ECLI:NL:GHARL:2023:598

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
200.293.853
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vochtoverlast door verbouwingswerkzaamheden aan aangrenzend perceel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil tussen twee buren over vochtoverlast die [geïntimeerde] stelt te ondervinden in haar woning als gevolg van verbouwingswerkzaamheden die [appellant] aan zijn woning heeft uitgevoerd. De rechtbank had in een eerdere uitspraak de vorderingen van [geïntimeerde] voor een belangrijk deel toegewezen, wat [appellant] nu probeert te betwisten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat het opnieuw arrest zal wijzen en dat [geïntimeerde] bewijs moet leveren dat de vochtoverlast daadwerkelijk het gevolg is van de werkzaamheden van [appellant]. Het hof heeft vastgesteld dat de percelen van partijen aan elkaar grenzen en dat de verbouwingswerkzaamheden van [appellant] mogelijk invloed hebben gehad op de vochtproblematiek in de garage van [geïntimeerde]. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door [geïntimeerde] en zal getuigen horen om de oorzaak van de vochtoverlast vast te stellen. De beslissing van het hof is dat [geïntimeerde] moet bewijzen dat de vochtoverlast is veroorzaakt door het coaten van de garagemuur en niet door gebreken aan het dak van de garage. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.293.853
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, NL 18.3213 en 368991)
arrest van 24 januari 2023
in de zaak van
[appellant] ,
[appellante] ,
die wonen in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als gedaagden,
hierna samen: [appellant] ,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens,
tegen
[geïntimeerde] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.W. Kox.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 12 april 2022 heeft op 2 november 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Voorafgaand daaraan is door [geïntimeerde] een productie aan het hof toegezonden. Van de mondelinge behandeling is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Het hof heeft bepaald dat het opnieuw arrest zal wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
De percelen van partijen, met daarop woonhuizen, grenzen aan elkaar. [appellant] heeft verbouwingswerkzaamheden aan zijn woonhuis uitgevoerd. [geïntimeerde] ondervindt vochtoverlast in haar woonhuis en stelt dat dit door deze werkzaamheden wordt veroorzaakt. Zij heeft bij de rechtbank gevorderd dat [appellant] de door deze vochtoverlast geleden schade aan haar woonhuis zal herstellen en de gevolgschade zal vergoeden. Verder heeft zij enige nevenvorderingen ingesteld.
2.2.
De rechtbank heeft deze vorderingen voor een belangrijk deel toegewezen. De bedoeling van [appellant] met het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van wat [appellant] aan haar op grond van het vonnis heeft voldaan. Ook vordert [appellant] schadevergoeding wegens de onrechtmatige tenuitvoerlegging door [geïntimeerde] van het vonnis. Deze laatste vordering is op de mondelinge behandeling door [appellant] echter ingetrokken zodat het hof daarover niet hoeft te oordelen.

3.Het oordeel van het hof

Beslissing van het hof
3.1.
Het hof zal [geïntimeerde] toelaten tot het bewijs dat de vochtoverlast is veroorzaakt door het coaten van de garagemuur en niet door enig gebrek aan het dak van de garage. Hierna wordt uitgelegd hoe het hof tot deze beslissing is gekomen. Daarvoor is van belang dat eerst wordt ingegaan op de vaststaande feiten.
Vaststaande feiten
3.2.
Aan de buitenzijde van het woonhuis van [geïntimeerde] bevindt zich bij de erfgrens met het perceel van [appellant] een garage met een éénsteensmuur. Deze is in het verleden aan de achterzijde uitgebouwd. In deze uitbouw bevinden zich een of twee schildersateliers van de in juni 2015 overleden echtgenoot van [geïntimeerde] . De garage en de uitbouw grenzen aan het perceel dat eigendom is van [appellant] .
3.3.
[appellant] is na aankoop van zijn perceel in 2013 gestart met verbouwingswerkzaamheden. Hij heeft zijn hele woonhuis onderkelderd. Ook heeft [appellant] een muurtje dat de erfafscheiding vormde verhoogd en de achtertuin met circa 30 cm verhoogd. [appellant] heeft zijn achtertuin grotendeels betegeld. Verder heeft hij de buitenmuur van de garage en de aanbouw van [geïntimeerde] , die direct aan zijn tuin grenst, van een witte coating voorzien.
3.4.
De advocaat van [geïntimeerde] heeft bij brief van 11 november 2015 aan [appellant] bericht dat door de verbouwingswerkzaamheden het fundament van het woonhuis van [geïntimeerde] is aangetast:
“Cliënt heeft aangegeven dat het fundament van de woning van haar moeder, (…), is aangetast door de verbouwingswerkzaamheden aan uw woning naast client. In de buiten- en binnenmuur van de garage en de achterliggende aanbouw zijn nieuwe scheuren geconstateerd. Tevens is er sinds de verbouw en met name het aanbrengen van de onderkeldering sprake van opkomend grondwater en verzakkende tegels in de garage. De dakconstructie van de garage en de aanbouw is veranderd in die zin dat linksvoor het dak zakt waardoor thans een nieuwe hemelwaterafvoer noodzakelijk werd. Dit zakken gebeurt op dezelfde plek als waar ook scheuren in de muren zijn waargenomen. Dit zakken gebeurt met name op die plaatsen waar u ondergronds de aangrenzende kamers heeft aangebracht.”Een onderzoek door een deskundige wordt aangekondigd en aan [appellant] wordt medegedeeld dat hij al naar gelang de bevindingen aansprakelijk zou kunnen zijn.
3.5.
In opdracht van [geïntimeerde] hebben achtereenvolgens Bouwtechnisch Adviesbureau Slot-Kamoen (hierna: Slot-Kamoen), Dekra Experts (hierna: Dekra) en VBIT Expertise (hierna: VBIT) onderzoek gedaan.
3.6.
In het rapport van Slot-Kamoen wordt gerapporteerd dat de scheurvorming in de garagemuur slechts deels het gevolg kan zijn van de ontgraving ten behoeve van de onderkeldering. Verder staat er dat [geïntimeerde] heeft medegedeeld dat de dakbedekking van de garage, die was afgedekt met een laag grind, in september 2015 is vervangen door een kunststof dakbedekking. Dekra rapporteert dat de kans
“erg gering”is dat dat de bouw van de kelder en/of andere bouwactiviteiten de oorzaak vormen van de vochtoverlast in de garage en het atelier. VBIT concludeert dat de vochtproblematiek wordt veroorzaakt door een combinatie van een aantal factoren: het ophogen van de tuin, het bestraten van de achtertuin en het coaten van de garagemuur. Wat het coaten betreft schrijft VBIT het volgende:
“De gemetselde garagemuur is niet voorzien van een spouw waardoor hemelwater de relatief poreuze steen binnen kan dringen. Doordat het binnengedrongen vocht in de gemetselde muur onder normale omstandigheden gewoon verdampt, heeft in het verleden nooit vochtschade in de garage cq het atelier kunnen ontstaan. Doordat de muur nu aan de buitenzijde is voorzien van een coating, kan het binnengedrongen water niet meer normaal worden afgevoerd. Dit zal derhalve naar binnen slaan waardoor vocht- cq schimmelvorming ontstaat.”
3.7.
De rechtbank heeft de heer [de deskundige] van Bureau voor Bouwpathologie (hierna: [de deskundige] ) tot deskundige benoemd. In zijn rapportage staat:
“Het vochtprobleem wordt veroorzaakt doordat gevel als gevolg van de aangebrachte coating alleen onderin nog vocht opneemt omdat de zone in de grond niet is voorzien van een coating. Eenmaal in de steen zuigt de steen het water op en tekent het zich aan de binnenzijde af. Doordat aan de zijde van Onstenk de vloer lager ligt dan de “tuinmuur” bij 49 [1] zal dit snel zichtbaar zijn. Feitelijk is dus het aanbrengen van de muurcoating aan de zijde van [appellant] niet de directe oorzaak maar het feit dat er onder maaiveld geen bescherming meer op de muur aanwezig is. Doordat de muur is voorzien van een coating neemt deze voor wat betreft dit deel van de gevel geen vocht meer op, maar stroomt al het water van de gevel af. Vervolgens ontstaan onderin een ophoping van water wat ter plaatse door de gevel wordt opgenomen. Omdat de vloer bij 47 lager ligt dan bij 49 tekent zich dit dan af aan de binnenzijde. (…) Conclusie: De hoofdoorzaak van het vochtprobleem is het niet volledig aanbrengen van een coating op de gevel. Hierdoor wordt het water niet gelijkmatig door de gevel opgenomen maar slechts alleen onderin met een hogere vochtbelasting dan voorheen. Het ophogen van de muur heeft hier een beperkte bijdragen geleverd aan de problemen.”Naar aanleiding van een reactie van een door [appellant] ingeschakelde bouwkundige heeft de deskundige nog het voldoende toegelicht:
“De vochtabsorptie is middels de Karstenproef onderzoek. Foto’s behorende bij het rapport zijn blijkbaar niet gezien. Uit de meting is zeer duidelijk naar voren gekomen dat de gecoate gevel geen vocht op neemt en de gevel onder het maaiveld, ter hoogte van de aftekening aan de binnenzijde, is deze zeer poreus. Hier wordt het vocht onmiddellijk in de gevel opgezogen. (…).”
3.8.
Begin november 2020 zijn er in opdracht van [geïntimeerde] werkzaamheden verricht aan het dak van de garage door aannemer [naam1] . Namens [appellant] is daarover op 3 november 2020 per e-mail aan de advocaat van [geïntimeerde] het volgende bericht:
“In dat verband is afgelopen vrijdag nog iets opzienbarends ter sprake gebracht door de aannemer, waar ik u vandaag over wilde berichten. De aannemer vertelde namelijk dat de dag ervoor, afgelopen donderdag dus, het dak van de garage vernieuwd was omdat er een scheur van 5 tot 6 meter in zat. Hij vertelde dat de isolatie eronder ook helemaal vochtig was. Deze lekkage zat ook precies aan de voorkant, waar het meeste vocht zat. Het lijkt er derhalve op dat we de werkelijke oorzaak gevonden hebben. Ik was benieuwd wanneer u mij dit – voor de kwestie zeer relevante – feit had willen meedelen. Het behoeft geen betoog dat dit in het hoger beroep zal worden meegenomen. Ik ben niettemin benieuwd naar uw opheldering.”Daags daarna wordt namens [geïntimeerde] hierop als volgt gereageerd:
“Verder is het dak van de garage vorige week gewoon vernieuwd. Dit was noodzakelijk in verband met regulier onderhoud. Van een scheur in het dak van 5 tot 6 meter is geen sprake geweest.”
De bewijsopdracht
3.9.
[geïntimeerde] stelt dat de rechtbank terecht het deskundigenoordeel van [de deskundige] heeft gevolgd en de door [appellant] op de garagemuur aangebrachte coating als oorzaak van de schade heeft aangewezen. Dat wordt door [appellant] betwist; hij stelt dat [de deskundige] heeft miskend dat over een gedeelte van de garagemuur (waar de grond niet was ontgraven) geen vocht in de wit gecoate muur aanwezig was. Dat is volgens [appellant] opmerkelijk omdat, als de theorie van [de deskundige] zou kloppen, daar wel vochtvorming in de muur zou moeten zijn ontstaan. Verder wijst [appellant] erop dat de coating in 2013 al was aangebracht maar dat volgens [geïntimeerde] pas einde 2015 een vochtprobleem is ontstaan. Een dergelijk lang tijdsverloop maakt het causaal verband tussen het coaten en de vochtproblematiek volgens [appellant] onwaarschijnlijk. Het is volgens hem veel waarschijnlijker dat het gebrekkige dak van de garage als oorzaak moet worden aangewezen. Op de mondelinge behandeling is namens [appellant] verder aangevoerd dat het vreemd is dat het in 2015 reeds vervangen dak in 2020 weer vernieuwd is. [appellant] verwijt [geïntimeerde] het dak als mogelijke oorzaak van de schade altijd te hebben verzwegen. [geïntimeerde] stelt dat dit alles niet klopt. Op de mondelinge behandeling legt [geïntimeerde] uit dat er in 2015 geen nieuwe dakbedekking is aangebracht maar dat enkel de grindlaag is verwijderd.
3.10.
Het hof overweegt dat [geïntimeerde] , die op dit punt de bewijslast draagt, voldoende moet stellen om te worden toegelaten tot het bewijs dat de schade het gevolg is van het handelen van [appellant] . [geïntimeerde] stelt dat door het rapport van de gerechtelijk deskundige is komen vast te staan dat de coating de schadeoorzaak is. [appellant] voert echter in dit hoger beroep, zoals onder 3.9. weergegeven, gemotiveerd aan dat er een andere oorzaak van de vochtoverlast bestaat: niet de coating maar de gebreken aan het dak van de garage. Uit de rapportages van de deskundigen kan het hof niet opmaken dat zij ook deze mogelijke oorzaak van de vochtoverlast hebben overwogen. [appellant] heeft een andere mogelijke oorzaak van de vochtoverlast aangewezen. Hij heeft daarmee de stellingen van [geïntimeerde] voldoende betwist. Daarom zal het hof [geïntimeerde] een bewijsopdracht geven. Zij mag bewijzen dat de vochtproblematiek wel degelijk is veroorzaakt door het coaten van de garagemuur en dus niet door gebreken aan het dak van de garage.
3.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

4.1.
Het hof laat [geïntimeerde] toe te bewijzen dat de vochtoverlast is veroorzaakt door het coaten van de garagemuur en niet door enig gebrek aan het dak van de garage.
4.2.
Als getuigen worden gehoord, zal raadsheer-commissaris mr. A.J.J. van Rijen de getuigen verhoren in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem.
4.3.
[geïntimeerde] moet op dinsdag 21 februari 2023 laten weten hoeveel getuigen zij wil laten horen met opgave van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave onvolledig is.
4.4.
[geïntimeerde] moet de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het getuigenverhoor aan de wederpartijen en de griffier van het hof opgeven.
4.5.
Een partij die tijdens het getuigenverhoor nieuwe stukken wil indienen, moet het hof en de wederpartij daarvan uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een kopie sturen.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, A.J.J. van Rijen en S.M. Kingma, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.

Voetnoten

1.Het huisnummer van de woning van [appellant]