Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 mei 2022;
- het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Broeksema van 16 september 2022 met producties, en
- een journaalbericht van mr. Berkel van 16 september 2022 met producties.
3.De feiten
- [de meerderjarige1] (roepnaam: [de meerderjarige1] ), geboren [in] 1996;
- [de meerderjarige2] (roepnaam: [de meerderjarige2] ), geboren [in] 1998, en
- [de meerderjarige3] (roepnaam: [de meerderjarige3] , geboren [in] 2000.
4.De omvang van het geschil
- de beschikking van de rechtbank van 21 oktober 2016, waarin is bepaald dat de aangehechte onderling getroffen regeling (het echtscheidingsconvenant) als in deze beschikking opgenomen moet worden beschouwd, te wijzigen in die zin dat de daarin opgenomen partneralimentatie ad bruto € 9.500,- per maand (in 2021: € 10.601,73) wordt bepaald op € 3.700,- bruto per maand voor de periode 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021, dan wel dat deze over genoemde periode wordt bepaald op nihil, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bijdrage en dat voor de periode na 1 januari 2022 de partneralimentatie op nihil wordt gesteld dan wel op een nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen bijdrage waarbij alsdan de rechtbank wordt verzocht op grond van artikel 1:157 lid 3 BW de verplichting te limiteren in tijd voor een door de rechtbank te bepalen tijdsperiode;
- de vrouw te veroordelen aan de man terug te betalen hetgeen hij vanaf 1 mei 2021, dan wel vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, te veel, althans onverschuldigd, ten titel van partneralimentatie aan de vrouw heeft betaald dan wel zal hebben betaald,
- kosten rechtens.
- in het principaal hoger beroepde man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel deze af te wijzen;
- in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroepte bepalen dat de alimentatieverplichting van de man twaalf jaren duurt, te rekenen vanaf het moment van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
5.De motivering van de beslissing
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
- met ingang van 1 januari 2022 € 9.203,- per maand zal betalen;
- met ingang van 1 november 2022 € 2.483,- per maand zal betalen;
- met ingang van 1 januari 2023 € 2.567,- per maand,