ECLI:NL:GHARL:2023:507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
P22/305
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar in het kader van de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 oktober 2022. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1988, met een termijn van twee jaar verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, maar met aanvulling en verbetering van gronden. De terbeschikkinggestelde verzocht om een kortere verlenging van één jaar, omdat hij vond dat de behandeling voorspoedig verliep en de risico's onder controle waren. Echter, het hof oordeelde dat het in het belang van de terbeschikkinggestelde was om de geleidelijke koers van de kliniek te volgen om het risico op decompensatie of terugval te beperken. Het hof heeft de adviezen van externe deskundigen en de kliniek in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet in duur beperkt kon worden vanwege de aard van de gepleegde misdrijven. Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereisten. De beslissing van het hof houdt in dat de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd, met de mogelijkheid om eerder te toetsen aan de hand van de voortgang van de behandeling.

Uitspraak

TBS P22/305
Beslissing van 19 januari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
verblijvende in [kliniek] te [plaats] ,
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 oktober 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 12 oktober 2022 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
  • de aanvullende informatie van de kliniek van 29 december 2022, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 10 mei 2022 tot en met 12 augustus 2022.
Het hof heeft ter zitting van 5 januari 2023 gehoord de advocaat-generaal
mr. R.J.A. Segerink en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman
mr. R.A. Schenk, advocaat te Harderwijk.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde heeft verzocht om te volstaan met een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. De behandeling verloopt voorspoedig en met het huidige risicomanagement zijn de risico’s onder controle. De terbeschikkinggestelde is medicatietrouw, er is geen sprake van incidenten en het verlof loopt goed. Daarnaast heeft de terbeschikkinggestelde meer inzicht in zijn ziektebeeld. De externe deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van een jaar om daarna te kijken naar eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege of de mogelijkheid van een zorgmachtiging. Zij achten het recidiverisico alleen hoog, indien de terbeschikkinggestelde zijn medicatie niet neemt en psychotisch is. De kliniek is terughoudend en acht het recidiverisico hoog buiten het huidige kader. De deskundigen geven aan dat er binnen een jaar mogelijk zicht is op voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Er dient dan ook eerder een toetsingsmoment te zijn dan na twee jaar. Ook geeft een termijn van een jaar perspectief voor de terbeschikkinggestelde.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd. Het traject verloopt voorspoedig en de terbeschikkinggestelde werkt mee en zet zich in. Het risico zit volgens de kliniek in het medicatietrouw blijven en in het tijdig herkennen en melden van psychotische klachten. De terbeschikkinggestelde is kwetsbaar en zijn draagkracht is beperkt. Volgens de externe deskundigen is het mogelijk om na één jaar te kijken naar eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, maar zij gaan onvoldoende in op de stappen die nog gezet moeten worden en het tijdspad dat hiervoor nodig is. De kliniek doet dit wel en schetst een pad van geleidelijkheid en stabiliteit. De kliniek is voorzichtig, maar dit is in het belang van de terbeschikkinggestelde. Door de geleidelijkheid is er minder risico op decompensatie of een terugval waardoor het traject zou worden teruggezet. Het is dan ook in van belang van de terbeschikkinggestelde dat de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden bevestigen, onder aanvulling en verbetering van het volgende.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen verlenging van de maatregel vereist. Omdat de totale duur van de maatregel, na verlenging, een periode van vier jaren te boven gaat, kan de algemene veiligheid van goederen echter geen grond meer zijn voor verlenging (artikel 38e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht). Gelet op de uitgebrachte adviezen, leest het hof de beslissing waarvan beroep verbeterd, in die zin dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de
rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen , van 3 november 2016 is veroordeeld ter zake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd, poging tot doodslag, mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit zijn misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Beide externe deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar te verlengen en hebben onder meer geadviseerd om de reclassering te betrekken bij de behandeling. Het hof stelt echter vast dat de deskundigen de keuze voor een termijn van een jaar onvoldoende motiveren, omdat zij niet ingaan op de te zetten stappen en het mogelijke tijdspad dat daarmee gepaard gaat. In het verlengingsadvies van de kliniek is daarentegen onder meer gewezen op de beperkte draagkracht van de terbeschikkinggestelde, zijn psychotische kwetsbaarheid en de zorgen die er zijn omtrent het tijdig aangeven van klachten of bijwerkingen. In dit advies en ook ter terechtzitting bij de rechtbank is de keuze voor een geleidelijk traject door de kliniek onderbouwd. Uit de meest recente update van de kliniek blijkt dat er geleidelijk toegewerkt wordt naar een passende vervolgsetting voor de terbeschikkinggestelde, mogelijk in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW). Hier is echter tijd voor nodig en de kliniek verwacht dat dit ten minste twee jaar zal duren. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het in het belang van de terbeschikkinggestelde is om de door de kliniek uitgezette geleidelijke koers te volgen om het risico op eventuele decompensatie of een terugval te beperken. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat een kortere termijn niet nodig is om de voortgang te bewaken of de terbeschikkinggestelde perspectief te bieden.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling en verbetering van gronden als voormeld de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 oktober 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. E.M.M. Mol en dr. K. de Wijs-Heijlaerts als raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé als griffier,
en op 19 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.