In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) ongegrond heeft verklaard. De aanslagen zijn opgelegd voor het jaar 2018, waarbij de Inspecteur een belastbaar inkomen van € 17.000 heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft geen aangifte gedaan, ondanks meerdere uitnodigingen en aanmaningen van de Inspecteur. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur op goede gronden de aanslagen heeft kunnen baseren op een redelijke schatting, gezien het ontbreken van aangifte en de beschikbare informatie over de financiële situatie van belanghebbende.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de uitnodiging tot het doen van aangifte terecht was. De Inspecteur heeft de aanslagen op basis van vermoedens en aannames kunnen vaststellen, en belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de schatting te hoog was. De opgelegde verzuimboete van € 385 wordt eveneens gehandhaafd, omdat belanghebbende niet alle in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om aan zijn aangifteverplichting te voldoen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de beslissing van de rechtbank blijft in stand.