ECLI:NL:GHARL:2023:5011

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
200.307.397/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verzekeringsgevolmachtigde voor schade door brand bij voortzetting agrarische verzekeringsportefeuille

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Insureq Assuradeuren B.V. (hierna: Insureq) voor schade die Goudse Schadeverzekeringen N.V. (hierna: De Goudse) heeft geleden als gevolg van brand in een gebouw dat verzekerd was onder een agrarische verzekering. De Goudse heeft de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd overgenomen, waarbij Insureq als gevolmachtigd agent van Delta Lloyd optrad. De Goudse stelt dat Insureq haar niet heeft geïnformeerd over de beëindiging van de dekking van een specifieke brandverzekering, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade na een brand in het gebouw van Aantjes Vastgoed. Het hof oordeelt dat Insureq onrechtmatig heeft gehandeld door deze informatie niet te verstrekken, en dat zij aansprakelijk is voor 60% van de schade. Het hof houdt echter ook rekening met de eigen schuld van De Goudse, die voor 40% van de schade verantwoordelijk wordt gehouden vanwege haar beperkte vraagstelling en laattijdige inspectie van de verzekerde objecten. De uitspraak van de rechtbank wordt deels vernietigd, en de aansprakelijkheid van Insureq wordt vastgesteld op basis van de schadevergoeding die De Goudse heeft uitgekeerd aan Aantjes Vastgoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.307.397
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 501034
arrest van 13 juni 2023
in de zaak van
Insureq Assuradeuren B.V.
die is gevestigd in Leerdam
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: Insureq
advocaat: mr. J.A. Kopp
tegen
Goudse Schadeverzekeringen N.V.,
die is gevestigd in Middelburg
die bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: De Goudse
advocaat: mr. M. van der Bent

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 18 oktober 2022 heeft op 1 maart 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). De Goudse heeft hierop bij brief van 31 maart 2023 gereageerd. Hierna hebben partijen het hof gevraagd om opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en de relevante feiten

2.1.
Insureq was gevolmachtigd agent van Delta Lloyd Verzekeringen. Delta Lloyd wilde haar agrarische verzekeringsportefeuille, die bij Insureq was ondergebracht, afstoten. Die portefeuille is per 1 januari 2018 voortgezet door De Goudse. De Goudse meent dat Insureq haar voorafgaand aan deze voortzetting onvoldoende heeft ingelicht over een specifieke brandverzekering met als verzekeringnemer Aantjes Vastgoed, in die zin dat Insureq haar had moeten mededelen dat Delta Lloyd deze verzekeringsdekking per 1 januari 2018 wilde beëindigen. Een groot deel van de verzekerde opstallen van Aantjes Vastgoed is in oktober 2018 afgebrand. De Goudse heeft € 650.000 aan Aantjes Vastgoed uitgekeerd en heeft bijkomende kosten gemaakt. De Goudse vordert vergoeding van deze uitkering en van deze kosten door Insureq. Insureq stelt dat De Goudse haar niet om deze informatie op polis-niveau heeft gevraagd en dat De Goudse zelf de verzekeringen had moeten onderzoeken.
2.2.
Het hof gaat uit van de feiten, zoals de rechtbank deze heeft vastgesteld in onderdelen 2.1. tot en met 2.20. van het vonnis van 20 oktober 2021. De volgende feiten zijn in hoger beroep van belang.
Insureq als onderdeel van Story Groep
2.3.
Insureq maakt deel uit van de Story-groep, die diensten verricht op het gebied van verzekeringsvolmachten en assurantiebemiddeling (hierna Story Groep). Directeur-grootaandeelhouder van de Story Groep is de heer [naam1] . Insureq heeft tot eind 2017 opgetreden als gevolmachtigd agent van Delta Lloyd Verzekeringen. Een groepsmaatschappij van Insureq, Insureq B.V., heeft tot eind 2017 een agrarische verzekeringsportefeuille voor Delta Lloyd beheerd. Een andere groepsmaatschappij van Insureq, Finagri B.V. (hierna Finagri), heeft tot eind 2017 bemiddeld tussen verzekeringnemers en Delta Loyd bij de totstandkoming van deze verzekeringen.
Brandverzekering Aantjes Vastgoed (2011 – 2017)
2.4.
Aantjes Vastgoed B.V. (hierna Aantjes Vastgoed) heeft twee opstallen (gebouw A en gebouw B), gelegen aan de Hollendewagenweg 8a te Werkhoven, bij Delta Lloyd verzekerd tegen brandschade. Deze polis was per 1 november 2011 opgenomen in de door Insureq gehouden volmacht van Delta Lloyd en was onderdeel van de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd. Gebouw A betrof een vrijstaande schuur met aangebouwde kantoorruimte, waarvan een gedeelte in gebruik was als woonruimte. Gebouw B betrof een vrijstaande schuur waarvan een deel in gebruik was van de huurster Naturesbest B.V. Dit gedeelte werd door Naturesbest gebruikt voor het verpakken van hooi en stro. Een ander gedeelte van gebouw B werd gebruikt als stal voor vleeskoeien.
2.5.
In gebouw B van Aantjes Vastgoed is op 23 juli 2015 brand uitgebroken. In een technisch inspectierapport van 23 november 2016, opgesteld door [naam2] van Delta Lloyd naar aanleiding van deze brand, staat onder meer:

Doordat er afgelopen jaar een schade is geweest is het belangrijk geweest dat er een inspectie heeft plaats gevonden. Belangrijk is dat ondanks mogelijk moeilijke financiële positie toch een werkend detectie/blus systeem wordt aangebracht. Dit zal in overleg met acceptatie [naam3] en ESC gaan en binnen 1 jaar na bezoekdatum dienen te worden gerealiseerd. Mocht dit niet worden opgevolgd samen met andere gestelde preventie zal er afscheid van genomen dienen te worden gelet zwaarte en grote[bedoeld zal zijn “
grootte”, hof]
MPL[‘maximum possible loss’, hof]
van dit risico”.
2.6.
Dit technisch inspectierapport is op 25 november 2016 door [naam4] van Insureq (hierna [naam4] ) per e-mail doorgestuurd aan [naam3] , acceptatiespecialist bij Delta Lloyd (hierna [naam3] ). [naam4] schreef in die e-mail:

Belangrijkste advies is aanleg van een blussysteem eigen bluswatervoorziening en een detectiesysteem. Gezien de hoogte van het totale verzekerde belang op locatie (ruim € 6.000.000) lijkt een herbeoordeling en duidelijk omschreven preventie eis aan relatie op zijn plaats”.
2.7.
[naam3] schreef in reactie bij e-mail van 14 maart 2017 aan [naam4] :

In vervolg op ons gesprek van vanmiddag hieronder de zaken die verzekeringnemer moet realiseren. Dit heeft betrekking op het gehele risico.
Daarnaast zijn per schuur maatregelen vereist. Met name voor de schuur waarin de kleinverpakkingen van hooi en stro worden gefabriceerd, gelden extra eisen. (…)
Als de blusput en/of het detectiesysteem niet voor 1 januari 2018 zijn gerealiseerd, moet de polis met ingang van 1 januari 2018 worden beëindigd”.
Overleg tussen Story Groep en Licent (2017)
2.8.
Delta Lloyd heeft begin 2017 besloten afstand te doen van haar agrarische portefeuille die bestond uit 243 polissen van diverse agrarische bedrijven, waaronder Aantjes Vastgoed. Insureq heeft in de loop van 2017 op verzoek van Delta Lloyd geprobeerd deze agrarische verzekeringen bij een andere assuradeur onder te brengen en is daarbij in contact gekomen met Licent Assuradeuren B.V. (hierna Licent). Licent was de volmachthouder van verzekeraar De Goudse. De Goudse handelt sinds 2012 ook onder de naam De Zeeuwse. De Goudse had interesse om de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd over te nemen.
2.9.
Story Groep en Licent raakten in de loop van 2017 in overleg, zowel over de mogelijke overname van de agrarische verzekeringsportefeuille door De Goudse, als over samenwerking tussen de Story Groep en Licent, met als doel overname van de Story Groep door Licent. Licent schreef bij e-mail van 16 mei 2017 aan de Story Groep onder andere:

[naam4]mailt mij de bijzondere afspraken in jullie volmachtportefeuille (VVE-Pakket, Agro en Particulier). Wij gaan dit tegen onze producten aanhouden en de impact bepalen voor jullie klanten; (…)
Jullie gaan er van uit dat jullie DL Agro nog tot eind van dit jaar kunnen prolongeren. Realisatie van het een en ander zou dan moeten plaatsvinden in Q4-2017 (met de nodige voorbereidingen in Q3). We praten dan over gehele aansluiting van Story Groep bij Licent en niet uitsluitend Agro”.
2.10.
[naam3] heeft namens Delta Lloyd op 25 augustus 2017 een e-mail aan [naam4] gestuurd, waarin onder meer staat:

Hierbij de bevestiging van ons gesprek van gisteren.
De verzekerde zaken van Naturesbest kunnen niet in de agrarische tekening verzekerd blijven. Ook gebouw B van Aantjes Vastgoed kan niet in de agrarische tekening blijven. Tot uiterlijk 1 januari 2018 kan de dekking in de agrarische tekening gehandhaafd blijven. Zijn er vragen? Neem dan gerust contact met mij op”.
2.11.
[naam4] heeft op 28 september 2017 op verzoek van [naam5] (Licent) aan [naam5] een e-mail gestuurd met een Excel-bestand, waarin per polis in de portefeuille is aangegeven wat de verzekerde hoedanigheid is (dat wil zeggen de activiteiten van het bedrijf die onder de dekking van de polis vallen) en wat het verzekerde belang is. [naam4] heeft in deze e-mail de volgende toelichting op dit Excel-bestand gegeven:

Conform het verzoek van dinsdagmorgen, is ingesloten een overzicht van de verzekerde hoedanigheden met bijbehorende verzekerde belangen zoals wij in de agrarische volmacht van Delta Lloyd tekenen (….)”.
2.12.
In dit Excel-bestand is ook de polis van Aantjes Vastgoed, onder polisnummer [nummer1] , vermeld. Bij die vermelding staat:
  • In de kolom “
  • In de kolom “
  • In de kolom “
2.13.
[naam5] heeft op 3 oktober 2017 per e-mail een door hem bewerkte en beoordeelde versie van het Excel-bestand gestuurd aan De Goudse, met een kopie aan onder andere [naam4] . [naam5] schreef:

Bijgaand een uitdraai op basis van verzekerde bedragen en hoedanigheid van agrarische verzekeringen per risico locatie. De met rood gearceerde risico’s verdienen aandacht met betrekking tot of verzekerd bedrag of hoedanigheid dan wel beide. We hebben net zoals voorheen bij Licent gehandeld. We gaan er van uit dat de niet gemarkeerde risico’s in de volmacht komen, de rood gemarkeerde graag nazien en aangeven welke risico’s daarvan volmachtgeschikt zijn”.
De polis van Aantjes Vastgoed was niet rood gearceerd.
2.14.
[naam4] heeft op verzoek van Licent per e-mail van 11 oktober 2017 nadere informatie aan Licent verschaft. [naam4] schreef in die e-mail:

Zoals vanmorgen besproken tref je ingesloten de lijst met uitgeselecteerde polissen inclusief vermelding van postcode, huisnummer en datum laatste inspectie. De inspectierapporten worden jouw separaat aangeboden daar deze bestanden te groot zijn om te mailen”.
2.15.
Finagri heeft op 27 november 2017 aan Aantjes Vastgoed een nieuw polisblad voor de brandverzekering gestuurd waarop De Zeeuwse (zoals hiervoor vermeld: een handelsnaam van De Goudse) als verzekeraar is vermeld. Volgens dit polisblad zijn de opstal en opruimingskosten verzekerd. Op dit polisblad staat als ingangsdatum vermeld “
18-10-2011” en als eerstkomende premievervaldatum staat vermeld “
01-01-2018”. Het polisblad is door Licent als gevolmachtigde ondertekend.
Branden gebouw B Aantjes Vastgoed (oktober 2018)
2.16.
Op 25 oktober 2018 en op 27 oktober 2018 is brand uitgebroken in gebouw B van Aantjes Vastgoed. Dit gebouw is door de tweede brand volledig afgebrand. Het schade-expertisebureau Lengkeek B.V. heeft in een expertiserapport van 10 juli 2019 de brandschade als gevolg van de brand van 25 oktober 2017 op basis van verkoopwaarde vastgesteld op € 25.000 en op basis van herbouwwaarde op € 35.717,24. Lengkeek B.V. heeft de brandschade als gevolg van de brand van 27 oktober 2017 op basis van verkoopwaarde vastgesteld op € 590.500 en op basis van herbouwwaarde op € 843.850,48.
2.17.
De Goudse heeft de schade aan gebouw B op basis van een verkoopwaarde van € 615.500 aan Aantjes Vastgoed vergoed en heeft haar de opruimingskosten ter hoogte van € 34.079,47 vergoed. Er heeft geen herbouw van gebouw B plaatsgevonden.

3.de vorderingen bij de rechtbank

3.1.
De Goudse heeft bij de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, gevorderd:
  • voor recht te verklaren dat Insureq aansprakelijk is voor de door De Goudse geleden schade als gevolg van de brandschade aan gebouw B van Aantjes Vastgoed;
  • voor recht te verklaren dat Insureq aansprakelijk is voor de betaling van de schade op basis van de herbouwwaarde overeenkomstig de vaststellingen door Lengkeek B.V., voor het geval Aantjes Vastgoed alsnog zou overgaan tot herbouw van gebouw B en De Goudse gehouden zou zijn tot vergoeding van schade op basis van herbouwwaarde;
  • Insureq te veroordelen tot betaling van
a. € 615.500,00 (het door De Gouds uitgekeerde schadebedrag op basis van verkoopwaarde) en € 34.079,47 (opruimingskosten), beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2018, althans vanaf 29 juli 2019;
b. € 4.576,96 (de door Goudse betaalde kosten aan Lengkeek B.V.);
c. € 6.430,75 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. De proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De rechtbank heeft de vorderingen tegen Insureq toegewezen, met uitzondering van een beperkt deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De bedoeling van het hoger beroep van Insureq is dat de tegen haar toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
Het hof zal beslissen dat de vorderingen van De Goudse tegen Insureq deels toewijsbaar zijn en zet hierna de redenen daarvoor uiteen.
De grieven van Insureq
4.2.
Insureq heeft 22 grieven gericht tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof zal als eerste ingaan op de grieven van Insureq (grieven 2 tot en met 4, 7 tot en met 11 en 18) die als grondslag hebben dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd, met name omdat de rechtbank er ten onrechte vanuit gaat dat Insureq en De Goudse hebben onderhandeld over het sluiten van een overeenkomst op grond waarvan De Goudse de agrarische verzekeringsportefeuille door middel van contractsoverneming van Delta Lloyd zou overnemen.
Onrechtmatig handelen
4.3.
Insureq voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Insureq met De Goudse in onderhandeling is getreden over het sluiten van een overeenkomst, dat hun rechtsverhouding tijdens deze precontractuele fase werd beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid en dat Insureq haar mededelingsplicht tegenover De Goudse heeft geschonden. Insureq stelt dat zij en De Goudse niet hebben onderhandeld over het sluiten van een overeenkomst en dat zij ook niet de bedoeling hadden om een overeenkomst te sluiten. Het overleg in 2017 ten aanzien van De Goudse had louter betrekking op de voorgenomen beëindiging van de polissen door Delta Lloyd en het gelijktijdig aanbieden van corresponderende polissen door De Goudse. De rol van Insureq in dat verband was beperkt tot het op verzoek van Licent en/of De Goudse beantwoorden van een beperkt aantal vragen over de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd, aldus Insureq.
4.4.
De Goudse voert hiertegen aan dat Insureq in het kader van het overleg in 2017 over de overgang van de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd haar gedrag mede had moeten laten bepalen door de belangen van De Goudse als nauw betrokken derde, dat Insureq aan De Goudse informatie over de polis van Aantjes Vastgoed had moeten verstrekken en dat zij door dit te verzwijgen in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.5.
Het staat tussen partijen vast dat het overleg tussen Insureq, Licent en De Goudse niet als doel had om onderling een overeenkomst aan te gaan en dat tussen hen geen sprake was van een precontractuele fase die werd beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het aanleveren van informatie door Insureq aan De Goudse (en Licent) over de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd vormde een feitelijke handeling waarover zij geen contractuele afspraken hadden gemaakt en waarvoor De Goudse aan Insureq geen vergoeding was verschuldigd. Dit maakt echter niet - zoals Insureq kennelijk meent - dat op die handeling geen enkele (al dan niet geschreven) juridische norm van toepassing is. Het handelen van Insureq kan aan artikel 6:162 BW worden getoetst, met name of het handelen of nalaten van Insureq in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij met name op neer of Insureq als gevolmachtigde van Delta Lloyd over voor De Goudse relevante informatie beschikte, of de belangen van De Goudse voor Insureq kenbaar waren, in hoeverre het voor Insureq bezwaarlijk was om met de belangen van De Goudse rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor De Goudse dreigde en de vraag of van Goudse kon worden gevergd dat zij zich daartegen had ingedekt. Daarbij moet mede acht worden geslagen op de functie van de gevolmachtigde in het maatschappelijk verkeer, waarbij de maatman is een redelijk handelend en redelijk bekwaam gevolmachtigde. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij enerzijds de rechtspraak zoals die is ontwikkeld in de zogenoemde Alog-Vleesmeesters doctrine [1] en anderzijds de rechtspraak over aansprakelijkheid van beroepsbeoefenaars ten opzichte van derden. [2]
4.6.
Naar het oordeel van het hof had Insureq De Goudse moeten informeren over het besluit van Delta Lloyd om de dekking van gebouw B van Aantjes Vastgoed uiterlijk per 1 januari 2018 te beëindigen. Insureq heeft in dat verband ter zitting aangegeven dat de brandveiligheid een belangrijk aspect was dat onder de aandacht van Delta Lloyd lag, dat de activiteiten van Naturesbest een industrieel karakter hadden hetgeen meer eisen omtrent de brandveiligheid betekent en dat de premie bij industriële tekeningen hoger is dan bij agrarische tekeningen. Insureq had De Goudse van dit besluit van Delta Lloyd op de hoogte kunnen en moeten stellen tijdig voorafgaand aan het besluit van De Goudse om de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd geheel of gedeeltelijk voort te zetten. Insureq was sinds 24 augustus 2017 op de hoogte van dit besluit van Delta Lloyd, blijkens de e-mail van [naam3] (Delta Lloyd) aan [naam4] van 25 augustus 2017. Insureq heeft op 28 september 2017 aan Licent een Excel-bestand gestuurd dat zij benoemde als “
een overzicht van de verzekerde hoedanigheid met bijbehorende verzekerd belangen zoals wij in de agrarische volmacht van Delta Lloyd tekenen”. Insureq heeft in deze lijst de polis van Aantjes Vastgoed opgenomen zonder vermelding van het besluit van Delta Lloyd dat gebouw B van Aantjes Vastgoed vanaf uiterlijk 1 januari 2018 niet in de agrarische tekening kon blijven en de redenen daarvoor. Licent stuurde dit Excel-bestand door aan De Goudse, met een kopie aan [naam4] (Insureq).
4.7.
Insureq verschafte dit Excel-bestand aan Licent en De Goudse in het kader van de voortzetting per 1 januari 2018 van de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd door De Goudse. Insureq stelt dat geen sprake was van een goederenrechtelijke overdracht van deze portefeuille, dat Delta Lloyd de verzekeringsovereenkomsten “
simpelweg heeft beëindigd”, dat De Goudse vervolgens (via Licent) nieuwe verzekeringsovereenkomsten met de betreffende verzekeringnemers, waaronder Aantjes, heeft gesloten en dat het de keuze en verantwoordelijkheid van De Goudse was om deze polissen al dan niet aan een regulier acceptatietraject te onderwerpen. De Goudse betwist dat sprake is geweest van het beëindigen van verzekeringsovereenkomsten door Delta Lloyd en het aangaan van nieuwe overeenkomsten door De Goudse en voert aan dat sprake is geweest van overdracht van risico’s van de ene risicodrager (Delta Lloyd) naar de andere risicodrager (De Goudse).
4.8.
Het hof volgt dit standpunt van De Goudse, in die zin dat Insureq niet heeft onderbouwd dat daadwerkelijk sprake is geweest van het beëindigen van verzekeringsovereenkomsten door Delta Lloyd en het aangaan van nieuwe overeenkomsten door De Goudse. De door Licent aan Aantjes Vastgoed gestuurde polis inzake Aantjes Vastgoed, gedateerd 27 november 2017, wijst in tegendeel op voortzetting van de verzekeringsdekking door De Goudse en overgang van het risico van Delta Lloyd naar De Goudse, gezien de aanduidingen “
ingangsdatum verzekering 18-10-2011” en de handhaving van het polisnummer ( [nummer1] ).
4.9.
Insureq had onder deze omstandigheden behoren te begrijpen dat voor de beslissing van De Goudse over voortzetting van de agrarische verzekeringsportefeuille van wezenlijk belang was dat Delta Lloyd had besloten dat het onroerend goed van Aantjes Vastgoed uiterlijk per 1 januari 2018 daarvan geen onderdeel meer zou uitmaken. Insureq heeft erkend dat dit besluit van Delta Lloyd voor een verzekeraar van belang kan zijn voor de acceptatie van een over te sluiten verzekering. Insureq heeft ook erkend dat Delta Lloyd vanwege een eerder schadevoorval nadere preventiemaatregelen van Aantjes Vastgoed had geëist en dat ook deze informatie voor een verzekeraar van belang kan zijn voor de acceptatie van een over te sluiten verzekering. Insureq kon ter zitting geen verklaring geven waarom zij deze informatie niet aan De Goudse heeft verschaft. Door Insureq is ook niet betoogd dat en waarom het voor haar bezwaarlijk zou zijn de bij haar bekende en voor Goudse relevante informatie met Goudse te delen.
4.10.
Insureq betoogt dat De Goudse de schade zelf dient te dragen omdat zij (dan wel Licent) bij de voortzetting van de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd de keuze heeft gemaakt om te volstaan met zeer beperkte informatie en De Goudse zelf heeft bepaald welke informatie zij van Insureq wenste te ontvangen. Het hof onderkent dat op De Goudse een verantwoordelijkheid rustte om op adequate wijze informatie te vergaren, maar voor zover De Goudse daarin is tekortgeschoten, doet dat naar het oordeel van het hof niet af aan de normschending door Insureq. Het gegeven dat Insureq wist dat de informatie waarover zij beschikte voor De Goudse belangrijk was en dat geen reden of belang is genoemd of is gebleken waarom die niet is verstrekt, is daartoe redengevend. Wel zal het hof hierna in de overwegingen over eigen schuld terugkomen op de eigen verantwoordelijkheid van De Goudse. Gelet op het voorgaande slagen de grieven van Insureq tegen de vaststelling van onrechtmatig handelen niet.
Causaliteit
4.11.
Insureq voert aan dat uit niets is gebleken dat als de vermeende onrechtmatige daad van Insureq wordt weggedacht, De Goudse het risico rond Aantjes Vastgoed, al dan niet onder andere voorwaarden, niet zou hebben aanvaard (grief 16). De Goudse stelt daartegenover dat als zij op de hoogte was geweest van de redenen waarom Delta Lloyd gebouw B van Aantjes Vastgoed (en de zaken die zich in deze loods bevonden van Naturesbest) niet meer wilde verzekeren, zij nimmer een verzekeringsovereenkomst zou zijn aangegaan met Aantjes Vastgoed.
4.12.
Het staat vast dat Insureq het besluit van Delta Lloyd en de redenen daarvoor niet heeft medegedeeld aan De Goudse. Insureq heeft erkend dat het besluit van Delta Lloyd voor een verzekeraar van belang kan zijn voor de acceptatie van een over te sluiten verzekering. Het hof onderschrijft de overweging van de rechtbank dat het voldoende aannemelijk is dat De Goudse de dekking van gebouw B van Aantjes Vastgoed niet zou hebben overgenomen als zij wel over deze informatie zou hebben beschikt. Er is geen aanwijzing dat De Goudse in het kader van de voortzetting van de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd deze polis, die naar het oordeel van Delta Lloyd niet meer tot de agrarische tekening behoorde, onder dezelfde voorwaarden zou hebben willen voortzetten. Deze grief slaagt daarom niet.
Relativiteit
4.13.
Insureq grieft tegen de overweging van de rechtbank dat de oorzaak van de brand geen rol speelt bij de beoordeling of de door Insureq geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals De Goudse die heeft geleden, omdat de branden zijn ontstaan door brandstichting (grief 17). De Goudse betwist dat sprake is geweest van brandstichting.
4.14.
Deze grief slaagt niet, omdat de door Insureq geschonden zorgvuldigheidsnorm strekt tot bescherming van De Goudse tegen het overnemen van een verzekeringspolis zonder te zijn geïnformeerd dat die verzekering volgens Delta Lloyd niet meer in de agrarische tekening kon blijven. De mogelijke oorzaak van de branden is in het kader van de relativiteit niet relevant.
Geen toerekening aan Delta Lloyd
4.15.
Insureq heeft aangevoerd dat haar gedragingen als gevolmachtigde op grond van artikel 3:66 BW moeten worden toegerekend aan haar volmachtgever - Delta Lloyd - en dat die wetsbepaling op grond van artikel 3:79 BW van toepassing is op rechtsbetrekkingen als de onderhavige (grief 13). De Goudse heeft hiertegen aangevoerd dat artikel 3:66 BW er niet aan in de weg staat dat van Insureq schadevergoeding kan worden gevorderd wegens een door Insureq verrichte onrechtmatige daad.
4.16.
Een door een gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever, aldus artikel 3:66 BW. Het door De Goudse aan Insureq verweten handelen - te weten het niet juist en volledig aanleveren van informatie door Insureq over de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd - vormde niet een rechtshandeling maar een feitelijke handeling. Het hof verwijst daarvoor naar hetgeen het hiervoor inzake onrechtmatigheid heeft overwogen. De toerekening aan een volmachtgever op grond van artikel 3:66 BW heeft betrekking op door gevolmachtigde verrichte rechtshandelingen en is daarom niet van toepassing op de Insureq verweten gedraging. Daar komt bij dat toerekening op grond van deze wetsbepaling geldt voor een rechtshandeling verricht door een gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid. Insureq heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat de haar verweten gedragingen binnen de grenzen van de haar door Delta Lloyd verstrekte volmacht zijn verricht en zij heeft de door Delta Lloyd verstrekte volmacht niet ingebracht. Deze grief slaagt daarom niet.
Informatieverschaffing niet toegestaan?
4.17.
Insureq voert aan dat de overwegingen van de rechtbank berusten op de onjuiste aanname dat het haar vrij stond om De Goudse zonder toestemming van de verzekeringnemers/verzekerden spontaan nadere gegevens te verstrekken en dat het Insureq en Delta Lloyd, in ieder geval in beginsel, niet vrijstond om zonder die toestemming dossierinformatie aan De Goudse te verstrekken (grief 14).
4.18.
Insureq heeft onvoldoende onderbouwd waarom het haar niet vrij zou hebben gestaan om zonder toestemming van Aantjes Vastgoed De Goudse te informeren over het besluit van Delta Lloyd om de dekking van gebouw B van Aantjes Vastgoed uiterlijk per 1 januari 2018 te beëindigen. Insureq voert aan dat haar dit niet vrij stond op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en dat dit op gespannen voet staat met het wettelijk systeem van artikel 7:928 BW omtrent informatieplichten van verzekeringsnemers, maar zij verklaart en onderbouwt dit niet. Dit had wel op haar weg gelegen, gezien het feit dat zij zich wel vrij achtte om aan De Goudse en Licent andere informatie over de betrokken verzekeringsnemers te verschaffen, waaronder Aantjes Vastgoed, met name in het Excel-bestand van 28 september 2017 en de nadere informatie per e-mail van 11 oktober 2017. Deze grief slaagt daarom niet.
Schade en voordeelstoerekening
4.19.
Insureq heeft aangevoerd dat op grond van artikel 6:100 BW bij de vaststelling van de te vergoeden schade ook het voordeel voor De Goudse, bestaande uit de door Aantjes Vastgoed aan De Goudse betaalde premie, in rekening moet worden gebracht (grief 21). Insureq stelt dat de premie op jaarbasis € 5.285,64 per jaar bedroeg, dat voor zover bekend de verzekeringsovereenkomst tot op heden niet is beëindigd en dat daarom het voordeel van De Goudse moet worden geschat op € 25.000. De Goudse voert daartegen aan dat de premie van Aantjes Vastgoed voor gebouw B € 2.777,48 per jaar bedroeg en zij betwist dat zij de verzekering voor gebouw B na de branden heeft laten doorlopen.
4.20.
Uit de in het geding gebracht stukken blijkt niet dat de verzekering voor gebouw B is voortgezet na de branden, hetgeen ook niet voor de hand ligt omdat na de branden geen herbouw heeft plaatsgevonden. Het hof stelt het voordeel van De Goudse daarom vast op de jaarpremie 2018 voor gebouw B ad € 2.777,48 waarvan De Goudse de ontvangst niet betwist. Het hof volgt niet de stellingname van Insureq dat het door De Goudse genoten voordeel bestaat uit een jaarpremie van € 5.285,64, omdat dit volgens de polis de totale jaarpremie is. Het hof stelt de schade van De Goudse als gevolg van het onrechtmatig handelen van Insureq in hoofdsom daarom vast op (€ 615.500 schade op basis van verkoopwaarde + € 34.079,47 opruimingskosten -/- € 2.777,48 premie 2018 =) € 646.801,99.
Eigen schuld Goudse
4.21.
Insureq voert op verschillende gronden aan dat De Goudse zo niet geheel dan toch in elk geval een deel van de schade zelf dient te dragen omdat zij (dan wel Licent) bij de voortzetting van de agrarische verzekeringsportefeuille van Delta Lloyd de keuze heeft gemaakt om te volstaan met zeer beperkte informatie en De Goudse zelf heeft bepaald welke informatie zij van Insureq wenste te ontvangen (grieven 18, 19 en 20). De Goudse voert daartegen aan dat het verzwijgen door Insureq van aan haar bekende informatie voor de risicobeoordeling door De Goudse er aan in de weg staat dat Insureq een beroep toekomt aan eigen schuld aan de zijde van De Goudse.
4.22.
Wanneer schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde - in dit geval De Goudse - kan worden toegerekend wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige - in dit geval Insureq - te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, tenzij de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval dit eist, aldus art. 6:101 BW.
4.23.
Naar het oordeel van het hof is de schade in dit geval mede een gevolg van omstandigheden die aan De Goudse kunnen worden toegerekend. Het hof overweegt daarbij het volgende:
 Licent en De Goudse hebben in het kader van het overleg over voortzetting van de portefeuille hun vraagstelling aan Insureq beperkt gehouden, zoals hiervoor in de feitenbeschrijving weergegeven;
  • Er waren voor De Goudse in de door Insureq verschafte informatie substantiële aanwijzingen om door te vragen over de aard van de activiteiten van Naturesbest en de mogelijke risico’s die aan die bedrijfsvoering waren verbonden. Die aanwijzingen waren met name de omschrijving “
  • De Goudse heeft ter zitting erkend dat zij de dossiers en locaties van de door haar voortgezette verzekeringen niet direct na overname heeft geïnspecteerd en getaxeerd en dat zij pas binnen circa drie jaar alle risico’s zou hebben bekeken;
  • De Goudse heeft ter zitting erkend dat zij na de branden niet heeft onderzocht en niet heeft vastgesteld of Aantjes Vastgoed had voldaan aan de brandveiligheidsvoorwaarden die in de polis van De Goudse waren opgenomen.
4.24.
Naar het oordeel van het hof hebben gezien de hiervoor omschreven gang van zaken (waarbij ook wordt verwezen naar r.o. 4.10) de aan Insureq toe te rekenen omstandigheden in overwegende mate tot de schade bijgedragen, en wel tot 60% van de schade, en is de resterende 40% van de schade een gevolg van de hiervoor in onderdeel 4.23. beschreven, aan De Goudse toe te rekenen omstandigheden. In zoverre slagen de grieven die betrekking hebben op het beroep op eigen schuld.
De conclusie
4.25.
Het hoger beroep slaagt deels.
4.26.
Het hof bepaalt dat elke partij in hoger beroep zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) omdat partijen ieder deels (on)gelijk hebben gekregen.
De proceskostenveroordeling van de rechtbank laat het hof in stand, omdat een substantieel deel van de vordering terecht is ingesteld. Het door de rechtbank gehanteerde tarief sluit ook aan bij het in hoger beroep toewijsbaar gebleken bedrag.
4.27.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 oktober 2021 behalve de beslissingen onder 5.6. tot en met 5.9. die hierbij worden bekrachtigd, en:
5.1.
verklaart voor recht dat Insureq jegens De Goudse aansprakelijk is voor 60% van de door De Goudse geleden brandschade aan gebouw B van Aantjes Vastgoed die is ontstaan op 25 en 27 oktober 2018;
5.2.
verklaart voor recht dat Insureq jegens De Goudse aansprakelijk is voor 60% van de schade op basis van herbouwwaarde overeenkomstig de vaststelling door expertisebureau Lengkeek B.V. in het geval Aantjes Vastgoed alsnog zou overgaan tot herbouw van gebouw B en De Goudse gehouden zou zijn de schade aan Aantjes Vastgoed uit te keren op basis van herbouwwaarde;
5.3.
veroordeelt Insureq om aan De Goudse te betalen een bedrag van € 388.081,19 ter zake van de door De Goudse aan Aantjes Vastgoed uitgekeerde vergoeding op basis van verkoopwaarde van gebouw B, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 29 juli 2019 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Insureq om aan De Goudse te betalen een bedrag van € 2.746,17 ter zake van de kosten van het schade-expertisebureau, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 5 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt De Goudse tot terugbetaling aan Insureq van alles wat Insureq op grond van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 oktober 2021 meer aan De Goudse heeft betaald dan dat Insureq op basis van dit arrest verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door Insureq tot aan de dag van terugbetaling;
5.6.
bepaalt dat in hoger beroep iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.J. van der Korst, L. Janse en R.W.E. van Leuken, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.

Voetnoten

1.HR 11/12/98, ECLI:NL:HR:1998:ZC2805 en HR 24 september 2002, ECLI:NL:HR:2004:AO9069.
2.HR 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:149 en HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6162.