ECLI:NL:GHARL:2023:5364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.315.173
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende machtiging voor verhuur appartement door appartementseigenaar in VvE-zaak

In deze zaak heeft [appellant], eigenaar van een appartement in het gebouw Montreal II, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter die zijn verzoek om toestemming voor verhuur van zijn appartement had afgewezen. De VvE had het verzoek afgewezen tijdens de algemene ledenvergadering van 25 oktober 2021. De kantonrechter verleende [appellant] een vervangende machtiging voor verhuur, maar slechts voor een periode van twee jaar. [appellant] heeft in hoger beroep verzocht om deze termijn te verlengen naar tien jaar. De VvE heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en alle verzoeken van [appellant] af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2023 is [appellant] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de VvE werd vertegenwoordigd door een bestuurder en haar advocaat. Het hof oordeelde dat het hoger beroep van [appellant] faalt en dat het hoger beroep van de VvE slaagt. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees alle verzoeken van [appellant] af. Het hof concludeerde dat de VvE de toestemming voor verhuur niet zonder redelijke grond had geweigerd, en dat de zelfbewoningsplicht in het reglement van de VvE voldoende onderbouwd was. De VvE had ook eerder toestemming gegeven voor tijdelijke verhuur in andere gevallen, maar de situatie van [appellant] was anders omdat hij het appartement niet had gekocht om er zelf in te wonen. Het hof veroordeelde [appellant] tot betaling van de proceskosten van de VvE.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.315.173
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 9567118
beschikking van 27 juni 2023
in de zaak van

1.[appellant]

2. [appellante]
die beiden wonen in [woonplaats1]
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de kantonrechter optraden als verzoekers
hierna: samen [appellant] (in mannelijk enkelvoud)
advocaat: mr. J.A. Vermeeren
tegen
de Vereniging van Eigenaars Montreal II, [adres] te [plaats1]
die is gevestigd in Veenendaal
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verweerster
hierna: de VvE
advocaat: mr. M.J.R. Elbers

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 27 juli 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties;
  • de brief van mr. Vermeeren van 21 september 2022 met producties;
  • het verweerschrift in principaal appel tevens beroepschrift in incidenteel appel;
  • het verweerschrift in incidenteel appel met één productie.
1.2.
Op 17 mei 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [appellant] is verschenen, bijgestaan door mr. Vermeeren. Namens de VvE is verschenen [naam1] , bestuurder, bijgestaan door mr. Elbers. Verder zijn de leden van de VvE [naam2] , [naam3] , [naam4] en [naam5] ter zitting aanwezig geweest. Bij de mondelinge behandeling hebben mrs. Vermeeren en Elbers spreekaantekeningen overgelegd.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] is sinds augustus 2021 eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres] in [plaats1] in het appartementsgebouw Montreal II. Hij is van rechtswege lid van de VvE. Tijdens de algemene ledenvergadering van de VvE van 25 oktober 2021 heeft [appellant] om toestemming gevraagd om zijn appartement voor een periode van tien jaar te mogen verhuren. De VvE heeft dat verzoek afgewezen.
2.2.
[appellant] heeft de kantonrechter verzocht om het besluit van de VvE waarbij zijn verzoek om zijn appartement te mogen verhuren is afgewezen te vernietigen vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 jo 5:130 BW) en om een machtiging te verlenen als vervanging van de vereiste toestemming van de VvE (artikel 5:121 BW).
2.3.
De kantonrechter heeft het vermelde besluit van de VvE vernietigd en aan [appellant] een vervangende machtiging verleend om het appartement tijdelijk te mogen verhuren voor de duur van maximaal twee jaar. Het verzoek van [appellant] om een vervangende machtiging voor de verhuur voor een periode van tien jaar heeft de kantonrechter afgewezen. Na het vonnis van de kantonrechter is [appellant] het appartement gaan verhuren.
2.4.
[appellant] heeft in het principaal hoger beroep onder meer verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de duur van de verleende vervangende machtiging. Hij heeft verzocht om aan hem een vervangende machtiging te verlenen om zijn appartement voor in totaal een periode van tien jaar te mogen verhuren, dan wel een door het hof te bepalen totale termijn.
2.5.
De VvE heeft in het incidenteel hoger beroep verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en alle verzoeken van [appellant] alsnog af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof is van oordeel dat het hoger beroep van [appellant] faalt en het hoger beroep van de VvE slaagt. De beschikking van de kantonrechter zal worden vernietigd en alle verzoeken van [appellant] zullen alsnog worden afgewezen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissingen is gekomen.
Geen vernietiging besluit3.2. Bij de mondelinge behandeling heeft [appellant] aangegeven dat zijn doel met deze procedure is het verkrijgen van een vervangende machtiging voor het verhuren van zijn appartement. Het hof begrijpt dat [appellant] ook heeft verzocht om vernietiging van het besluit van de VvE waarbij zijn verzoek tot verhuur is afgewezen, omdat hij in de veronderstelling verkeert dat de vernietiging van het besluit noodzakelijk is om een ver-vangende machtiging te verkrijgen. Dat is echter niet het geval. Een verzoek tot een vervangende machtiging is niet van een verzoek tot vernietiging afhankelijk. [1] Het hof zal daarom direct overgaan tot de beoordeling van het verzoek van [appellant] om een vervangende machtiging.
Toestemming VvE vereist
3.3.
[appellant] heeft voor de verhuur van zijn appartement toestemming van de VvE nodig. Een appartementseigenaar is in principe bevoegd om het hem toekomende privégedeelte aan een ander in gebruik te geven. Deze bevoegdheid kan echter worden beperkt door een regeling in het reglement (artikel 5:112 lid 4 BW jo artikel 5:120 lid 1 BW). De VvE heeft van die beperkingsmogelijkheid gebruik gemaakt. In artikel 25 van het in de splitsingsakte van de VvE opgenomen reglement is onder meer het volgende bepaald:
“1. Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan nader in de akte gegeven bestemming. Een gebruik dat afwijkt van de in de akte nader gegeven bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering.(…)
4.a. De appartementsrechten hebben de bestemming wonen voor privédoeleinden en dienen uitsluitend te worden gebruikt voor eigen bewoning door de eigenaar al dan niet met gezinsleden, levensgezel en/of één of meer inwonende huisgenoten. Een gebruik dat afwijkt van deze bestemming is slechts geoorloofd na voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur, tenzij de vergadering deze toestemming aan zich heeft voorbehouden.”De VvE heeft het verzoek tot verhuur van [appellant] met een verwijzing naar artikel 25 van het reglement afgewezen.
Geen vervangende machtiging
3.4.
In de gevallen die in artikel 5:121 lid 1 BW zijn genoemd, waaronder de situatie in deze zaak, kan de appartementseigenaar zich wenden tot de kantonrechter met het verzoek om de toestemming van de VvE te vervangen door een machtiging. De machtiging kan worden verleend als de toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd of de VvE geen antwoord geeft.
3.5.
In dit geval kan niet worden gezegd dat de VvE de toestemming voor de verhuur van het appartement van [appellant] zonder redelijke grond heeft geweigerd. Het uitgangspunt van het reglement is bewoning door de appartementseigenaar zelf. De bepaling over de zelfbewoningsplicht staat niet in de modelreglementen voor VvE’s. De VvE heeft deze bepaling expliciet opgenomen om ervoor te zorgen dat eigenaren de appartementen zelf bewonen. De VvE heeft voldoende onderbouwd dat zij belang heeft bij deze bepaling. Zij heeft toegelicht dat gebruikers en beleggers in het algemeen niet dezelfde mate van verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij het appartementencomplex hebben als eigenaren die de appartementen zelf bewonen. Daarnaast wil de VvE precedentwerking voorkomen en mogen kopers er volgens haar op vertrouwen dat de zelfbewoningsplicht uit het reglement door haar wordt gehandhaafd.
3.6
Op grond van het reglement kan de VvE evenwel toestemming verlenen voor het verhuren of het op een andere wijze in gebruik geven van een appartement. De VvE verleent die toestemming in bepaalde gevallen. Recent heeft de VvE aan twee eigenaren toestemming gegeven voor huisbewaring voor een periode van maximaal één jaar in verband met een verblijf in het buitenland. Het hof is met de VvE van oordeel dat dit een andere situatie is dan die van [appellant] . [appellant] heeft het appartement namelijk niet gekocht om er zelf in te gaan wonen. [appellant] wil het appartement voor ongeveer tien jaar verhuren en vervolgens aan zijn kinderen ter beschikking stellen als woonruimte. Wanneer de VvE in een situatie als die van [appellant] de toestemming voor verhuur niet zou mogen weigeren, valt niet in te zien op grond waarvan de VvE in de toekomst nog andere vergelijkbare verzoeken om (tijdelijke) verhuur zou kunnen weigeren. Dat strookt niet met de strekking van de zelfbewoningsplicht. Daarbij komt dat de wijziging van de bestemming van het appartement voor de duur van tien jaar een te permanent karakter zou krijgen. In dat geval is een aktewijziging in de zin van artikel 5:139 BW nodig, waarvoor specifieke vereisten gelden.
3.7
Verder is van belang dat [appellant] voorafgaand aan de koop in de splitsingsakte van de VvE had kunnen lezen dat hij voor de verhuur van zijn appartement toestemming nodig had van de VvE. [appellant] heeft aangevoerd dat hij door de aankoop- en verkoopmakelaar en notaris niet of onjuist is voorgelicht en heeft aangekocht terwijl hij in de veronderstelling verkeerde dat hij kon verhuren. Ook heeft hij aangevoerd dat hij financieel verlies zal leiden doordat hij het appartement niet (langer) kan verhuren en de woningmarkt inmiddels is ingestort. Die omstandigheden liggen niet in de invloedssfeer van de VvE die bij het aankoopproces niet is betrokken. Het gaat hier bovendien niet om een belangenafweging maar of de VvE zonder redelijke grond de toestemming kon weigeren. Aan het voorgaande doet niet af dat [appellant] zijn huurders zorgvuldig selecteert.
3.6.
Tot slot heeft [appellant] verzocht om voor recht te verklaren dat een vervangende machtiging voor bepaalde duur niet in de weg staat aan de verplichting van de VvE om bij een volgend verzoek van hem tot instemming met (voortzetting van de) verhuur over te gaan tot het nemen van een besluit op dat verzoek aan de hand van een afweging van de op dat moment bestaande omstandigheden en belangen. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, kan het verzoek van [appellant] om een vervangende machtiging niet worden toegewezen. Gelet daarop kan deze gevraagde verklaring voor recht ook niet worden toegewezen.
De conclusie
3.7.
Het hoger beroep van [appellant] faalt en het hoger beroep van de VVE slaagt. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep en de procedure bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [2]
3.8.
De proceskostenveroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 juli 2022 en beslist als volgt:
wijst de verzoeken van [appellant] af;
4.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van de VvE tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 600,- aan salaris van de gemachtigde van de VvE;
en tot betaling van de volgende proceskosten van de VvE in het principaal hoger beroep:
€ 783,- aan griffierecht;
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van de VvE (2 procespunten x appeltarief II);
en tot betaling van de volgende proceskosten van de VvE in het incidenteel hoger beroep:
€ 1.183,- aan salaris van de advocaat van de VvE (0,5 x 2 procespunten x
appeltarief II);
4.3.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, J.H. Lieber en Th.C.M. Willemse, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.

Voetnoten

1.Vgl. HR 4 juni 1993, NJ 1993, 469.
2.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.