ECLI:NL:GHARL:2023:6123

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.314.053/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onderhoudscontract brandmeldinstallatie en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft Landgoed Halsaf B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 13 april 2022 is uitgesproken. De kern van het geschil betreft de vraag of Halsaf een vergoeding moet betalen aan Van de Pavert Service B.V. voor onderhoud en storingswerkzaamheden aan een brandmeldinstallatie. Halsaf heeft een onderhoudsabonnement afgesloten voor vijf jaar, maar betwist dat zij voor storingswerkzaamheden moet betalen, omdat deze volgens haar onder het onderhoud vallen. Het hof oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen geldig is en dat Halsaf de kosten voor het onderhoudsabonnement en de storingswerkzaamheden moet voldoen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Halsaf af. Het hof concludeert dat Halsaf onvoldoende heeft aangetoond dat de overeenkomst niet geldig is en dat de storingswerkzaamheden niet onder het onderhoud vallen. Ook het beroep op ontbinding van de overeenkomst wordt afgewezen, omdat Van de Pavert niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. De kosten voor buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen aan Van de Pavert, en Halsaf wordt in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.314.053
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 9594529
arrest van 18 juli 2023
in de zaak van
Landgoed Halsaf B.V.,
die is gevestigd in Babberich,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie,
hierna: Halsaf,
advocaat: mr. J.A. Kopp,
tegen
Van de Pavert Service B.V.,
die is gevestigd in Duiven,
en bij de kantonrechter optrad als eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie,
hierna: Van de Pavert,
in hoger beroep niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Halsaf heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 13 april 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven.

2.De kern van de zaak

De zaak gaat over de vraag of Halsaf aan Van de Pavert een vergoeding voor een onderhoudsabonnement en een vergoeding voor verrichte storingswerkzaamheden aan haar brandmeldinstallatie moet betalen.

3.Wat vast staat

3.1.
Halsaf exploiteert een B&B. In het pand bevindt zich een brandmeldinstallatie.
3.2.
Een medewerker van Halsaf heeft op 21 januari 2021 het document ‘Overeenkomst Abonnementen’ van Van de Pavert ondertekend. Hierin staat dat Van de Pavert en Halsaf een overeenkomst sluiten voor de brandmeldinstallatie van Halsaf voor de duur van vijf jaar met ingang van 1 januari 2021 tegen een tarief van € 2.090,90 per jaar exclusief btw. In het document is onder meer het volgende opgenomen:
"(...)
Duur van de overeenkomst:
Overeenkomsten lopen van 1 januari t/m 31 december. Deze overeenkomst geldt voor een periode van 5 jaar en wordt behoudens opzegging telkens stilzwijgend verlengd voor een periode van 1 jaar. Opzeggingen dienen schriftelijk (...) te geschieden, 3 maanden voor het einde van het lopende kalenderjaar.
Uitsluitingen:
Werkzaamheden die opdrachtnemer verricht en die geen deel uitmaken van deze overeenkomst zoals: reparaties, vervanging van materialen (o.a. accu's) en/of uitbreidingen en de daarbij behorende arbeid, evenals het verhelpen van storingen (alleen onderhoudscontract), worden afzonderlijk in rekening gebracht. (...)
Onderhoud:
(...) Opdrachtnemer verplicht zich tijdens de abonnementsperiode onderhoudswerkzaamheden te verrichten aan genoemde installatie bij opdrachtgever. Dit houdt o.a. in: het controleren, doormeten en indien nodig vervangen, reinigen, instellen en bijregelen van de centrale stuureenheid, alle gemonteerde componenten, detectoren (...) alarmgevers en in-uitschakelapparatuur.
Onderhoud-Service:
De uitbreiding van het onderhoudsabonnement met Service verplicht opdrachtnemer kosteloze service te verlenen bij onderhoud en storingen, behoudens uitsluitingen. (...)”
3.3.
Op 12 juni 2021 is er een storing ontstaan in de brandmeldinstallatie van Halsaf, waardoor het alarm bleef afgaan. In verband met deze storing heeft een monteur van Van de Pavert twee maal een bezoek gebracht aan Halsaf, de eerste keer op 12 juni en de tweede keer twee dagen later. Voor deze storingswerkzaamheden heeft Van de Pavert kosten in rekening gebracht.
3.4.
Naar aanleiding van de storing heeft Van de Pavert Halsaf een prijsopgave voor het vervangen van de brandmeldcentrale toegezonden van € 3.780,- exclusief btw.
3.5.
Halsaf heeft Van de Pavert op 30 september 2021 laten weten dat zij vanwege de manier waarop de storing is opgevolgd en het advies om de installatie te vervangen heeft besloten per direct geen gebruik meer te maken van de diensten van Van de Pavert.
3.6.
Daarop heeft Van de Pavert bij Halsaf kosten in rekening gebracht voor onderhoud voor de jaren 2022 tot en met 2025, net zoals zij dat eerder al had gedaan voor het jaar 2021.

4.De procedure bij de kantonrechter

Van de Pavert heeft bij de kantonrechter gevorderd om Halsaf te veroordelen tot betaling van € 14.605,70 met rente en kosten. Halsaf heeft een tegenvordering ingesteld en heeft bij de kantonrechter gevorderd de overeenkomst te ontbinden en Van de Pavert te veroordelen om twee termijnen die Halsaf al heeft betaald terug te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Van de Pavert voor een belangrijk deel toegewezen en de tegenvorderingen van Halsaf afgewezen.

5.Het oordeel van het hof

Halsaf krijgt geen gelijk
5.1.
De bedoeling van het hoger beroep van Halsaf is dat de toegewezen vorderingen van Van de Pavert alsnog worden afgewezen, met terugbetaling van wat ter uitvoering van het vonnis is betaald, en dat de tegenvorderingen van Halsaf alsnog worden toegewezen. Het hof geeft Halsaf hierin geen gelijk en zal het vonnis bekrachtigen.
5.2.
Van de Pavert heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor het onderhoud van de brandmeldinstallatie voor de duur van vijf jaar. Deze overeenkomst kan volgens Van de Pavert niet tussentijds worden opgezegd, zodat Halsaf een vergoeding is verschuldigd voor de gehele contractsperiode van 2021 tot en met 2025. Daarnaast stelt Van de Pavert dat Halsaf op basis van de overeenkomst een afzonderlijke vergoeding is verschuldigd voor de door haar verrichte storingswerkzaamheden in juni 2021. Halsaf is het hiermee niet eens heeft daarvoor een aantal argumenten naar voren gebracht. Hierna zal worden uitgelegd waarom deze argumenten niet opgaan.
Er is een overeenkomst tussen Halsaf en Van de Pavert
5.3.
Halsaf heeft aangevoerd dat de overeenkomst is ondertekend door een persoon die niet bevoegd was Halsaf te vertegenwoordigen. Zij verzoekt om de overeenkomst te vernietigen.
5.4.
Het onbevoegd ondertekenen van een overeenkomst leidt op zichzelf, anders dan Halsaf veronderstelt, niet tot vernietiging, maar kan wel betekenen dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Bij de vraag of een overeenkomst is gesloten, komt het aan op wat partijen over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden hebben mogen afleiden. Halsaf heeft toegelicht dat zij de dagelijkse management/beheertaken heeft uitbesteed aan medewerkers. In dat licht is het niet zó opmerkelijk dat een medewerker de toegezonden overeenkomst heeft ondertekend, dat Van de Pavert daaruit al zou moeten afleiden dat Halsaf geen overeenkomst wilde sluiten. Halsaf heeft ook helemaal niet aangevoerd dat zij geen onderhoudsabonnement wilde en evenmin dat zij niet afwist van bestaan van de overeenkomst. Halsaf heeft voor de ondertekening van de overeenkomst een factuur voor 2021 ontvangen en hiervoor vervolgens een betalingsregeling getroffen, zonder toen naar voren te brengen dat er geen overeenkomst bestond. Ook bij de ontvangst van de overige facturen heeft Halsaf dit punt niet naar voren gebracht, wat wel voor de hand had gelegen als zij daadwerkelijk van mening was dat er geen contractuele relatie bestond. Dat de bestuurder van Halsaf ( [de bestuurder] ) ook niet op de hoogte was van de facturen blijkt nergens uit. Hij heeft zelf bij de storing van 12 juni 2021 contact opgenomen met Van de Pavert om storingswerkzaamheden uit te laten voeren, wat eveneens erop duidt dat Halsaf, ook al zou de medewerker onbevoegd hebben vertegenwoordigd, toch ook uitging van een contractuele relatie. Bij deze stand van zaken heeft Halsaf het bestaan van een overeenkomst met Van de Pavert onvoldoende betwist.
Storingswerkzaamheden vallen niet onder onderhoud
5.5.
De vraag is vervolgens wat partijen precies hebben afgesproken. Halsaf heeft namelijk betwist dat de storingswerkzaamheden – zoals Van de Pavert stelt – afzonderlijk betaald moeten worden. Volgens Halsaf vallen deze werkzaamheden onder het onderhoudsabonnement en de daarvoor verschuldigde vergoeding.
5.6.
Het gaat hier om een overeenkomst tussen twee bedrijven voor het onderhoud van een bestaande brandmeldinstallatie. Uit de stukken blijkt niet dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met elkaar over de omvang van het onderhoudsabonnement hebben gesproken. In de ondertekende overeenkomst zijn de volgende voorgedrukte rubrieken aangevinkt: “Opgeleid persoon”, “Onderhoud brand” en “Onderhoud noodverlichting”. In de overeenkomst staat niet dat onder onderhoud van de brandmeldinstallatie ook reparaties en het verhelpen van storingen moet worden begrepen. Dat volgt in ieder geval niet uit het beding “Onderhoud” waarin een uitleg wordt gegeven wat onder onderhoudswerkzaamheden moet worden verstaan. Reparaties en het verhelpen storingen worden daar niet genoemd. In het beding “Uitsluitingen” wordt hierop wel ingegaan. In dit beding staat expliciet dat reparaties, het vervangen van materialen en het verhelpen van storingen afzonderlijk in rekening worden gebracht. Verder kan uit de tekst van de overeenkomst worden afgeleid dat als het onderhoudsabonnement is uitgebreid met Service er wél kosteloos service wordt verleend bij storingen. Er blijkt in dit geval echter niet dat Halsaf voor een dergelijke uitbreiding heeft gekozen. Halsaf heeft onvoldoende toegelicht op basis waarvan zij desalniettemin de veronderstelling had, en Van de Pavert dat ook redelijkerwijs had moeten begrijpen, dat het verhelpen van storingen onder het onderhoudsabonnement zou vallen. Een dergelijke uitleg ligt bij het onderhoud aan een bestaand systeem ook niet direct voor de hand. Er zijn dus al met al onvoldoende aanknopingspunten om de door Halsaf bepleite uitleg te kunnen volgen.
5.7.
Het voorgaande betekent dat Halsaf in beginsel een afzonderlijke vergoeding voor storingswerkzaamheden is verschuldigd, naast een vergoeding voor het onderhoudsabonnement.
Het beroep op ontbinding slaagt niet
5.8.
Halsaf heeft vervolgens naar voren gebracht dat zij de vergoedingen voor het onderhoudsabonnement en de storingswerkzaamheden niet hoeft te betalen, omdat Van de Pavert haar werk niet goed heeft gedaan. Halsaf heeft hiervoor aangevoerd dat Van der Pavert de storingsmelding niet goed heeft opgevolgd. Toen Halsaf met een noodsituatie is geconfronteerd – het alarm bleef afgaan – was de meldkamer van Van de Pavert namelijk niet tijdig bereikbaar. Ook heeft Van de Pavert volgens Halsaf ten onrechte geadviseerd om het brandmeldsysteem te vervangen, terwijl achteraf is gebleken dat een veel goedkopere oplossing mogelijk was. Dit levert volgens Halsaf een grond voor ontbinding op en in de gegeven omstandigheden – waarbij Van de Pavert geen prestaties van enige waarde heeft verricht – de verplichting voor Van de Pavert om de al betaalde bedragen terug te betalen.
5.9.
Het is duidelijk dat het ten onrechte afgaan van een brandalarm storend is, helemaal op een plek waar een B&B wordt geëxploiteerd en gasten aanwezig zijn. Van Van de Pavert mag worden verwacht dat zij in zo’n situatie voortvarend tot actie overgaat om deze storing op te lossen. Dat heeft Van de Pavert ook gedaan. Van de Pavert heeft immers naar aanleiding van de storingsmelding actie ondernomen. Er is niet gebleken dat de alarmcentrale onbereikbaar is geweest. Er is twee maal een monteur gekomen die werkzaamheden heeft uitgevoerd aan de brandmeldinstallatie, de eerste keer op de dag van de melding zelf en de tweede keer twee dagen later. Het feit dat de storing kennelijk niet direct (definitief) opgelost kon worden, betekent niet dat Van de Pavert haar werk niet goed heeft gedaan. Dit kan immers tal van oorzaken hebben en bijvoorbeeld worden verklaard door de ouderdom van het systeem, zoals Van de Pavert heeft aangevoerd. Omdat het systeem een paar dagen na de uitgevoerde reparaties opnieuw is afgegaan, heeft Van de Pavert na overleg met de leverancier geadviseerd het verouderde systeem te vervangen. Het feit dat een andere partij vervolgens een eenvoudige oplossing heeft voorgesteld en uitgevoerd, betekent niet dat het advies van Van de Pavert om het systeem te vervangen een onjuist advies is. Andere aanknopingspunten waarom het advies tot vervanging onzorgvuldig is, heeft Halsaf niet gegeven.
5.10.
De conclusie is dat Van de Pavert niet is tekortgeschoten bij de uitvoering van haar werkzaamheden op grond van de overeenkomst. Dat betekent dat het beroep van Halsaf op ontbinding niet opgaat. Wat Halsaf hierover verder nog naar voren heeft gebracht, hoeft daarom niet meer te worden besproken.
Halsaf moet voor vijf jaar betalen
5.11.
Een volgend argument van Halsaf is dat zij geen vergoeding voor het onderhoudsabonnement hoeft te betalen omdat Van de Pavert daartegenover geen werkzaamheden heeft verricht of gaat verrichten.
5.12.
Omdat het beroep op ontbinding niet slaagt, blijft de overeenkomst in stand en zijn partijen daaraan gebonden, tenzij kan worden vastgesteld dat de overeenkomst door opzegging eerder dan op de afgesproken einddatum is geëindigd.
5.13.
In dit geval heeft Halsaf op 30 september 2021 aan Van de Pavert bericht dat zij per direct niet meer van de diensten van Van de Pavert gebruik wil maken. Daarmee heeft Halsaf duidelijk gemaakt dat zij van de overeenkomst af wil. Zoals Halsaf zelf ook naar voren heeft gebracht, is tussentijdse opzegging van de overeenkomst in dit geval niet mogelijk. Uit de tekst van het beding “Duur van de overeenkomst” blijkt namelijk dat de overeenkomst wordt aangegaan voor vijf jaar en dat, als er niet wordt opgezegd, een stilzwijgende verlenging volgt van telkens één jaar. Verder staat in het betreffende beding dat opzeggingen schriftelijk drie maanden voor het einde van het lopende kalenderjaar dienen te geschieden. Er is dus alleen een opzeggingsregeling opgenomen voor de situatie ná de eerste vijf jaar. Van een onduidelijk beding is, anders dan Halsaf meent, geen sprake. Halsaf heeft ook geen aanknopingspunten gegeven voor een andersluidende uitleg en waarom partijen van een dergelijke uitleg redelijkerwijs mochten uitgaan. Dat betekent dat het bericht van 30 september 2021 de overeenkomst doet eindigen tegen het einde van de vijfjaarstermijn.
5.14.
De stelling van Halsaf dat Van de Pavert heeft ingestemd met een eerdere beëindiging van de overeenkomst zodat daarom niet meer betaald hoeft te worden, vindt geen steun in de feiten. Van de Pavert heeft immers in reactie op het bericht van 30 september 2021 aanspraak gemaakt op de vergoeding voor de resterende jaren, en daarmee dus niet ingestemd met een beëindiging zonder vergoeding. Anders dan Halsaf heeft aangevoerd is de vordering tot betaling over de resterende jaren niet gebaseerd op de algemene voorwaarden die volgens Halsaf niet ter hand zijn gesteld, maar op de hierboven genoemde bedingen van de overeenkomst. Het argument van Halsaf dat de algemene voorwaarden niet gelden, hoeft daarom niet te worden besproken.
5.15.
De conclusie is dat de vergoeding voor het onderhoudsabonnement een verplichting uit de overeenkomst is die niet is komen te vervallen. Anders dan Halsaf heeft bepleit, gaat het daarbij dus niet om een schadevergoeding. Dat betekent dat Halsaf de vergoeding voor de jaren 2021 tot en met 2025 verschuldigd is. Dat is niet komen te vervallen doordat Van de Pavert hiertegenover geen werkzaamheden verricht. Dat komt immers alleen maar omdat Halsaf dat zelf niet wil en ligt daarmee in haar eigen risicosfeer.
Geen onaanvaardbaarheid
5.16.
Halsaf heeft nog naar voren gebracht dat instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij heeft ze met name erop gewezen dat Van de Pavert op onterechte gronden geen beveiligingswerkzaamheden heeft uitgevoerd terwijl zij dreigementen heeft geuit en zelf geen werkzaamheden heeft verricht en gaat verrichten.
5.17.
De rechter moet bij de toepassing van de maatstaf of sprake is van onaanvaardbaarheid de nodige terughoudendheid betrachten. Halsaf heeft hiervoor onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Uit het dossier blijkt niet van dreigementen, zodat aan dit argument voorbij wordt gegaan. De omstandigheid dat Van de Pavert wel een vergoeding ontvangt terwijl zij daarvoor geen werkzaamheden hoeft te verrichten, is zoals hiervoor al is toegelicht het gevolg van de keuze van Halsaf om de samenwerking te beëindigen. Die omstandigheid brengt naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal om de tussen partijen gemaakte afspraken opzij te zetten.
De buitengerechtelijke kosten zijn verschuldigd
5.18.
Halsaf heeft ten slotte betwist dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
5.19.
Van de Pavert heeft aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de kantonrechter heeft een bedrag toegewezen overeenkomend met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Anders dan Halsaf meent, heeft Van de Pavert bij de kantonrechter wel degelijk voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zo heeft zij gesteld dat er meerdere aanmaningsbrieven zijn verzonden en is deze correspondentie ook overgelegd.
Het bewijsaanbod is niet concreet genoeg
5.20.
Het bewijsaanbod van Halsaf wordt gepasseerd. Er is niet toegelicht op welke punten zij bewijs wil leveren en van welke stellingen zij precies bewijs aanbiedt. Het bewijsaanbod van Halsaf is daarom onvoldoende concreet.
De conclusie en de proceskosten
5.21.
Het hoger beroep slaagt niet. Halsaf zal in het ongelijk worden gesteld. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in dit geval geen aanleiding. Omdat Van de Pavert in hoger beroep niet is verschenen, zijn er aan haar zijde geen proceskosten gemaakt, terwijl de door Halsaf zelf gemaakte proceskosten gelet op de uitkomst van het hoger beroep voor haar eigen rekening blijven.

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 13 april 2022;
6.2.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, G.P. Oosterhoff en C. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.