ECLI:NL:GHARL:2023:5389
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bewijs in een geschil over een geldleningsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een geschil over de totstandkoming van een geldleningsovereenkomst. Appellant, die in eerste aanleg als eiser was opgetreden, had gesteld dat hij in 2016 een bedrag van € 38.000 had geleend aan geïntimeerde en een derde partij. Het hof had in een eerder arrest van 27 december 2022 [appellant] toegelaten om bewijs te leveren voor zijn stellingen. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft [appellant] echter geen getuigen opgeroepen en ook geen andere bewijsstukken ingebracht. Geïntimeerde heeft eveneens afgezien van het oproepen van getuigen en het inbrengen van nadere stukken. Het hof concludeerde dat [appellant] zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd en dat het aan geïntimeerde was om bewijs te leveren, wat niet is gebeurd. Hierdoor slaagde het hoger beroep niet en werd [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, inclusief nakosten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 augustus 2021 en verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.