450,33. De man voert aan dat hij tijdens de echtscheidingsprocedure onvoldoende zicht had op zijn financiële situatie. De man had in die periode geen contact met de kinderen en was alleen gefocust op het terugkrijgen van dat contact. Pas na de echtscheidingsprocedure heeft de man al zijn post opengemaakt en zicht gekregen op de omvang van zijn schulden. De man zit sinds november 2022 in een minnelijk schuldentraject om zijn schulden af te lossen. In het vrij te laten bedrag wordt geen rekening gehouden met de kinderalimentatie. De man voert aan dat de nihilstelling van de kinderalimentatie dus noodzakelijk is om het schuldentraject met succes te doorlopen.
De vrouw voert aan dat het merendeel van de schulden van de man al bestond voor mei 2021. Partijen hebben tijdens hun relatie veel schulden gemaakt. Toen zij uit elkaar gingen, hebben zij die schuldenlast ongeveer gelijk verdeeld. Dat heeft de man niet weersproken.
De man heeft ter onderbouwing van zijn stellingen wel een schuldenoverzicht overgelegd dat in het kader van zijn schuldentraject is opgemaakt. Dat overzicht vermeldt echter niet de ontstaansdata van de schulden en vermeldt evenmin wat de nominale hoogte van de schuld was en welk deel daarvan aan rente moet worden toegerekend. Ook de (overigens niet volledig) overgelegde correspondentie met enkele schuldeisers maakt dat niet duidelijk.
Het hof heeft daarom onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of daadwerkelijk nieuwe schulden zijn ontstaan.
5.6
Daarnaast heeft de man onvoldoende inzicht gegeven in de voor de berekening van zijn draagkracht benodigde gegevens. De man heeft geen draagkrachtberekening overgelegd op basis van zijn huidige inkomen. De man heeft op de zitting in hoger beroep verteld dat hij met zijn vorige werkgever een arbeidsconflict had en een vaststellingovereenkomst heeft gesloten. Volgens die vaststellingsovereenkomst zou de man een transitievergoeding krijgen, maar daarvan moest ook nog een schuld afbetaald worden die de man bij zijn werkgever had. Stukken daarvan ontbreken echter. Voorts heeft de man medegedeeld dat hij per 2 januari 2023 aan de slag gaat bij een nieuwe werkgever. Ook van dat nieuwe dienstverband kon hij geen gegevens overleggen. Het hof heeft daarom onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen wat de draagkracht van de man is en derhalve om te kunnen beoordelen of wijziging of zelfs nihilstelling van de kinderalimentatie op zijn plaats is.
5.7
De grieven van de man falen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
Proceskosten
5.8
Het hof zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

8.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 juni 2022;
bepaalt dat ieder partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H. F. van Vugt, E. de Boer en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers , bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier, en is op 24 januari 2023 door mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.