ECLI:NL:GHARL:2023:5755

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
200.325.839/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en omgangsregeling tussen ouders en minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige2] en de omgangsregeling tussen de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de ondertoezichtstelling die door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland was opgelegd. De moeder, die niet aanwezig was, heeft geen verweer gevoerd en staat neutraal tegenover de uitspraak. De raad voor de kinderbescherming heeft verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader en de moeder hebben samen twee kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], en de moeder heeft nog een derde kind, [de minderjarige3]. Na de relatiebreuk is [de minderjarige2] bij de vader gaan wonen, terwijl [de minderjarige1] in een pleeggezin is geplaatst. De rechtbank heeft eerder een zorgregeling vastgesteld, maar deze is gestagneerd. De raad heeft onderzoek gedaan naar de situatie en heeft geadviseerd over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2].

Het hof heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de problematiek en de conflictueuze verstandhouding tussen de ouders. De ouders hebben moeite met het maken van duidelijke afspraken en het nakomen daarvan, wat leidt tot onduidelijkheid en stress voor [de minderjarige2]. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de GI betrokken blijft om de situatie te monitoren en te ondersteunen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.839/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 218905)
beschikking van 4 juli 2023
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende op een geheim te houden adres,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. F.B. Flooren te Arnhem,
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
Landelijke Staf Organisatie te ’s-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(de GI),
gevestigd te Amsterdam,

2 [de moeder] (de moeder),

wonende op een geheim te houden adres,
advocaat: mr. J.S. Özsaran te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 13 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 januari 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 12 april 2023;
- een journaalbericht namens de moeder van 11 mei 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 31 mei 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 juni 2023 plaatsgevonden. De vader is, zij het verlaat, verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de raad zijn twee medewerkers verschenen. Namens de GI is één medewerker verschenen. De moeder, die niet is verschenen, werd vertegenwoordigd door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben van 2011 tot 2015 een relatie gehad en samen twee kinderen gekregen: [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2015.
De moeder heeft hierna, [in] 2017, nog een zoon gekregen: [de minderjarige3] .
3.2
[de minderjarige2] is na de relatiebreuk bij de vader gaan wonen. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over haar uit. [de minderjarige1] is na haar geboorte in een pleeggezin geplaatst, en woont sinds juni 2014 bij haar grootmoeder (vaderszijde).
3.3
Bij beschikking van 4 september 2018 is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de vader vastgesteld. Ook heeft de rechtbank een zorgregeling bepaald die nadien is uitgebreid naar een weekendregeling waarbij [de minderjarige2] van vrijdag tot en met zondag bij de moeder was. Deze regeling is nadien gestagneerd.
3.4
Bij (tussen)beschikking van 29 april 2022 is - onder andere en kort gezegd - de raad verzocht onderzoek te doen naar huiselijk geweld en/of kindermishandeling en te adviseren over eventuele beperkingen/belemmeringen om tot de door de moeder gewilde onbegeleide weekendregeling te komen, en is een voorlopige regeling in het kader van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [de minderjarige2] vastgesteld waarbij [de minderjarige2] op de woensdagmiddag na school tot 17:00 uur contact heeft met haar moeder en [de minderjarige1] in het Omgangshuis [naam1] , waarbij de moeder ten minste twee keer per maand [de minderjarige3] meeneemt naar dit contactmoment.
3.5
De raad heeft vervolgens een onderzoeksrapport opgesteld (dd. 29 augustus 2022) en onder andere geconcludeerd dat op dat moment geen beschermingsmaatregel voor [de minderjarige2] nodig was. Na aanvullend onderzoek begin december 2022 heeft de raad alsnog een verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] ingediend (op 8 december 2022).
3.6
Bij (de bestreden) beschikking van 13 januari 2023 is een voorlopige zorgregeling vastgesteld inhoudende dat de moeder en [de minderjarige2] twee keer per week contact hebben met elkaar, waarbij de GI bepaalt wanneer, waar, hoe lang en onder begeleiding van welke hulpverlenende instantie dit contact plaatsvindt en waarbij de GI de vrijheid heeft om dit contact uit te breiden indien dit in het belang van [de minderjarige2] is, en is de beslissing voor het overige aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 13 januari 2023 is verder, zo ver hier van belang, [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van zes maanden, te weten tot
13 juli 2023, en is de beslissing voor het overige aangehouden.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen. Deze grief ziet op de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] .
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking op dit punt te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen, althans te bepalen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
4.3
De raad heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd en het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder heeft bij brief van 11 mei 2023 laten weten dat zij geen verweer wenst te voeren en dat zij neutraal staat tegenover zowel de bestreden uitspraak als het hoger beroep van de vader. Ter zitting is dit standpunt nader toegelicht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof is evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het hof voegt hier het volgende aan toe.
5.3
De conflictueuze verstandhouding tussen de ouders en de opvoedsituatie en (gedrags)problematiek van [de minderjarige2] vormen naar het oordeel van het hof nog steeds een ernstige bedreiging in haar ontwikkeling. Weliswaar zijn de ouders steeds bereid geweest tot het aanvaarden van hulpverlening in het vrijwillig kader, maar deze hulpverlening is niet toereikend geweest. Er was onvoldoende regie en er gebeurde veel buiten het zicht van de hulpverlening. Hoewel er in dit verband (naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak) ook sprake is geweest van een niet aan de ouders toe te rekenen misverstand is het hen niet gelukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en een voorspelbaar en onbelast contact tot stand te brengen tussen [de minderjarige2] en de moeder, terwijl de zorgen over [de minderjarige2] en haar gedragsproblemen (geen gezag accepteren/stuurloos/erg druk), ook op school, alleen maar toenamen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de volgende bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige2] genoemd waaraan (in elk geval) gewerkt moet worden:
- de schoolgang van [de minderjarige2] dient zo snel mogelijk te worden hervat;
- er dient een duidelijke en gestructureerde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te worden vastgesteld waarbij het belang van [de minderjarige2] voorop dient te staan;
- de GI dient regie te voeren en te onderzoeken welke hulpverlening passend en geboden is en op welke manier de hulpverlening op zo’n manier vormgegeven kan worden dat de verschillende hulpverleningsinstanties zo optimaal mogelijk met elkaar kunnen samenwerken en de ouders en [de minderjarige2] zo optimaal mogelijk kunnen profiteren van de hulpverlening.
5.4
Gebleken is dat de schoolgang van [de minderjarige2] kort na de zitting bij de rechtbank is hervat. [de minderjarige2] gaat nu naar een zorgboerderij, waar zij ook onderwijs krijgt. Dit gaat goed en [de minderjarige2] vindt het daar leuk volgens de vader. De bedoeling is dat zij vanaf september 2023 naar de [naam2] gaat (RENN 4 onderwijs). De overige genoemde ontwikkelingsbedreigingen zijn echter nog steeds actueel. Zo dient nog te worden onderzocht welke zorgregeling het meest passend is voor [de minderjarige2] en die door iedereen wordt ondersteund. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de (gedeeltelijke) zorg die de moeder heeft over [de minderjarige3] - ook hier ligt nog geen duidelijke regeling - en de omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige1] . Onlangs is besloten dat de moeder in verband met haar beperkte belastbaarheid op dit moment maar met één kind tegelijk omgang kan hebben. De moeder heeft moeite met het verdelen van haar aandacht en het aangeven van grenzen. De vader heeft aangegeven dat hij wel achter contact tussen [de minderjarige2] en de moeder staat en dat dit contact ook mag worden uitgebreid, maar alleen als de moeder dit aankan. Het hof constateert dat sprake is van langdurige onvoorspelbaarheid in het contact tussen [de minderjarige2] en de moeder en het nakomen van afspraken. Dit valt niet alleen de moeder aan te rekenen, ook is gebleken dat de vader eenzijdig beslissingen neemt als hem iets niet zint. Hoe dan ook, het gevolg is dat de omgangsmomenten (qua frequentie en duur) voor [de minderjarige2] vaak onduidelijk zijn of dat er op het laatste moment toch geen omgang plaatsvindt, wat bij haar voor stress zorgt en een toename van haar gedragsproblemen. [de minderjarige2] is een gevoelig en kwetsbaar meisje dat gelet op haar belaste voorgeschiedenis en problematiek meer dan gemiddeld behoefte heeft aan structuur, voorspelbaarheid, rust en geborgenheid. Het hof benadrukt dat het belangrijk is dat er tijdig duidelijke afspraken over een duurzame zorgregeling worden gemaakt en dat hieraan zo min mogelijk wordt getornd door de ouders, omdat elke wijziging en onzekerheid voor [de minderjarige2] verstorend kan werken.
5.5
De GI is de afgelopen tijd bezig geweest met het in kaart brengen van en het zoeken naar afstemming in de betrokken hulpverlening die nog steeds nodig is. De vader ontvangt al geruime tijd ambulante hulp vanuit Unlimited bij vooral praktische zaken, wat hij als prettig ervaart. Deze hulp is echter niet toereikend als het gaat om specialistische begeleiding bij de forse gedragsproblemen van [de minderjarige2] . Hiervoor is onlangs een hulpverleningstraject opgestart via [naam3] ( [naam3] ), waarbij zowel zal worden ingestoken op opvoedingsondersteuning (IAG) voor de vader en het opstellen van een ouderschapsplan (parallel met de ouders) als diagnostiek voor [de minderjarige2] om meer zicht te krijgen op de onderliggende problematiek. Van daaruit zal worden bekeken welke eventuele vervolgstappen er voor [de minderjarige2] nodig zijn. De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een goede samenwerking met beide ouders. Hoewel de vader moeite heeft met het toelaten en vertrouwen van weer een nieuwe hulpverlenende instantie, zoals de GI, heeft hij ter zitting ook erkend baat te hebben bij de sturende en begeleidende functie van de gezinsvoogd. Er is volgens hem meer rust gekomen in de situatie omdat er nu duidelijke afspraken en doelen zijn wat betreft de omgang en de benodigde hulpverlening, waardoor onderling overleg tussen de ouders bijna niet meer nodig is.
5.6
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk is om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling, problematiek en opvoedsituatie van [de minderjarige2] , de omgang tussen [de minderjarige2] en de moeder en regievoering op de naleving van gemaakte afspraken, de communicatie tussen de ouders en de continuering van passende hulpverlening voor [de minderjarige2] en de ouders. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 13 januari 2023, schriftelijk vastgesteld op 18 januari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.L. van der Bel en F. Menso, bijgestaan door mr. E. Klijn, en is op 4 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.