ECLI:NL:GHARL:2023:5637

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.323.833
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over opzegging van duurovereenkomsten en opzegtermijn

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Stichting Vitus Zuid (hierna: Vitus) tegen Dyade Onderwijsbedrijfsvoering B.V. (hierna: Dyade). De zaak betreft de opzegging van drie overeenkomsten die op 1 juli 2015 zijn gesloten tussen Vitus en Dyade. Vitus heeft deze overeenkomsten opgezegd per 31 december 2022, maar Dyade stelt dat deze opzegging te laat is gedaan, omdat er een opzegtermijn van zes maanden was afgesproken. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter in Utrecht het standpunt van Dyade gevolgd en Vitus veroordeeld tot nakoming van de overeenkomsten tot en met 31 december 2023. Vitus heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de zaak op 4 juli 2023 behandeld en de inhoud van een eerder tussenarrest van 9 mei 2023 overgenomen. Het hof oordeelt dat Vitus de overeenkomsten tijdig heeft opgezegd. Het hof overweegt dat de uitleg van het opzeggingsbeding in de overeenkomsten niet zo strikt moet worden genomen dat Vitus niet in staat zou zijn om de overeenkomsten op te zeggen na de verlenging. Het hof concludeert dat de opzegtermijn van vier maanden, zoals opgenomen in de offerte van Dyade, ook na verlenging van toepassing is. Dit betekent dat Vitus de overeenkomsten rechtsgeldig heeft opgezegd en dat Dyade's vorderingen in hoger beroep worden afgewezen.

Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van Dyade af. Tevens wordt Dyade veroordeeld tot terugbetaling aan Vitus van hetgeen Vitus ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden ook ten laste van Dyade gelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.323.833
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 549709)
arrest in kort geding van 4 juli 2023
in de zaak van
Stichting Vitus Zuid
die is gevestigd in Eindhoven
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: Vitus
advocaat: mr. J. van Schendel
tegen
Dyade Onderwijsbedrijfsvoering B.V.
die is gevestigd in Utrecht
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: Dyade
advocaat: mr. Y.A. Rampersad

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 9 mei 2023 hier over. Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 juni 2023.

2.Kern van de zaak en de beslissing

2.1.
Op 1 juli 2015 hebben Dyade (als opdrachtnemer) en Vitus (als opdrachtgever) drie overeenkomsten gesloten: de Personele Dienstverleningsovereenkomst, de Financiële Dienstverleningsovereenkomst en de Youforce-licentieovereenkomst. Vitus heeft de drie overeenkomsten opgezegd tegen 31 december 2022. Volgens Dyade deed zij dat te laat omdat er een opzegtermijn van zes maanden is afgesproken, zodat de overeenkomsten nog doorlopen tot en met 31 december 2023.
2.2
In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter het standpunt van Dyade gevolgd. Vitus is veroordeeld tot nakoming van de drie overeenkomsten tot en met 31 december 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:471). Vitus heeft hoger beroep ingesteld en verzoekt het hof de vorderingen van Dyade alsnog af te wijzen, en Dyade te veroordelen tot terugbetaling van wat zij op grond van het bestreden vonnis heeft betaald. Het hof zal Vitus in het gelijk stellen. Hieronder legt het hof uit hoe het tot dit oordeel komt.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Het hof stelt voorop dat Dyade ook in hoger beroep een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, hoewel Vitus haar in februari/maart 2023 heeft vrijgesteld van werkzaamheden en de termijnbedragen conform de drie overeenkomsten betaalt. Het is immers duidelijk dat Vitus onder protest betaalt en het betaalde terugvordert, terwijl Dyade – zoals zij ter zitting bij het hof nader heeft toegelicht – vier personeelsleden in loondienst aan het werk had op de overeenkomsten met Vitus en er voor deze personeelsleden niet, althans niet doorlopend, vervangend werk voorhanden is. Het is daarom voor Dyade, en overigens ook voor Vitus, van belang om zo snel mogelijk te vernemen waar zij voor (de rest van) 2023 aan toe is.
3.2
Naar de kern genomen twisten partijen over de uitleg van het opzeggingsbeding in de drie overeenkomsten (opgenomen in artikel 6 dan wel 7 van die overeenkomsten – hierna: het opzeggingsbeding), dat als volgt luidt:

Ingangsdatum: Deze overeenkomst gaat in per 1 augustus 2015 en loopt tot en met 31 december 2016 met een opzegtermijn uiterlijk per 1 september 2016. Indien er geen opzegging heeft plaatsgevonden, zal het contract telkens stilzwijgend met 1 jaar worden verlengd.
Volgens Vitus volgt hieruit dat zij rechtsgeldig kon opzeggen vóór 1 september 2022, zoals zij heeft gedaan bij brief van 15 juli 2022 en wat betreft de Youforce-licentieovereenkomst bij e-mail van 31 augustus 2022, zodat de drie overeenkomsten op 31 december 2022 zijn geëindigd. Volgens Dyade volgt uit het opzeggingsbeding dat de overeenkomsten alleen in 2016 vóór september opgezegd hadden kunnen worden, en ziet dit beding in zoverre niet op de situatie na verlenging. Voor de opzegtermijn moet daarom, aldus Dyade, aansluiting worden gezocht bij haar algemene leveringsvoorwaarden 2014 (hierna: AV) die op de overeenkomsten van toepassing zijn, en waarvan artikel 12 lid 4 als volgt luidt:

De overeenkomst met een bepaalde looptijd van meer dan zes (6) maanden maar niet langer dan een (1) jaar wordt na verloop van deze termijn van rechtswege omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd, tenzij de overeenkomst tegen de overeengekomen einddatum wordt opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes (6) maanden. Bij omzetting is lid 2 van toepassing.” (in lid 2 is onder meer een opzegtermijn van 12 maanden opgenomen voor overeenkomsten voor onbepaalde tijd).
Nu Vitus geen zes maanden opzegtermijn in acht heeft genomen lopen de overeenkomsten door tot en met 31 december 2023, aldus Dyade. Vitus betwist dat de AV geldig zijn overeengekomen en stelt daarnaast dat artikel 12 lid 4 AV niet van toepassing is op de drie overeenkomsten.
3.3
Naar voorlopig oordeel van het hof is voor de uitleg van het opzeggingsbeding de verwijzing in de tekst naar het jaar 2016 na de woorden ‘per 1 september’ niet beslissend. De opzegtermijn “
uiterlijk per 1 september 2016” sluit aan op de (initiële) situatie dat de overeenkomsten lopen “
tot en met 31 december 2016”. Waar tussen partijen dus een opzegtermijn van vier maanden is overeengekomen voor de looptijd van de overeenkomsten van een jaar en vijf maanden (van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2016) hoefde Vitus er redelijkerwijs geen rekening mee te houden dat zij na de verlenging van de overeenkomsten met telkens één jaar, geen vier maar zes maanden opzegtermijn in acht moest nemen. Een langere opzegtermijn bij een kortere looptijd is immers niet logisch. Het ligt dan ook in de rede dat Vitus na verlenging aansluiting mocht zoeken bij de – enige – opzegtermijn die in het opzeggingsbeding wordt genoemd, en dat is (uiterlijk) 1 september.
3.4
Het hof betrekt hier nog bij dat Vitus in hoger beroep de haar toegestuurde offerte van Dyade van 9 februari 2015 heeft overgelegd, waarin is opgenomen: “
De offerte is op basis van een contract voor 1 jaar met een opzegtermijn uiterlijk per 1 september van enig jaar. Indien er geen opzegging heeft plaatsgevonden, zal het contract telkens stilzwijgend met 1 jaar worden verlengd”. Dit betekent dat het aanbod van Dyade een opzegtermijn van vier maanden inhield, ook na verlenging van de overeenkomsten met telkens een jaar. Tegen deze achtergrond had van Dyade, die de overeenkomsten heeft opgesteld, mogen worden verwacht dat als zij, in afwijking van haar offerte en van de regeling voor de initiële looptijd, na verlenging een opzegtermijn van meer dan vier maanden wenste te hanteren, dit duidelijk in het opzeggingsbeding zou hebben neergelegd. Dat is echter niet gebeurd. Dat weegt voor het hof zwaarder dan het jaartal 2016 en/of het ontbreken van “jaarlijks” of woorden van die strekking in de tekst van het opzeggingsbeding.
3.5
Volgens Dyade, die verwijst naar een verklaring van haar oud-bestuurder [naam1] , is er in 2015 onderhandeld over de opzegtermijn en is deze op verzoek van Vitus op zes maanden bepaald in verband met de beoogde verlenging met telkens een jaar, omdat anders op grond van artikel 12 lid 2 AV de opzegtermijn van twaalf maanden had gegolden voor overeenkomsten van onbepaalde tijd. Volgens Vitus is er niet over de opzegtermijn onderhandeld en ging zij af op het aanbod van Dyade. Het hof acht het standpunt van Vitus aannemelijker. Uit de offerte blijkt dat Dyade een opzegtermijn van vier maanden aanbood bij de verlenging met telkens een jaar, zodat niet voor de hand ligt dat Vitus alsnog zes maanden zou accepteren. Dyade legt ook niet uit waarom de volgens [naam1] (mondeling) overeengekomen opzegtermijn van zes maanden niet in het opzeggingsbeding is opgenomen. Daar komt bij dat de offerte niet uitging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd, zodat voorshands niet valt in te zien waarom in 2015 inzet van de onderhandeling zes maanden in plaats van twaalf maanden opzegtermijn is geweest.
3.6
Dat laatste speelt ook een rol bij het beroep dat Dyade doet op artikel 12 lid 4 AV – waarbij het hof veronderstellenderwijs ervan uitgaat dat de AV tussen partijen geldig zijn overeengekomen. Uit de tekst van dat artikel volgt niet zonder meer dat deze bepaling van toepassing is op de drie overeenkomsten, die immers niet “
van rechtswege[zijn]
omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd.”Ook hier moet de onduidelijkheid voor rekening blijven van Dyade, als gebruiker van de AV. Dus zelfs als het opzeggingsbeding niet in een opzegtermijn na verlenging zou hebben voorzien, is niet vanzelfsprekend dat op de regeling van artikel 12 lid 4 AV moet worden teruggevallen. Het ligt meer voor de hand dat dan naar redelijkheid en billijkheid wordt beoordeeld of de door Vitus in acht genomen opzegtermijn van 5,5 maanden (respectievelijk 4 maanden voor de Youforce-licentieovereenkomst) voor overeenkomsten met een looptijd van telkens een jaar, stand houdt. Voorshands en in zoverre ten overvloede acht het hof aannemelijk dat dit het geval is.
3.7
Dyade heeft verder gesteld dat zij al in 2009 en 2011 vergelijkbare overeenkomsten met algemene leveringsvoorwaarden uit 2008 respectievelijk 2010 heeft gesloten met SSOE, een rechtsvoorgangster van Vitus, zodat de opzegtermijn van zes maanden bij Vitus bekend was. Het hof gaat hier niet in mee. Zoals blijkt uit deze stukken (door Dyade in hoger beroep overgelegd), wijkt de looptijd van de eerdere overeenkomsten en de opzeggingsregeling in de eerdere algemene voorwaarden af van het opzeggingsbeding en de AV die ter beoordeling bij het hof voorliggen. Deze zijn dus niet een-op-een met elkaar te vergelijken. Het hof stelt terzijde vast dat in de overeenkomst van 2009 is opgenomen dat “
een opzegtermijn conform de algemene leveringsvoorwaarden” geldt. Zo’n bepaling ontbreekt in het opzeggingsbeding.
3.8
Dyade heeft nog gesteld dat de Youforce-licentieovereenkomst pas na 1 september 2022 daadwerkelijk is opgezegd. Het hof acht het echter duidelijk dat Vitus bedoeld heeft die overeenkomst op te zeggen in de e-mail van 31 augustus 2022 (11:20 uur): “
Ten aanzien van het contract van Youforce zijn we nog steeds van mening dat het contract per 1 september kan worden opgezegd.” Het is daarbij bekend dat Vitus op andere software is overgegaan (Afas) zodat er, mede in het licht van de opzegging van de twee andere overeenkomsten, geen reden was om de Youforce-licentie in 2023 nog te laten doorlopen. Dat Vitus nog een ‘terugkijk’-licentie nodig heeft, om oude gegevens in te kunnen zien, staat daar verder los van.
3.9
Op grond van al het bovenstaande komt het hof tot de slotsom dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vorderingen van Dyade zal afwijzen, omdat Vitus de drie overeenkomsten tijdig heeft opgezegd. Grief 3 slaagt; de overige grieven hoeven geen behandeling. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, met verdere beslissing zoals in het dictum weergegeven. Het hof merkt nog op dat Dyade heeft aangeboden om [naam1] als getuige te horen. Als uitgangspunt in kort geding geldt echter, gelet op de aard van de procedure, dat er geen plaats is voor uitgebreide bewijslevering. Er is niet voldoende gesteld of gebleken dat er in deze zaak redenen zijn om van dat uitgangspunt af te wijken, ook al omdat er een verklaring van [naam1] in het geding is gebracht. Het hof gaat daarom aan het bewijsaanbod voorbij.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 6 februari 2023 en doet opnieuw recht:
wijst de vorderingen van Dyade af;
veroordeelt Dyade tot terugbetaling aan Vitus van hetgeen Vitus ter uitvoering van het bestreden vonnis inmiddels aan Dyade heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat betaling aan Dyade heeft plaatsgevonden tot aan de dag van terugbetaling;
veroordeelt Dyade in de proceskosten als volgt:
de kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Vitus worden begroot op € 676 voor griffierecht en € 1.016 voor salaris advocaat,
de kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Vitus worden begroot op € 912,14 aan verschotten (voor dagvaarding en voor griffierecht) en € 2.366 voor salaris advocaat (2 punten x appeltarief II);
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.R. den Dekker, F.J. de Vries en L.R. van Harinxma thoe Slooten en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.