ECLI:NL:GHARL:2023:566

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
200.313.578
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en vervangende toestemming in ouderschapskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige zorgregeling en vervangende toestemming voor de inschrijving van een kind in de peuteropvang. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E. Kikkert, verzocht om aanpassing van de zorgregeling voor hun kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die respectievelijk in 2019 en 2022 zijn geboren. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. de Lange, verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland in stand te houden. Het hof heeft de huidige voorlopige zorgregeling in stand gehouden, omdat er een raadsonderzoek loopt dat de uiteindelijke zorgregeling zal beïnvloeden. Het hof oordeelde dat het belang van continuïteit en stabiliteit voor [de minderjarige1] zwaarder weegt dan de door de moeder verzochte aanpassing van de zorgregeling. Daarnaast heeft het hof het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige1] in de peuteropvang afgewezen, omdat dit onderwerp ook in het raadsonderzoek aan de orde zal komen. De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.578
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 533675)
beschikking van 19 januari 2023
in de zaak van
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Kikkert in Enschede,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.A. de Lange in Barendrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 4 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 18 juli 2022;
  • het verweerschrift op het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
  • het verweerschrift op het verzoek in de hoofdzaak.
2.2
In de beschikking van 20 september 2022 heeft dit hof het verzoek van de moeder om de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking te schorsen, afgewezen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).
2.4
Tijdens de zitting heeft mr. De Lange nog een productie overgelegd: de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 december 2022.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2019;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2022.
3.3
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] . De moeder heeft alleen het gezag over [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover relevant voor de beoordeling van deze zaak:
  • een voorlopige (reguliere) zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige1] om de week van maandagmiddag tot maandagochtend bij de vader verblijft, waarbij de ouder bij wie [de minderjarige1] verblijft hem op maandagochtend naar de opvang of school in [woonplaats2] brengt en de andere ouder hem daar weer ophaalt;
  • het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven op de peuteropvang in of dichtbij [woonplaats1] , afgewezen.
4.2
De moeder komt met twee grieven in hoger beroep. De grieven zien op de zorgregeling en de vervangende toestemming om [de minderjarige1] in te schrijven op de peuteropvang. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de zorgregeling en de vervangende toestemming en:
  • een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij [de minderjarige1] één weekend per veertien dagen bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige1] ophaalt en terugbrengt bij de moeder, althans als voorlopige zorgregeling te bepalen dat [de minderjarige1] van maandag tot woensdag 12.00 uur bij de vader verblijft en daarna tot vrijdag bij de moeder, waarbij de vader [de minderjarige1] haalt en brengt naar de moeder of de peuterspeelzaal; en
  • de moeder vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven op een peuteropvang in [woonplaats1] of dichtbij [woonplaats1] ;
  • dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist vindt.
4.3
De vader voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te houden. Hij verzoekt het hof om de moeder te veroordelen in de proceskosten.
4.4
De raad heeft op de mondelinge behandeling het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het is goed voor de ontwikkeling van [de minderjarige1] als hij de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder is. Die regeling loopt ook goed. [de minderjarige1] heeft het goed bij beide ouders. Kinderen zijn doorgaans moe na omgang en ze komen soms terug van de andere ouder met verhalen. Dat is normaal. Het is aan de ouders om te bepalen wat voor ouders ze willen zijn voor [de minderjarige1] . Hoe wil je dat je kind terugkijkt op zijn jeugd? Dat ouders constant in de rechtbank zitten is beschadigend voor kinderen, dus ook voor [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ), aldus de raad.

5.De motivering van de beslissing

Zorgregeling
5.1
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] . De ouders kunnen de rechter vragen om een beslissing te nemen over de zorgregeling (artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
5.2
Het hof is van oordeel dat de zorgregeling uit de bestreden beschikking, vooralsnog in stand moet blijven en overweegt daartoe als volgt.
5.3
In de beschikking van 2 december 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland de raad de opdracht gegeven om een raadsonderzoek te doen. De raad zal onder andere gaan onderzoeken welke hoofdverblijfplaats en zorgregeling het meest in het belang zijn van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De uitkomst van het raadsonderzoek wordt in mei 2023 verwacht. Die uitkomst kan ertoe leiden dat de huidige (voorlopige) zorgregeling blijft voortgezet of moet worden aangepast. De nu door de moeder verzochte aanpassing van de zorgregeling leidt alleen in het geval het raadsonderzoek te zijner tijd noopt tot precies dezelfde zorgregeling niet tot een extra wijziging van de zorgregeling voor [de minderjarige1] . Het hof is van oordeel dat het belang van [de minderjarige1] bij continuïteit en stabiliteit van de zorgregeling zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij de door haar verzochte zorgregeling gedurende enkele (in het geval de zorgreling te zijner tijd inderdaad conform haar verzoek wordt vastgesteld: extra) maanden.
5.4
Het hof overweegt daarbij dat niet is komen vast te staan dat de huidige zorgregeling niet in het belang van [de minderjarige1] is. [de minderjarige1] is nu de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij zijn vader. Het is in beginsel in het belang van [de minderjarige1] dat zijn beide ouders gelijkwaardig de zorg voor hem dragen. Het hof heeft bovendien net als de raad geen zorgen over de opvoedsituatie bij de vader of de moeder. Het hof is er net als de raad van overtuigd dat [de minderjarige1] het goed genoeg heeft bij allebei zijn ouders en dat allebei de ouders goed voor hem zorgen.
5.5
Wel heeft het hof net als de raad zorgen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof heeft gezien dat de ouders zijn verwikkeld in een hevige strijd. De kinderen krijgen onvermijdelijk de gevolgen van deze strijd mee en dat is niet in hun belang. Het aanpassen van de zorgregeling lost echter wat dat betreft waarschijnlijk niets op.
5.6
Het hof zal het verzoek van de moeder over de zorgregeling dus afwijzen.
Vervangende toestemming
5.7
Een ouder kan de rechter vragen om vervangende toestemming te verlenen om het kind in te schrijven op school, peuterspeelzaal of kinderopvang, als de ouders er samen niet uit komen (artikel 1:253a BW). Ook in dit geval kijkt de rechter naar alle omstandigheden en neemt hij een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
5.8
Het hof zal het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming afwijzen. Het hof vindt het op dit moment niet zinvol om een beslissing te nemen over de inschrijving van [de minderjarige1] op de peuteropvang of op school. De raad zal op basis van de beschikking van 2 december 2022 in zijn onderzoek betrekken welke school- en kinderopvangkeuze het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is. Dit zal afhangen van de uiteindelijke hoofdverblijfplaats en zorgregeling. Het hof laat de beslissing hierover daarom over aan de rechtbank in de daar lopende procedure.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het hof ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten, omdat partijen ex-partners zijn en procederen over hun gezamenlijke kinderen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 4 juli 2022;
compenseert de proceskosten;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, M.H.F. van Vugt en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 19 januari 2023 door mr. E. de Boer uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.