Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 10 december 2021;
- een journaalbericht namens de man van 27 mei 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 17 juni 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 28 maart 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 17 mei 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vrouw van 22 mei 2023 met bijlage(n);
- een brief namens de man van 24 mei 2023 met bijlage(n).
3.De feiten
€ 1.356,- bruto per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud;
-bepaald dat beide woningen moeten worden getaxeerd;
-bepaald dat de vrouw het aandeel van de man in de woning [adres2] binnen twee maanden na de taxatie zal overnemen, onder de voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening, waarbij de vrouw de hypothecaire lening als eigen schuld zal aflossen en de man de helft van de overwaarde ontvangt;
-bepaald dat de man het aandeel van de vrouw in de woning [adres1] te [woonplaats1] binnen twee maanden na de taxatie zal overnemen, onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening, waarbij de man de hypothecaire lening als eigen schuld zal aflossen en de vrouw de helft van de overwaarde ontvangt.
4.Het geschil
A. het vastgestelde alimentatiebedrag van € 1.356,- per maand te wijzigen in nihil of
€ 489,30;
5.De motivering van de beslissingDe ontvankelijkheid van het principaal hoger beroep
De duur van de onderhoudsverplichting
De (aanvullende) behoefte van de vrouw
* Het inkomen van de vrouw
€ 5.845,- bruto heeft genoten. Omgerekend naar een jaar is dat een bruto inkomen van
€ 17.535,- nog te vermeerderen met 8% vakantiegeld (€ 1.403,-). Uit de overgelegde salarisspecificaties blijkt verder dat de vrouw een eindejaarsuitkering ontvangt. Het hof leidt uit de salarisspecificaties af dat deze gelijk is aan één (gemiddeld) maandsalaris en gaat daarom uit van een bedrag van € 1.461,- per jaar. Het hof berekent het bruto jaarinkomen van de vrouw aldus op een bedrag van € 20.399,- per jaar. Dat bedrag komt blijkens de aan deze beschikking gehechte berekening overeen met een netto besteedbaar inkomen van de vrouw van € 1.642,- per maand.
€ 339,- netto per maand. (€ 1.981,- minus € 1.642,- per maand). Gebruteerd komt dit neer op een bedrag van € 636,- bruto per maand.
De draagkracht van de manHet inkomen
€ 51.488,- dat blijkt uit zijn jaaropgave over 2021. Partijen zijn daarmee ter zitting akkoord gegaan. Omdat het hof de draagkracht van de man voor partneralimentatie uitsluitend zal berekenen voor de periode vanaf de datum van de levering van de woning [adres2] te [woonplaats1] aan de vrouw, zullen hierbij de tarieven 2023-1 worden gehanteerd. Bij gebreke van gegevens in het dossier over de woz-waarde van de woning aan de [adres1] te [woonplaats1] , heeft het hof het eigenwoningforfait berekend aan de hand van de getaxeerde waarde van deze woning van € 370.000,-. Voor het bedrag aan aftrekbare hypotheekrente zal het hof er uit oogpunt van doelmatigheid vanuit gaan dat dit ongeveer gelijk is aan het bedrag van de beide huidige hypotheken, oftewel een bedrag van € 10.605,- per jaar ((€ 246,- + € 637,76) x 12).
De lasten
€ 3.161,- per maand, bedraagt zijn draagkracht voor partneralimentatie € 623,- per maand (60% [3.161– (0,3 x 3.161 + 1.175)]). Gelet op de het door de man te genieten fiscaal voordeel wegens de mogelijkheid om betaalde partneralimentatie van zijn inkomen af te trekken, kan de man ten behoeve van de vrouw vanaf de datum van de leveringen van de woningen een bedrag van € 987,- bruto per maand voldoen.
Terugbetalingsverplichting
In de zaak met zaaknummer 200.304.165/01 (de verdeling)
De proceskosten
6.De beslissing
13 september 2021, voor zover het de daarbij vastgestelde partneralimentatie betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
13 september 2021, voor zover het de daarbij gelaste wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen betreft, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende, beslist overeenkomstig de door partijen ter zitting gemaakte afspraken, zoals hiervoor omschreven onder rechtsoverweging 5.25;
In beide zaken: