ECLI:NL:RBMNE:2023:471

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
C/16/549709 / KG ZA 22-621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opzegging van duurovereenkomsten en de geldigheid van opzegtermijnen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap DYADE ONDERWIJSBEDRIJFSVOERING B.V. (eiseres) en de stichting STICHTING VITUS ZUID (gedaagde). De kern van het geschil betreft de opzegging van drie overeenkomsten die op 1 juli 2015 zijn gesloten. Vitus Zuid heeft deze overeenkomsten opgezegd en stelt dat de opzegging rechtsgeldig is per 31 december 2022. Dyade daarentegen betwist dit en stelt dat er een opzegtermijn van zes maanden is afgesproken, waardoor de einddatum op 31 december 2023 zou moeten liggen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Dyade in haar gelijk staat en heeft Vitus Zuid veroordeeld om de drie overeenkomsten na te komen tot 31 december 2023. De gevorderde dwangsommen zijn afgewezen, omdat de veroordeling tot nakoming voldoende is om Dyade te beschermen. Vitus Zuid is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.795,33. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is en dat de argumenten van Vitus Zuid over de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden niet opgaan, omdat zij niet aan de voorwaarden voor vernietiging voldoen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de noodzaak voor partijen om zich aan deze afspraken te houden. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat de uitleg van contractuele bepalingen niet alleen taalkundig moet zijn, maar ook rekening moet houden met de redelijke verwachtingen van partijen in de gegeven omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/549709 / KG ZA 22-621
Vonnis in kort geding van 6 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DYADE ONDERWIJSBEDRIJFSVOERING B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. Y.A. Rampersad te Leiden,
tegen
de stichting
STICHTING VITUS ZUID,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. J. van Schendel te Enschede.
Partijen zullen hierna Dyade en Vitus Zuid genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 december 2022 met producties 1 tot en met 12
  • de mondelinge behandeling van 23 januari 2023, waarvan aantekening is gehouden
  • de pleitnota van Dyade
  • de pleitnota van Vitus Zuid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Kern van de zaak en het oordeel van de voorzieningenrechter

2.1.
Op 1 juli 2015 heeft Dyade (als opdrachtnemer) met Vitus Zuid (als opdrachtgever) drie overeenkomsten gesloten (hierna: de drie overeenkomsten):
  • de Youforce-licentieovereenkomst;
  • de Personele Dienstverleningsovereenkomst; en
  • de Financiële Dienstverlening Overeenkomst.
Vitus Zuid heeft de drie overeenkomsten opgezegd en partijen twisten in de kern over de einddatum van de overeenkomst, waarbij Vitus Zuid zich op het standpunt stelt dat zij rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 31 december 2022 en Dyade stelt dat een opzegtermijn van zes maanden is afgesproken, zodat de einddatum 31december 2023 zal zijn. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Dyade het bij het rechte eind heeft en veroordeelt Vitus Zuid om de drie overeenkomsten uit te dienen tot 31 december 2023. De gevorderde dwangsommen worden afgewezen. Vitus Zuid wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.Het geschil

3.1.
Dyade vordert – samengevat – veroordeling van Vitus Zuid om de drie overeenkomsten na te komen tot en met 31 december 2023 op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Vitus Zuid in de proceskosten.
3.2.
Vitus Zuid voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de werkzaamheden waarop de drie overeenkomsten zien met ingang van 1 januari 2023 niet meer door Dyade worden verricht maar door Vitus Zuid, dan wel door een door haar ingeschakelde derde partij. Daarmee is het voldoende aannemelijk dat het gaat om een spoedeisende zaak als bedoeld in artikel 254 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv).
Niet aannemelijk dat algemene voorwaarden vernietigbaar zijn
4.2.
Dyade doet een beroep op het opzeggingsbeding in artikel 12.4 van de Algemene Leveringsvoorwaarden Stichting Dyade Dienstverlening 2014 (hierna: de algemene voorwaarden). Vitus Zuid stelt dat Dyade aan haar niet de redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen als bedoeld in artikel 6:233 BW onder b, en dat zij met succes de vernietigbaarheid van dat beding heeft ingeroepen. Dit verweer faalt. Dyade heeft er terecht op gewezen dat Vitus Zuid ingevolge artikel 6:235 BW lid 1 sub b geen beroep op die vernietigingsgrond kan doen omdat er ten tijde van het sluiten van de drie overeenkomsten meer dan 50 personen bij haar werkzaam waren.
Voldoende aannemelijk dat een opzegtermijn zes maanden is afgesproken
4.3.
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.4.
In artikel 6 van de Youforce-licentieovereenkomst staat het volgende opzeggingsbeding:

Ingangsdatum:Deze overeenkomst gaat in per 1 augustus 2015 en loopt tot en met 31 december 2016 met een opzegtermijn uiterlijk per 1 september 2016. Indien er geen opzegging heeft plaatsgevonden, zal het contract telkens stilzwijgend met 1 jaar worden verlengd.
Eenzelfde beding staat in de Financiële Dienstverleningsovereenkomst (artikel 6) en in de Personele Dienstverleningsovereenkomst (artikel 7).
4.5.
Dyade beroept zich op artikel 12.4 van de algemene voorwaarden, waarin onder meer een opzegtermijn van zes maanden is opgenomen voor overeenkomsten met een looptijd van meer dan zes maar minder dan twaalf maanden:

De overeenkomst met een bepaalde looptijd van meer dan zes (6) maanden maar niet langer dan een (1) jaar wordt na verloop van deze termijn van rechtswege omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd, tenzij de overeenkomst tegen de overeengekomen einddatum wordt opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes (6) maanden. Bij omzetting is lid 2 van toepassing.
In lid 2 van de algemene voorwaarden is onder meer een opzegtermijn van 12 maanden opgenomen voor overeenkomsten voor onbepaalde tijd.
4.6.
Partijen hebben zelf hun standpunten vooral onderbouwd door aansluiting te zoeken bij de bewoordingen van de opzeggingsbedingen. Andere aanknopingspunten, waaruit blijkt welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat partijen te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zijn dan ook nauwelijks gesteld of gebleken. Bij de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter partijen nog voorgehouden dat er anderhalve maand zat tussen het moment dat Dyade de concepten voor de drie overeenkomsten aan Vitus Zuid stuurde en het moment van ondertekening. Partijen hebben desgevraagd aangegeven dat zij niet met zekerheid hebben kunnen achterhalen of in die periode is onderhandeld over de opzegtermijn, maar dat het niet waarschijnlijk ik dat het onderwerp ter sprake is gekomen. Dat betekent dat ook de voorzieningenrechter de uitleg met name zal moeten baseren op die taalkundige betekenis van de opzeggingsbedingen.
4.7.
Dyade heeft aangevoerd dat uit de bewoordingen van de opzeggingsbedingen in de overeenkomst moet worden afgeleid dat de kortere opzegtermijn in het opzeggingsbeding in de drie overeenkomsten (uiterlijk 1 september 2016 opzeggen tegen 31 december 2016) alleen gold voor de eerste overeenkomst, die liep van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2016. Op de daaropvolgende jaarcontracten is volgens haar de in artikel 12.4 algemene voorwaarden opgenomen opzegtermijnen van zes maanden van toepassing. De voorzieningenrechter is het daarmee eens. Als het de bedoeling was om de kortere opzegtermijn in de drie overeenkomsten ook voor die opvolgende jaarcontracten te laten gelden, zou het jaartal 2016 niet zijn opgenomen, en zou het voor de hand liggen dat er “steeds” of “jaarlijks” had gestaan, of woorden van gelijke strekking. Er is dan ook geen andersluidende afspraak voor de opvolgende jaarcontracten opgenomen in de drie overeenkomsten. De voorzieningenrechter verwerpt ook het betoog van Vitus Zuid dat de zes maandentermijn in de algemene voorwaarden alleen geldt voor contracten die zonder opzegging van rechtswege worden omgezet in een contract voor onbepaalde termijn. Die uitleg vindt de voorzieningenrechter te vergezocht. Dat betekent dat voor dergelijke overeenkomsten de termijn van zes maanden in de algemene voorwaarden geldt. De voorzieningenrechter komt dus niet toe aan het beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 BW lid 1. De door Vitus Zuid aangehaalde de jurisprudentie is evenmin van toepassing. Die gaat immers over de situatie dat een contractuele opzeggingsmogelijkheid ontbreekt.
Het beroep op verrekening en belangenafweging slaagt niet
4.8.
Artikel 11.1 van de algemene voorwaarden bepaalt dat betaling door opdrachtgever dient te geschieden zonder aftrek, korting, verrekening of opschorting. Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter kan het beroep van Vitus Zuid op verrekening met de door haar gestelde tegenvordering alleen al vanwege deze bepaling niet worden toegewezen.
4.9.
Vitus Zuid heeft nog aangevoerd dat de belangrijkste verplichting van Dyade op grond van de overeenkomsten het tijdig betalen van de overeengekomen vergoedingen is. In die zin is de nakomingsvordering een vordering tot betaling van een geldsom, waarvoor in kort geding zwaardere maatstaf geldt. Die brengt mee dat de rechter niet alleen dient te onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is, maar ook – kort gezegd – of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij de afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico zal hebben te betrekken, aldus nog steeds Vitus Zuid. De voorzieningenrechter is ook in het licht van deze maatstaf voorshands van oordeel dat dit deel van de vordering voldoende aannemelijk is en dat Dyade een voldoende spoedeisend belang daarbij heeft. Vitus Zuid heeft weliswaar aangegeven dat zij geen zekerheid heeft dat Dyade de vergoeding terug kan betalen als Vitus Zuid in een bodemprocedure alsnog in het gelijk wordt gesteld, maar enige concrete onderbouwing van het restitutierisico ontbreekt. Andere omstandigheden waardoor de belangenafweging in het voordeel van Vitus Zuid uitvalt zijn evenmin gesteld of gebleken.
4.10.
De slotsom is dat Vitus Zuid gehouden is om haar verplichtingen op grond van de drie overeenkomst na te komen tot 31 december 2023. Daartoe zal de voorzieningenrechter haar dan ook veroordelen.
De gevorderde dwangsommen worden afgewezen
4.11.
De voorzieningenrechter wijst de gevorderde dwangsommen af wegens gebrek aan belang en zal hierna uitleggen waarom. De veroordeling tot nakoming betekent in de eerste plaats dat Vitus Zuid verplicht is om de overeengekomen vergoedingen tijdig en volledig te betalen aan Dyade. Voor die verplichting is een dwangsom niet nodig, nu Dyade met dit vonnis een executoriale titel heeft, die zij ten uitvoer kan laten leggen als Vitus Zuid niet of niet op de afgesproken momenten volledig betaalt.
4.12.
In de tweede plaats betekent nakomen dat Vitus Zuid Dyade in staat moet stellen om de rest van het jaar de afgesproken werkzaamheden uit te voeren. Die verplichting laat zich moeilijker afdwingen, zeker zonder dwangmiddelen zoals de gevorderde dwangsom. De voorzieningenrechter overweegt dat Dyade lang heeft gewacht met het vragen van een rechterlijk oordeel. Zij heeft Vitus Zuid pas op 29 december 2022 gedagvaard, waardoor het betreffende contractjaar ten tijde van de mondelinge behandeling inmiddels was verstreken. Op dat moment had Vitus Zuid al de nodige maatregelen getroffen zodat zij de werkzaamheden per 1 januari 2023 over kon (laten) nemen. Inmiddels zijn de ook loonbetalingen over januari 2023 al uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het in staat stellen van Dyade om haar werkzaamheden bij Vitus Zuid te hervatten onder meer zou meebrengen dat alle mutaties moeten worden overgezet naar de applicatie van Dyade. De kosten daarvan worden met het verstrijken van de maanden alleen maar hoger en komen nog bovenop de kosten die Vitus Zuid zelf heeft gemaakt. Deze aanvullende kosten wegen inmiddels niet meer op tegen het belang bij de gevorderde dwangsom op nietnakoming van deze specifieke verplichting, waarmee overigens niet is gezegd dat deze verplichting zich niet kan vertalen in een hogere schadevergoeding.
Vitus Zuid wordt in de proceskosten veroordeeld.
4.13.
Vitus Zuid zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dyade worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.795,33

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Vitus Zuid om de drie overeenkomsten binnen drie dagen na betekening van dit vonnis na te komen tot en met 31 december 2023,
5.2.
veroordeelt Vitus Zuid in de proceskosten, aan de zijde van Dyade tot op heden begroot op € 1.795,33,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: JO/4972