ECLI:NL:GHARL:2023:4931

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.321.257
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeksters, S.A. en S.L., hebben op 10 januari 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin zij om een voorlopig getuigenverhoor vroegen met betrekking tot een geschil over de betaling van voorgefinancierde facturen voor honing. Verweerster, B.V., heeft geweigerd te betalen, omdat zij meent dat de honing niet is geleverd. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeksters voldoende belang hebben bij het horen van getuigen om hun standpunten in de hoofdzaak te onderbouwen. Het hof heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen en zal de getuigen horen over de gang van zaken rond de voorfinanciering en de verplichtingen van verweerster. De getuigen zullen onder andere verklaren over een telefonisch overleg dat op 11 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. Het hof heeft ook de procedurele aspecten van het getuigenverhoor uiteengezet, waaronder de verplichtingen van partijen en de rol van de raadsheer-commissaris. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 186 en 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.321.257
beschikking van 13 juni 2023
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[verzoekster1] S.A.(voorheen handelend onder de naam [naam1 ] S.A.)
die is gevestigd in Luik (België)
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[verzoekster2] S.L.(voorheen handelend onder de naam [naam2 ] S.L. of [naam3] )
die is gevestigd in Barcelona (Spanje)
verzoeksters
hierna afzonderlijk: [naam1 ] en [naam2 ] , en gezamenlijk [verzoeksters]
advocaat: mr. C.L. Kruse
tegen
[verweerster] B.V.
die is gevestigd in Woudenberg
verweerster,
hierna: [verweerster]
advocaat: mr. F.B.A.M. van Oss.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoeksters] heeft op 10 januari 2023 een verzoekschrift met producties ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
1.2.
Mr. Van Oss heeft op 29 maart 2023 via een journaalbericht aan het hof meegedeeld dat [verweerster] zich refereert aan het oordeel van het hof.
1.3.
Partijen hebben beide afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.De kern van de zaak

2.1.
[verweerster] heeft verschillende partijen honing besteld bij verschillende leveranciers. Op verzoek van die leveranciers heeft [verzoeksters] de facturen voor deze partijen honing voorgefinancierd. [verweerster] diende vervolgens aan [verzoeksters] te betalen. Dat heeft zij geweigerd, omdat zij meent dat haar leveranciers de bedoelde honing niet aan haar hebben geleverd. [verzoeksters] stelt dat zij met [verweerster] is overeengekomen dat zij verplicht is de door [verzoeksters] voorgefinancierde facturen aan [verzoeksters] te voldoen, ongeacht of de honing daadwerkelijk is geleverd en ongeacht of zij (on)tevreden is over de kwaliteit van de geleverde honing of anderszins. [verweerster] blijft weigeren om te betalen.
2.2.
[verzoeksters] heeft het geschil vervolgens (in een kort gedingprocedure) voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (kenmerk: C/16/505967). De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [verzoeksters] bij vonnis in kort geding van 21 september 2020 afgewezen. Daarna heeft [verzoeksters] het geschil als bodemzaak voorgelegd aan de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (kenmerk: C/16/519975). De rechtbank heeft [verzoeksters] bij vonnis van 30 maart 2022 in het ongelijk gesteld. [verzoeksters] is het daar niet mee eens en heeft bij dagvaarding van 24 juni 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. De zaak is nog niet bij het hof aangebracht.
2.3.
Om haar kansen in hoger beroep te kunnen inschatten wil [verzoeksters] verschillende getuigen laten horen. Het hof zal dat verzoek toewijzen en zal hierna toelichten hoe het tot die beslissing komt.

3.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
3.1.
Het wettelijk uitgangspunt staat in artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Daar staat dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden staan in artikel 187 lid 1, aanhef en onder a en b, Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter(s) en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. [1]
3.2.
Als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken (artikel 3:13 BW). Daarvan kan sprake zijn als het belang van de verzoeker veel minder zwaarwegend is dan het belang van de wederpartij bij het niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure teveel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek (artikel 3:303 BW). [2]
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toewijsbaar
3.3.
Het verzoek van [verzoeksters] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toewijsbaar. Het verzochte voorlopig getuigenverhoor ziet op de gang van zaken rond de voorfinanciering van [verzoeksters] en de gestelde verplichting van [verweerster] de voorgefinancierde bedragen aan [verzoeksters] te betalen. Meer in het bijzonder zal het voorlopig getuigenverhoor zien op de vraag of het voor [verweerster] duidelijk was dat zij (ook) tot betaling van [verzoeksters] gehouden was indien de door haar gekochte partijen honing niet aan haar werden geleverd en de betekenis in dat verband van de Irrevocable
Commitments Sanomix Facturen. [verzoeksters] wil daarvoor, onder andere, ophelderen wat de inhoud is geweest van het telefonisch overleg tussen [naam4] (namens [verweerster] ) en [naam5] (namens [naam3] ) op 11 oktober 2019. Op basis van de feiten en omstandigheden die uit het voorlopig getuigenverhoor naar voren komen, wil [verzoeksters] beoordelen of het raadzaam is de hoger beroepsprocedure bij het hof aanhangig te maken. Het voorlopig getuigenverhoor zal haar, zo stelt zij, in staat stellen om haar (rechts)positie bij voortzetting van de procedure beter te kunnen beoordelen.
3.4.
[verzoeksters] stelt dat de volgende getuigen kunnen verklaren over feiten en omstandigheden die voor de procedure in hoger beroep mogelijk van belang zijn:
Naam
Hoedanigheid
Woonplaats
1
[naam4]
Hoofd inkoop bij [verweerster]
In Nederland
2
[naam5]
Werkzaam voor [naam3]
In België
3.5.
[verzoeksters] heeft gelet op het voorgaande voldoende belang bij het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. Zij kan met het voorlopig getuigenverhoor haar standpunten in de hoofdzaak nader onderbouwen en mogelijk haar bewijspositie versterken. Het hof is verder ambtshalve niet gebleken van bezwaren die aan toewijzing van het verzoek in de weg staan. Daarom zal het hof het verzoek van [verzoeksters] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijzen.
3.6.
Op grond van artikel 237 lid 1 Rv wordt de partij die in de (eventueel) te volgen bodemzaak in het ongelijk zal worden gesteld, in de kosten veroordeeld. Onder deze kosten kunnen worden begrepen de kosten van een voorlopig getuigenverhoor, waaronder vallen de kosten van het daartoe ingediende verzoekschrift, het eventuele verschijnen bij de mondelinge behandeling, het mogelijk verschuldigde griffierecht, het horen van de getuige(n) en de getuigentaxen. Het hof zal in deze uitspraak geen beslissing omtrent de proceskosten nemen.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst het verzoek van [verzoeksters] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
4.2.
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden voor het horen van – in ieder geval – de in rov. 3.4 genoemde getuigen;
4.3.
bepaalt dat het verhoor van die getuigen – en overige getuigen voor zover daarvoor toestemming wordt verleend door de raadsheer-commissaris – zal plaatsvinden voor het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. L.A. de Vrey, die zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem op een nog vast te stellen dag en tijdstip;
4.4.
bepaalt dat partijen zelf bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn, zodat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
4.5.
bepaalt dat [verzoeksters] de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden
juli tot en met november 2023zal opgeven uiterlijk
drie wekenna uitspraak van deze beschikking bij de handelsrekestengriffie van dit hof (Postbus 9030, 6800 EM te Arnhem). Daarna zal de datum en het tijdstip van de verhoren door de raadsheer-commissaris worden vastgesteld. In beginsel zal dan geen uitstel meer worden verleend in verband met verhinderingen;
4.6.
bepaalt dat [verzoeksters] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste één week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven.
Deze beschikking is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, Th.C.M. Willemse en K. Mans, is ondertekend door mr. K. Mans en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.

Voetnoten

1.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112.
2.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112.