ECLI:NL:GHARL:2023:5032

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
21-003286-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van bewezenverklaring en oplegging van gevangenisstraf en tbs-maatregel in zedenzaak met minderjarige dochters

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een vader, was eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging wegens zedenfeiten met zijn minderjarige dochters, bezit van kinderporno en harddrugs. Het hof bevestigt de bewezenverklaring van de zedenfeiten, waarbij de verdachte tijdens de terechtzitting op 4 april 2023 bekentenissen heeft afgelegd over zijn daden. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, maar komt tot een andere strafoplegging. De gevangenisstraf wordt vastgesteld op vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en de tbs-maatregel wordt opgelegd met voorwaarden in plaats van dwangverpleging. Het hof benadrukt de ernst van de feiten, waarbij de verdachte zijn dochters ernstig heeft beschadigd en het vertrouwen dat zij in hem hadden heeft beschaamd. De verdachte heeft ook kinderpornografisch materiaal verspreid en had plannen om zijn dochters GHB toe te dienen. De tbs-maatregel met voorwaarden is noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht wordt tot schadevergoeding. Het hof legt ook gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen op om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003286-21
Uitspraak d.d.: 18 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 juli 2021 met parketnummer 05-136162-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende in PI [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.J. Sprey, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van zedenfeiten met zijn minderjarige dochters, bezit van kinderporno en hard drugs veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Tevens heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege (verder: tbs-maatregel met dwangverpleging). Daarnaast heeft de rechtbank de inbeslaggenomen telefoons, laptop en harde schijf verbeurd verklaard. Tot slot zijn de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis daarom bevestigen voor zover het de bewezenverklaring betreft. De bekentenis van verdachte ter terechtzitting van het hof op 4 april 2023, inhoudend dat hij zijn vingers tussen de schaamlippen van zijn minderjarige dochter [benadeelde 1] heeft gebracht, dat hij een dildo tussen haar schaamlippen heeft gebracht, zijn tong tussen haar schaamlippen heeft gebracht en zijn penis in haar mond heeft gebracht en, ten aanzien van zijn jongste dochter [benadeelde 2] dat hij haar zijn penis heeft laten betasten of vasthouden, haar vagina heeft betast en haar zijn penis heeft laten kussen [1] , legt het hof mede ten grondslag aan de bewezenverklaring.
Ten aanzien van de strafoplegging komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Nu met deze vernietiging ten aanzien van de strafoplegging ook de schadevergoedingsmaatregel bij de vorderingen van de benadeelde partijen wordt vernietigd, zal het hof ook een nieuwe beslissingen nemen ten aanzien van deze vorderingen.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van de duur van het voorarrest gevorderd. Daarnaast heeft zij geëist dat de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd.
De raadsman heeft bepleit om een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar en een
tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Hiertoe is aangevoerd dat een tbs-maatregel met dwangverpleging een te vergaande maatregel vormt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende enige tijd vergaande seksuele handelingen verricht met zijn twee dochters van toen twee en vier jaar. Dit is slechts gestopt door ingrijpen van buitenaf. Met zijn handelen heeft de verdachte het fysieke en psychische welzijn van zijn dochters ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en heeft daarmee op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op hun onbelemmerde (seksuele) ontwikkeling. Het is algemeen bekend dat vooral jonge slachtoffers, die nog vóór of aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, na dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de ten gevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade.
Strafverzwarend is dat verdachte de vader van beide slachtoffers is. Als vader heeft hij het vertrouwen dat zijn dochters in hem als vader mochten stellen en de geborgenheid en veiligheid die zij van hem mochten verwachten op zeer ernstige wijze beschaamd. Ook dat gegeven moeten deze meisjes in de toekomst een plaats leren geven, waarbij blijkens de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring ook hun moeder een aanzienlijke taak te vervullen heeft.
Ook strafverzwarend is dat verdachte lange tijd geen enkele openheid van zaken heeft willen geven, waardoor hij tijdige adequate hulpverlening aan de slachtoffers heeft belemmerd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het op internet verspreiden van verschillende kinderpornografische afbeeldingen en video’s van zijn minderjarige dochtertjes. Hierdoor heeft verdachte bewust het risico genomen dat het aanstootgevende materiaal door derden wordt opgeslagen en (elders) publiek wordt gemaakt. Bovendien moeten de slachtoffers de rest van hun leven met de onzekerheid leven dat het materiaal ooit nog eens boven water komt. In de praktijk is namelijk gebleken dat een afbeelding die eenmaal op internet is aangetroffen, vrijwel onmogelijk blijvend van internet te verwijderen is en dus nog jarenlang onverwacht kan opduiken.
Verder is bij verdachte een omvangrijke verzameling kinderpornografisch materiaal aangetroffen met andere slachtoffers dan alleen zijn dochtertjes.
Tot slot heeft verdachte harddrugs aanwezig gehad. Uit zijn mailwisseling is af te leiden dat verdachte plannen had zijn dochters of andere jonge kinderen GHB toe te dienen, zodat zij aan zijn seksuele handelingen geen herinnering zouden hebben. Er zijn echter geen aanwijzingen in het dossier te vinden dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Hij heeft met de aanwezigheid van deze drugs echter ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Drugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden tot veel vormen van criminaliteit. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee.
Persoon van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten met justitie in aanraking is geweest.
In aanvulling op en ter actualisatie van de Pro Justitia rapportages van 7 en 26 oktober 2020 en het rapport van [kliniek] van 8 juni 2021, zijn er over verdachte gedragsdeskundige rapportages uitgebracht.
De psychiater dr. J.L.M. Dinjens (verder: Dinjens) concludeert in zijn rapport van
12 augustus 2022 dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis en een stoornis in het gebruik van stimulantia en GHB, beide in gedwongen remissie als gevolg van de detentiesituatie. In aanloop naar en ten tijde van het tenlastegelegde was er tevens sprake van een aanpassingsstoornis met een stoornis in emoties en gedrag. Het risico op vergelijkbaar delictgedrag wordt door Dinjes ingeschat als matig en dat risico neemt toe wanneer verdachte opnieuw in een stresssituatie terecht zou komen, met name ook in combinatie met middelengebruik. Het advies is om hem de feiten verminderd toe te rekenen met uitzondering van het middelenbezit, en om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Klinisch psycholoog drs. B. van Giessen (hierna: Van Giessen) komt in zijn rapport van 11 augustus 2022 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een parafiele stoornis die kan worden omschreven als een amorfe psychoseksuele ontwikkeling of structuur. Daarnaast is sprake van een aanpassingsstoornis en een stoornis in het gebruik van amfetamine en GHB. Er is geen persoonlijkheidsstoornis vastgesteld maar er zijn wel antisociale en afhankelijke trekken.
Ook is sprake van een lage informatieverwerkingssnelheid.
Het recidiverisico wordt door Van Giessen ook op middellange termijn als laag ingeschat, tenzij zich opnieuw ingrijpende levensgebeurtenissen voordoen. In combinatie met drugsgebruik zou dat leiden tot een verhoogd risico. Het advies is om alle feiten in enigszins verminderde mate toe te rekenen en om aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Het hof ziet geen aanleiding om aan de bevindingen en conclusies van voornoemde deskundigen te twijfelen en neemt deze over. Het hof zal daarom de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Vrijheidsstraf
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, acht het hof een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend.
Alles afwegende zal het hof verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Terbeschikkingstelling
Het hof acht met de rechtbank de oplegging van de tbs-maatregel op grond van artikel 37a en 38 van het Wetboek van Strafrecht geboden, nu bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, er sprake is van een door de verdachte begaan feit dat een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
In hoger beroep heeft de discussie zich toegespitst op de vraag of, naast de oplegging van een langdurige gevangenisstraf, de tbs-maatregel met dwangverpleging dan wel de
tbs-maatregel met voorwaarden gelast dient te worden.
Het hof overweegt daarover het volgende.
Uit de rapporten van Dinjens en Van Giessen blijkt dat zorgvuldig is overwogen om de mogelijkheden om het recidiverisico te beperken door middel van een tbs-maatregel met voorwaarden. Zij hebben onder meer opgemerkt dat binnen het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden een afname van de risicofactoren, het inslijpen van gedragspatronen en het vergroten van inzicht voldoende wordt gewaarborgd. Voorts is de verwachting dat verdachte in staat is om zich te kunnen houden aan de in het kader van de terbeschikkingstelling te stellen voorwaarden.
De reclassering heeft in zijn maatregelrapport van 25 oktober 2022 positief geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden en heeft in dat rapport de mogelijk op te leggen voorwaarden geformuleerd. Daarbij is wel de kanttekening gemaakt dat verdachte nog steeds veel verantwoordelijkheid buiten zichzelf legt en dat deze houding mogelijk zorgt voor stagnatie in zijn delict-preventieve behandeling. In dat geval moet alsnog aan omzetting naar een tbs met dwangverpleging worden gedacht.
Naast een tbs-maatregel met voorwaarden adviseert de reclassering om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Het hof is van oordeel dat er gelet op de hiervoor weergegeven rapportages oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden het meest passend is.
Het gevaar dat verdachte voor de maatschappij kan vormen, zal voldoende kunnen worden ingeperkt door hem in eerste instantie in een (langdurige) klinische setting voor zijn persoonlijkheidsstoornis te behandelen. Daarin is voorzien in de door de reclassering opgestelde voorwaarden. De reclassering is bereid zich in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden in te spannen, indien de in het maatregelrapport vermelde voorwaarden aan verdachte worden opgelegd. De reclassering zal daar toezicht op uitoefenen.
Het hof zal de door de reclassering gestelde voorwaarden aan de terbeschikkingstelling verbinden, met dien verstande dat het de gestelde voorwaarde van het ‘meewerken aan een time-out’ zal herformuleren in overeenstemming met de recente jurisprudentie van de Hoge Raad.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan overeenkomstig artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het hof acht het dan ook noodzakelijk om de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde.
Dadelijke uitvoerbaarheid tbs-maatregel met voorwaarden
Gelet op de noodzaak van behandeling en het recidivegevaar, zal het hof bevelen dat de
tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is overeenkomstig artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof is voorts van oordeel dat het noodzakelijk is om de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de tbs-maatregel met voorwaarden, indien dat dan nodig zou blijken, onder toezicht te stellen, opdat het risico op recidive wordt geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid Wetboek van Strafrecht is voldaan. Aan de verdachte wordt immers de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. Daarnaast is de oplegging van de maatregel van artikel 38z in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van die maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de executie van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Voorwaardelijk verzoek
Nu het hof de tbs-maatregel met voorwaarden zal gelasten, kan hetgeen door de raadsman is aangevoerd omtrent het nader horen van de deskundigen onbesproken blijven.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.355,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.355,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 57, 240b, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de ter beschikking stelling van de verdachte, en stelt daarbij de voorwaarden dat:
- Verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- Verdachte meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
Verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
- Verdachte meewerkt aan een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt (bijvoorbeeld bij drugs- of alcoholgebruik of oplopende risico’s ten tijde van stress) en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- Verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
- Verdachte zich laat opnemen in fpk [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de gevangenisstraf. De opname duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de aan de zorginstelling verbonden psychiater dat noodzakelijk acht. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- Verdachte zich - aansluitend aan het klinische behandeltraject - laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen indien de behandelend psychiater dat noodzakelijk acht;
- Verdachte in een vorm van verblijfszorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zo lang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- Verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- Verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- Verdachte op geen enkele wijze contact met minderjarigen zoekt. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat professionals hierbij aanwezig zijn;
- Verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen
het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
- Verdachte toont openheid naar de reclassering en werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft daartoe toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Beveelt de onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een Samsung telefoon, een Motorola telefoon,
een HP laptop en een harde schijf [merk] ;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.355,68 (tienduizend driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 355,68 (driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.355,68 (tienduizend driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 355,68 (driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
1 januari 2021 en van de immateriële schade op 1 februari 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.355,68 (tienduizend driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 355,68 (driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.355,68 (tienduizend driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 355,68 (driehonderdvijfenvijftig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
1 januari 2021 en van de immateriële schade op 1 februari 2020.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. R.G.J. Welbergen en mr. drs. H.M. Braam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 18 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Bekennende verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van meervoudige kamer van het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, d.d. 4 april 2023.