In deze zaak heeft [appellant], eigenaar van een appartement in het gebouw Montreal II, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter die zijn verzoek om toestemming voor verhuur van zijn appartement had afgewezen. De VvE had het verzoek afgewezen tijdens de algemene ledenvergadering van 25 oktober 2021. De kantonrechter verleende [appellant] een vervangende machtiging voor verhuur, maar slechts voor een periode van twee jaar. [appellant] heeft in hoger beroep verzocht om deze termijn te verlengen naar tien jaar. De VvE heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en alle verzoeken van [appellant] af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2023 is [appellant] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de VvE werd vertegenwoordigd door een bestuurder en haar advocaat. Het hof oordeelde dat het hoger beroep van [appellant] faalt en dat het hoger beroep van de VvE slaagt. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees alle verzoeken van [appellant] af. Het hof concludeerde dat de VvE de toestemming voor verhuur niet zonder redelijke grond had geweigerd, en dat de zelfbewoningsplicht in het reglement van de VvE voldoende onderbouwd was. De VvE had ook eerder toestemming gegeven voor tijdelijke verhuur in andere gevallen, maar de situatie van [appellant] was anders omdat hij het appartement niet had gekocht om er zelf in te wonen. Het hof veroordeelde [appellant] tot betaling van de proceskosten van de VvE.