ECLI:NL:GHARL:2023:5303

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
200.318.042/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake DNA-onderzoek in alimentatiegeschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot DNA-onderzoek in het kader van een alimentatiegeschil. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind, geboren in 2013, die bij de vrouw woont. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 21 juli 2022 een deskundige benoemd en een DNA-onderzoek bevolen om te bepalen of de man de verwekker van het kind is. De man heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelt dat de beschikking van de rechtbank een tussenbeschikking is waartegen in beginsel geen hoger beroep openstaat. Het hof stelt vast dat de beschikking van 21 juli 2022 geen eindbeslissing is, omdat er geen beslissing is genomen over het verzoek van de vrouw tot betaling van kinderalimentatie. De rechtbank heeft de beslissing aangehouden in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek. Het hof concludeert dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep, omdat hij geen verlof heeft verkregen van de rechtbank om tussentijds hoger beroep in te stellen. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.042/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 211884)
beschikking van 22 juni 2023
in de zaak van
[verzoeker](de man),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Helmantel te Sappemeer,
en
[verweerster](de vrouw),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. J.A.M. Staal-Olislaegers te Winschoten.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 21 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 21 oktober 2022;
  • een journaalbericht namens de man van 15 november 2022 met bijlage(n);
  • een journaalbericht namens de vrouw van 23 november 2022 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 juni 2023 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de vrouw is haar advocaat verschenen.
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man desgevraagd een afschrift van de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 20 december 2022 overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vrouw is de moeder van [de minderjarige] , geboren [in] 2013. De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig gezag over hem uit.
3.2
[de minderjarige] woont bij de vrouw.
3.3
Partijen hebben circa negen maanden voor de geboorte van [de minderjarige] seksueel contact met elkaar gehad.
3.4
De vrouw heeft de rechtbank bij verzoek door de rechtbank ontvangen op 22 februari 2022 verzocht om te bepalen dat de man de vrouw met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift een bedrag van € 300,- per maand dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank (kort samengevat) een deskundige benoemd en een deskundigenonderzoek naar het DNA in het bloed of wangslijm van de man bevolen, ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker is of zou kunnen zijn van [de minderjarige] . De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
4.2
De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 juli 2022. De grieven zien op het deskundigenonderzoek naar het DNA van de man.
De man verzoekt de beschikking van rechtbank van 21 juli 2022 te vernietigen en (naar het hof begrijpt:) een afwijzing van het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten en verzorging van [de minderjarige] , althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie mogen behagen.
4.3
De vrouw voert verweer en zij verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.

5.De overwegingen voor de beslissing

5.1
Het hof oordeelt dat de man niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep en overweegt als volgt. In de wet is bepaald dat tegen eindbeschikkingen als bedoeld in die wet en behoudens berusting hoger beroep openstaat. [1] Van tussenbeschikkingen kan alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald. [2] Er is sprake van een eind- of deelbeschikking als daarin uitdrukkelijk wordt beslist op (een deel van) het verzochte waardoor in zoverre aan (een deel van) het geschil een einde wordt gemaakt. Onder een tussenbeschikking wordt verstaan een uitspraak waarin de rechter niet door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het verzochte een einde aan het geding heeft gemaakt.
5.2
Het hof stelt vast dat de beschikking van 21 juli 2022 geen eindbeschikking en ook geen deelbeschikking is. In het dictum van deze beschikking wordt geen beslissing genomen over enig deel van het verzochte waarmee een einde wordt gemaakt aan (een deel van) het materiële geschil, te weten het verzoek van de vrouw tot betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderalimentatie) van [de minderjarige] . De beslissing van de rechtbank om DNA-onderzoek te bevelen is genomen om vast te kunnen stellen of de man onderhoudsplichtig is voor [de minderjarige] [3] als zijnde zijn verwekker. Het is daarmee een tussenstap om een eindbeslissing te kunnen nemen over de betaling van kinderalimentatie. De rechtbank heeft de beslissing in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek om die reden aangehouden. Dit brengt mee dat de beschikking van 21 juli 2022 een zuivere tussenbeschikking is waartegen in beginsel geen hoger beroep openstaat. [4] Omdat de man geen verlof heeft verkregen van de rechtbank tot het tussentijds instellen van hoger beroep concludeert het hof dat tegen de beschikking van 21 juli 2022 geen hoger beroep openstaat. Weliswaar heeft de griffier van de rechtbank onder de beschikking een (standaard)mededeling geplaatst dat tegen de beschikking hoger beroep kan worden ingesteld, maar uit vaste jurisprudentie [5] volgt dat een dergelijke mededeling niet kan worden aangemerkt als een zodanige beslissing van de rechter. Deze mededeling kan de wettelijke regeling van het hoger beroep dan ook niet opzijzetten. Gelet op het voorgaande dient de man niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, M.P. den Hollander en
M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. L. Kiemel als griffier, en is op 22 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 358 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.Artikel 358 lid 4 Rv.
3.Artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 april 2014, ECLI:GHARL:2014:2654.
5.Hoge Raad 27 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4041.