ECLI:NL:GHARL:2023:4927

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
200.322.961
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet en matiging van wettelijke verhoging in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma Boot- en Polyesterservice hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin het ontslag op staande voet van de werknemer [geïntimeerde] werd vernietigd. De werknemer was in dienst als schilder/spuiter op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het ontslag op staande voet vond plaats op 17 augustus 2022 na een woordenwisseling tussen de werknemer en de vennoten van de VOF. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was en veroordeelde de VOF tot doorbetaling van het loon met een wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente.

In hoger beroep heeft de VOF betoogd dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig was en heeft zij voorwaardelijk om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kantonrechter terecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet terecht was gegeven. Het hof heeft vastgesteld dat de redenen voor het ontslag, zoals te laat komen en agressief gedrag, niet voldoende onderbouwd waren en niet als dringende redenen konden worden aangemerkt. Het hof heeft de wettelijke verhoging gematigd tot nihil, maar de VOF blijft wel verplicht om de wettelijke rente te betalen.

De VOF is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter dragen. Het hoger beroep slaagde alleen op het punt van de wettelijke verhoging, waardoor de VOF grotendeels in het ongelijk is gesteld en veroordeeld wordt in de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.322.961
zaaknummer rechtbank Gelderland 10077264
beschikking van 12 juni 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[appellant] Boot- en Polyesterservice
die is gevestigd in [vestigingsplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter, als verweerster, niet is verschenen
hierna de VOF te noemen
vertegenwoordigd door mr. M.W.G. Koopmans
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kantonrechter optrad als verzoeker
hierna [geïntimeerde] te noemen
vertegenwoordigd door mr. R.A.D. Koppelaar

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
De VOF heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 22 november 2022 tussen partijen heeft uitgesproken [1] .
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift, op de griffie binnengekomen op 17 februari 2023
  • het verweerschrift
  • het verslag (proces-verbaal) van de op 12 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerde] is bij de VOF in dienst geweest als schilder/spuiter op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De VOF heeft [geïntimeerde] op staande voet ontslagen. [geïntimeerde] is het daarmee niet eens en heeft de kantonrechter verzocht het ontslag te vernietigen.
2.2
De kantonrechter heeft dat verzoek toegewezen en de VOF veroordeeld het loon met emolumenten door te betalen tot het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente.
2.3
Het doel van het hoger beroep van de VOF is dat het hof het ontslag op staande voet rechtsgeldig oordeelt. De VOF verzoekt voorwaardelijk om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing van het hof
3.1
Het hof oordeelt dat de kantonrechter het verzoek van [geïntimeerde] terecht heeft toegewezen: het ontslag op staande voet is ook volgens het hof niet terecht gegeven. Het hof matigt de wettelijke verhoging tot nihil. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.
de achtergrond van de zaak
3.2
De VOF is een onderneming die service biedt op het gebied van boten. Vennoten zijn de heer [appellant] (hierna: [appellant] ) en mevrouw [de echtgenote] (hierna: [de echtgenote] ). [geïntimeerde] treedt op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van één jaar op 13 december 2021 (als enige werknemer) in dienst bij de VOF. Op 17 augustus 2022 ontstaat aan het einde van de werkdag een discussie tussen [appellant] en [geïntimeerde] . [geïntimeerde] wil na werktijd doorwerken (en overuren maken), maar [appellant] vindt dat niet goed. [de echtgenote] hoort deze discussie en spreekt [geïntimeerde] aan. Hierop ontstaat een scheldpartij over en weer. [de echtgenote] ontslaat [geïntimeerde] in die woordenwisseling op staande voet en sommeert hem om de sleutels in te leveren. [geïntimeerde] gooit de sleutels naar haar toe en verlaat het bedrijf. [appellant] was intussen op de fiets weggereden. [geïntimeerde] rijdt hem met de auto achterop en er vindt een kort gesprek plaats.
3.3
De volgende ochtend, 18 augustus 2022, verschijnt [geïntimeerde] om half negen op het bedrijf en gaat hij aan het werk. Tijdens een pauze (partijen verschillen van mening op welk moment dat was) spreken [geïntimeerde] en [appellant] met elkaar. [geïntimeerde] vraagt of [appellant] liever wil dat hij weggaat. [appellant] zegt daarop dat hij dat zelf moet kiezen en dat het contract toch niet wordt verlengd. [geïntimeerde] bevestigt dat hij dat weet en dat het hem niet uitmaakt. Rond half één komt [de echtgenote] op het bedrijf. Zij stuurt [geïntimeerde] weg, omdat hij de dag daarvoor was ontslagen. [geïntimeerde] klimt op een van de boten (volgens hem om daar spullen van hemzelf weg te halen). [de echtgenote] wordt daar boos om en haalt de ladder van de boot weg. [geïntimeerde] springt naar beneden. Er wordt opnieuw gescholden, waarbij [geïntimeerde] [de echtgenote] “
kutwijf” en “
hoer” noemt (althans soortgelijke bewoordingen gebruikt). Vervolgens komt het tot fysiek geweld.
het ontslag op staande voet van 17 augustus 2022 is niet herroepen
3.4
Partijen verschillen allereerst van mening of het ontslag op staande voet, dat op 17 augustus 2022 mondeling is gegeven, op 18 augustus 2022 is herroepen, zoals de kantonrechter heeft geoordeeld. Het hof denkt daar anders over. [geïntimeerde] heeft het gesprek van 17 augustus 2022 tussen hem en [appellant] op de terugweg en de gesprekken/confrontaties van 18 augustus 2022 opgenomen. Transcripties daarvan zijn overgelegd en de inhoud van die transcripties is niet weersproken door de VOF, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Hieruit blijkt dat [appellant] na het ontslag op 17 augustus 2022 (tot tweemaal toe) tegen [geïntimeerde] zegt dat [geïntimeerde] had aangegeven dat hij ergens anders ging werken. [geïntimeerde] reageert dat dat niet zo is en dat hij is ontslagen door [de echtgenote] . Uit de reactie van [appellant] daarop: “
Zij heeft jou niet ontslagen” mocht [geïntimeerde] redelijkerwijs niet begrijpen dat het ontslag herroepen was. Het ontslag was vlak daarvoor gegeven door [de echtgenote] en zij en [appellant] hadden daarna nog geen overleg gevoerd, zo was [geïntimeerde] bekend. Daarbij komt dat uitlatingen van [appellant] waren gericht op het “
ergens anders werken”. Het hof concludeert dat van een herroeping van het ontslag op 17 augustus geen sprake is.
3.5
Vaststaat wel dat [geïntimeerde] op 18 augustus 2022 in de ochtend gewoon aan het werk is gegaan. [appellant] was er ook en heeft hem daarvan (in elk geval tot de pauze) niet weerhouden. Dat is op zichzelf onvoldoende voor een herroeping van het ontslag op staande voet. Tijdens de pauze hebben [geïntimeerde] en [appellant] een kort gesprek gevoerd. Uit de uitlatingen van [appellant] in dat gesprek valt naar het oordeel van het hof evenmin af te leiden dat [appellant] het ontslag herriep of dat [geïntimeerde] die redelijkerwijs zo mocht opvatten. Uit het enkele feit dat [appellant] op de vraag van [geïntimeerde] of hij liever wilde dat hij wegging heeft gezegd dat [geïntimeerde] dat zelf moest weten, volgt dat niet.
3.6
Het ontslag op staande voet van 17 augustus 2022 is dus naar het oordeel van het hof niet herroepen door de VOF.
ontslag op staande voet van 17 augustus 2022 niet terecht
3.7
Dat betekent dat het hof moet beoordelen of dat ontslag terecht is gegeven. Ontslag op staande voet is een ingrijpend middel om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Er moet sprake zijn van een dringende reden, bestaande uit gedragingen van [geïntimeerde] die zo ernstig zijn dat van de VOF in redelijkheid niet gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW). Om het ontslag op staande voet geldig te laten zijn, moet het ontslag onverwijld zijn gegeven en moet de dringende reden ervoor onverwijld worden meegedeeld. In dit geval zijn partijen het er alleen over oneens of er een dringende reden was, zodat het hof zijn oordeel daartoe beperkt.
3.8
Allereerst moet worden vastgesteld wat de dringende reden voor het ontslag van 17 augustus 2022 was. Het gaat er dan om welke gedragingen van [geïntimeerde] door de VOF aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd. Het ontslag is mondeling gegeven tijdens een woordenwisseling. [geïntimeerde] zelf heeft daaruit afgeleid dat het ontslag is gegeven om drie redenen: dat hij elke dag te laat kwam, een grote mond had en agressief gedrag vertoonde. Die redenen staan ook genoemd in een door de VOF overgelegde ontslagbrief van 18 augustus 2022 (het te laat komen wordt daarin aangeduid als “
dagelijks”). Daarnaast staan daar nog andere redenen in, zoals het zonder toestemming met vakantie gaan en zelf-leidend gedrag. [geïntimeerde] betwist dat hij die brief heeft ontvangen. Het hof laat dat in het midden, omdat het alleen kijkt naar het ontslag van 17 augustus 2022 en de VOF niet stelt dat zij die andere redenen toen ook aan [geïntimeerde] heeft meegedeeld.
3.9
Het gaat er dus om of de op 17 augustus 2022 opgegeven redenen (dagelijks te laat komen, een grote mond en agressief gedrag) het ontslag op staande voet rechtvaardigen. Het hof oordeelt dat dat niet het geval is, omdat de redenen niet voldoende zijn onderbouwd en niet vaststaan. Voor zover de redenen wel vaststaan zijn deze niet zodanig ernstig, ook niet als deze in onderlinge samenhang worden bezien, dat die als een dringende reden worden aangemerkt. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
3.1
Uit wat partijen hebben aangevoerd blijkt dat zich problemen voordeden in de arbeidsrelatie en dat [geïntimeerde] zich niet makkelijk liet aansturen. [geïntimeerde] erkent ook wel dat hij meer dan eens te laat kwam. Het hof vindt het aannemelijk dat dat regelmatig was, omdat dat blijkt uit de Whatsapp-berichtenwisseling tussen [de echtgenote] en de vriendin van [geïntimeerde] . Maar de VOF onderbouwt onvoldoende dat er sprake is van structureel te laat komen, laat staan dagelijks. Daarnaast onderbouwt de VOF ook niet waaruit het gestelde agressief gedrag van [geïntimeerde] bestaat, anders dan het tegen een stofzuiger schoppen op 17 augustus 2022. De grote mond bestond volgens de VOF uit het veelvuldig uitschelden van de twee vennoten met woorden als “
lui varken” en “
kankerhoer”. [geïntimeerde] ontkent die verwijten.
3.11
De gedragingen van 17 augustus 2022 die volgens de VOF aanleiding gaven tot het ontslag op staande voet waren, ook als deze zouden vaststaan, naar het oordeel van het hof niet van dermate ernst dat die dat ontslag op zichzelf, zonder voorafgaande waarschuwing, rechtvaardigen. De VOF heeft niet voldoende concreet gesteld dat en hoe zij [geïntimeerde] gedurende de arbeidsovereenkomst op zijn gedrag heeft aangesproken en/of gewaarschuwd. Zij verwijst in dat verband naar Whatsapp-berichten. Maar die zijn gestuurd naar de vriendin van [geïntimeerde] en niet aan [geïntimeerde] zelf. Bovendien staan daarin geen (waarschuwingen over) agressief gedrag of een grote mond. Het enige Whatsapp-bericht dat aan [geïntimeerde] is gericht gaat over het opnemen van vakantie, maar dat ligt niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag (zie hiervoor). Het lijkt er veeleer op dat de VOF [geïntimeerde] zijn gang heeft laten gaan, dat de maat op een gegeven moment vol was en dat zij hem toen op staande voet heeft ontslagen. Dat klopt ook met wat [de echtgenote] op de zitting heeft gezegd: dat zij heel lang geduldig is maar dat het dan ineens klaar is. Als werkgever had de VOF echter anders moeten handelen: zij had [geïntimeerde] in een eerder stadium duidelijk moeten maken dat zijn gedrag niet werd getolereerd en hem eerst moeten waarschuwen voordat zij voor het ingrijpende middel van ontslag op staande voet overging. Dat het gedrag van [geïntimeerde] voor de VOF niet zo ernstig was dat dat de arbeidsovereenkomst onmiddellijk moest eindigen blijkt ook uit het feit dat zij [geïntimeerde] de volgende dag nog op het werk heeft toegelaten.
3.12
Het hof oordeelt dus dat het ontslag niet rechtsgeldig is. Dat betekent dat het hoger beroep in zoverre niet slaagt.
de wettelijke verhoging
3.13
De VOF voert (als ‘onzelfstandige grief’) aan dat de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de proceskosten ten onrechte zijn toegewezen. Het hof is het met de VOF eens op het punt van de wettelijke verhoging. Het hof vindt namelijk dat er aanleiding is om in dit geval de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Hiervoor is geoordeeld dat de VOF niet goed heeft gehandeld door [geïntimeerde] zonder duidelijke waarschuwingen te ontslaan, maar dat neemt niet weg dat ook [geïntimeerde] zelf een kwalijke rol heeft gespeeld. Hij kwam regelmatig te laat en dat zorgde voor onvrede bij de vof en de nodige frictie, zo blijkt uit het Whatsapp-bericht aan zijn vriendin. Daarnaast gaat het om een kort dienstverband met een kleine, niet kapitaalkrachtige werkgever ( [geïntimeerde] was de enige werknemer). De VOF moet wel gewoon de wettelijke rente betalen. Rekening houdend met al deze factoren geven de omvang van de loonvordering en cumulatie met de wettelijke rente het hof aanleiding tot matiging tot nihil.
voorwaardelijk ontbindingsverzoek
3.14
De VOF heeft voorwaardelijk, voor het geval het hof het ontslag op staande voet in stand zou laten, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De VOF is in dat verzoek niet-ontvankelijk, omdat zij voor het eerst in hoger beroep een tegenverzoek heeft gedaan. Dat is in strijd met de wet (artikel 362 Rv). Overigens is de arbeidsovereenkomst al geëindigd vanwege het verstrijken van de duur waarvoor deze is aangegaan en de overeenkomst is niet voortgezet.
proceskosten procedure de kantonrechter
3.15
Omdat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, is de VOF de in het ongelijk gestelde partij en moet zij de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter dragen, net zoals de kantonrechter heeft geoordeeld.
conclusie
3.16
Het hoger beroep slaagt alleen op het punt van de wettelijke verhoging. Dat betekent dat de VOF grotendeels in het ongelijk is gesteld en wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 november 2022 voor zover de VOF is veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het toegekende salaris;
4.2
matigt de wettelijke verhoging tot nihil;
4.3
verwerpt het hoger beroep voor het overige;
4.4
veroordeelt de VOF tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 343,- aan griffierecht
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief II);
4.5
wijst af wat anders of meer is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, M.E.L. Fikkers en R. Verkijk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2023.